Vanaf
de jaren vijftig van de vorige eeuw is er in de Engelstalige wereld sprake van
een hernieuwde oriëntatie op de puriteinen in de overtuiging dat hun
geschriften actuele betekenis hebben. Tal van werken van puriteinse schrijvers
zijn herdrukt waaronder meerdere herdrukken van edities van hun complete
werken uit de negentiende eeuw. Niet in de laatste plaats moeten hierbij de
uitgeverijen The Banner of Truth en Soli Deo Gloria (een aantal jaren geleden
overgenomen door Reformation Heritage Books) worden genoemd.
Deze
hernieuwde belangstelling heeft ook de wetenschappelijke studie van het
puritanisme krachtig bevorderd, al is het bepaald niet zo dat iedere
wetenschapper in dit vakgebied de overtuiging deelt dat de puriteinen relevant
zijn voor onze eigen situatie. Twee wetenschappers van wie dit zonder meer
wel geldt,
zijn Joel R. Beeke en Mark Jones. Joel
R. Beeke heeft meerdere boeken en tal van artikelen over het puritanisme en de
puriteinen op zijn naam staan. Mark Jones promoveerde op een studie over de
christologie van de puritein Thomas Goodwin.
Bij
uitgeverij Reformation Heritage Books verscheen een co-productie van beiden die
feitelijk gezien moet worden als een dog-matiek gebaseerd op de geschriften van
de puriteinen. De onder-titel “Doctrine for Life” maakt duidelijk dat voor
puriteinen leer-stellige kennis geen doel op zich was, maar ten dienste stond
van en gericht was op de praktijk van de godzaligheid.
A Puritan Theology: Doctrine for Life is een goudmijn. In
zestig hoofdstukken worden de inzichten van de puriteinen op alle ter-reinen
die in een dogmatiek aan de orde plegen te komen, weer-gegeven. De laatste
hoofdstukken zijn geordend onder de titel “Theology in Practice”. Voor de
puriteinen – en trouwens ook voor de mannen van de Nadere Reformatie – vormde
de ethiek in de zin van de praktijk van de godzaligheid een onlosmakelijk
bestanddeel van de dogmatiek.
Beeke
en Jones zijn niet alleen zeer goed thuis in de puriteinen zelf, maar zij
hebben daarnaast ook vruchtbaar gebruikt van de secundaire literatuur die de
laatste tientallen jaren over de puri-teinen zijn verschenen. Bij sommige
thema’s geven zij de inzichten van slechts één puriteinse theoloog weer,
terwijl in andere hoofd-stukken meerdere puriteinen aan het woord komen. In het
hoofdstuk over Owen en zijn zienswijze op gemeenschap met de Drie-enige God
wordt terecht gesteld dat men niet in het algemeen kan beweren dat de Kerk van het Westen meer
nadruk legt op de eenheid van God en die van het Oosten meer op de drie
afzonder-lijke personen in de Drie-eenheid.
In
de inleiding wordt een korte plaatsbepaling van het puritanisme gegeven. Het
puritanisme wordt gedefinieerd als een beweging die een verdere hervorming van
de Kerk van Engeland voorstond. Beeke en Jones zien evenals anderen twee
mogelijke eindpunten van deze beweging: óf 1662, het jaar dat 2000 predikanten
de Kerk van Engeland verlaten, óf 1689, het jaar van de afkondiging van de
Toleration Act door William en Mary. Terecht wordt aangegeven dat zo’n eindpunt
iets betrekkelijks heeft, want de puriteinse theo-logie en godsvrucht leefde
voort onder hen die de Kerk van Engeland hadden verlaten.
Iets nadrukkelijker dan de
auteurs in hun inleiding doen, zou ik aan willen geven dat het puritanisme twee
focussen had, namelijk ver-sobering van de Kerk van Engeland in liturgie en
vernieuwing of verandering in kerkregering en daarnaast een beleefde
godzalig-heid die alle terreinen van het leven doortrok. Uitgaande van de
laatste vorm van puritanisme kunnen we een aantal theologen die niet alleen met
een episcopale vorm van kerkregering konden leven, maar ook aan een gematigde
vorm ervan de voorkeur gaven, tot het puritanisme worden gerekend.
Te denken valt aan Lewis Bayly, James Ussher, de aartsbisschop van Argmah, en Edward Reynolds, die in 1662 de Kerk van Engeland niet verliet en die zijn loopbaan eindigde als bisschop van Norwich. Een gemis is dat in het hoofdstuk gewijd aan de kerk-regering deze mannen niet aan het woord komen.
Te denken valt aan Lewis Bayly, James Ussher, de aartsbisschop van Argmah, en Edward Reynolds, die in 1662 de Kerk van Engeland niet verliet en die zijn loopbaan eindigde als bisschop van Norwich. Een gemis is dat in het hoofdstuk gewijd aan de kerk-regering deze mannen niet aan het woord komen.
Wel
brengen Beeke en Jones in meerdere hoofdstukken de grote betekenis van William
Perkins naar voren. Hij moet als de vader van het puritanisme worden gezien dat
de nadruk legde op de bevordering van een doorleefde praktijk van godzaligheid
waarbij hij kon aansluiten bij accenten die al gelegd waren door mannen als
Richard Greenham en Henry Smith.
Er
wordt op gewezen dat van geen puriteinse auteur zowel binnen Groot-Brittannië
als daarbuiten in de zeventiende zoveel werken zijn verspreid als van Perkins.
Hij was ook de eerste gereformeerde theoloog wiens werken een bredere
verspreiding kregen dan die van Calvijn. De auteurs laten zien dat de
verdienste van Perkins vooral daarin bestond dat hij voorzag in de grote
behoefte aan expliciet stichtelijke of devotionele werken waarvan er dan toe
van protestantse zijde nauwelijks waren; iets waarbij in ons land dr. W.J. op ’t
Hof de vinger heeft gelegd.
Tussen
de puriteinen was variatie. Een man als John Goodwin wordt, alhoewel hij in
zijn visie op de verkiezing arminiaans was, vanwege zijn nadruk op de praktijk
van de godzaligheid tot het puritanisme gerekend. Baxter, die één van de meest
gelezen schrijvers was uit de latere fase van het puritanisme, dacht anders
over de rechtvaardiging dan de hoofdstroom van de gereformeerde theologie.
Hij en Owen hebben daarover uitvoerig gepolemiseerd.
Terecht
onderstrepen Beek en Jones dat de overgrote meerder-heid van de puriteinen in
theologisch opzicht als vertegenwoor-digers van de gereformeerde orthodoxie
kunnen worden gezien. Daarbinnen werden verschillende accenten gelegd. Daarbij
zou ikzelf expliciet willen opmerken dat die niet altijd puur theologisch
kunnen worden geduid, maar ook te maken hadden met verschil in
karakterstructuur. Zo was Stephen Charnock sterk analytisch, terwijl bij Thomas
Goodwin het emotionele aspect veel meer naar voren komt.
Bij
verschil in theologische accenten kunnen we denken aan kwes-ties als supra- of
infralapsarisme. De meeste puriteinen waren infralapsarisch. Perkins
daarentegen was een supralapsariër, even-als de nauw aan de puriteinen
verwante Schotse theoloog Samuel Rutherford. Beek en Jones brengen naar voren
dat Perkins – hetzelfde geldt ook voor Rutherford – zijn supralapsarisme
com-bineerde met een indringend appèl op onbekeerden.
Terwijl
de meeste puriteinen de verzegeling met de Heilige Geest chronologisch
scheidden van de wedergeboorte, bracht Owen naar voren dat een dergelijke
scheiding exegetisch niet houdbaar was. De meest significante verschillen waren
er op het terrein van de kerkregering. Deze verschillen kwamen aan het licht
in de jaren veertig en vijftig van de zeventiende eeuw. Tegenover een presbyteriaansgezinde
meerderheid stond een significante congre-gationalistische minderheid.
Zelf
werd ik zeer geboeid en getroffen door de hoofdstukken over de prediking bij de
puriteinen. Dan denk ik niet zozeer aan hun preekmethode met een driedeling in
uitleg, daaruit afgeleide leer-stelling en toepassingen. Het lijkt mij niet
verstandig die zomaar te kopiëren en eerlijk gezegd heb ik daarvan ook nog
nooit een voor-beeld gezien. Bezwaar is dat op die manier de tekst zelf soms wat
ondersneeuwt.
Ik
denk wel aan de inhoud van hun prediking met de vele verwij-zingen naar de
Schrift en de grote nadruk op toepassingen voor verschillende hoorders. Vooral
is de gloedvolle wijze waarop Christus voor de hoorders wordt uitgeschilderd en
aan de hoorders wordt voorgesteld met een appèl op onbekeerden en woorden van
troost en bemoediging voor bekeerden, voorbeeldig.
Ik
wijs dan in het bijzonder op het hoofdstuk over Bunyan en de prediking tot het
hart. Ik noem ook het hoofdstuk over Flavel en het komen tot Christus. Zowel zij
die zich voor het eerst willen oriën-teren op de puriteinen (iets waar ik
degenen die dat nog niet deden, alleen maar toe wil aansporen) als zij die al
met de puriteinen vertrouwd zijn, zullen van het aanschaffen A Puritan
Theology: Doctrine for Life geen spijt krijgen.
Joel R. Beeke en Mark Jones,
A Puritan Theology: Doctrine for Life, Grand Rapids, Michigan: Reformation
Heritage Books, 2012; 1060 pp.; ISBN 978-1-60178-166-6; $ 45,00, € 50,99.