woensdag 17 februari 2016

Luther over het vertellen van verhalen in een preek

Wie effectief informatie wil overdragen, moet gebruik maken van voorbeelden. Dat kan ie­dere communicatiedeskundige bevesti-gen. In een preek wil een predikant meer doen dan in­for­matie overdragen maar niet minder. 
De boodschap van Gods Woord wordt vanuit een be­paalde tekst of passage ontvouwd, opdat hoorders hun vaste vertrouwen op Jezus Christus al als de volkomen Zaligmaker leren stellen en God in hun leven gaan verheerlijken.
De ene pre­di­­kant gebruikt meer voorbeelden dan de ander. De een doet het ook makkelijker dan de an­der. Als echter gesteld wordt dat het gebruiken van voorbeelden op zich verkeerd is, meen ik dat dit een totaal onjuiste zienswijze is. Onze Heere Zelf heeft een groot deel van Zijn onder­wijs in de vorm van gelij-kenissen gegeven. Dat wil zeggen: Hij gebruikte voorbeelden uit het da­­­gelijkse leven.
Nu werden meerderen van Zijn hoorders wel door de vorm en de eenvoud van het onderwijs van de Heere Jezus getroffen zonder dat zij het echt ter harte namen. Dat be­­­tekent echter niet dat daar-om onderwijs vanuit Gods Woord niet eenvoudig en begrijpelijk moet zijn.
Juist als een prediker in zijn preken de diepe inhoud van Gods Woord eenvoudig en begrij­pe­lijk wil vertolken, dient hij zijn preken grondig voor te bereiden en te doordenken. Wanneer een predi-king niet alleen be­studeerd is, maar ook communicatief krachtig, zal het grootste deel van de voorbereiding en door­denking overigens niet zichtbaar zijn voor de hoor­ders.
Voor­­­al eenvoudige hoorders zullen de omvang van de voorbe-reiding nauwelijks in de ga­ten hebben. Het is net als met een ijsberg waarvan hooguit zo’n tien procent zichtbaar is. Hoor­ders die zelf meer zicht hebben op de zaken, plegen zich dat wel te realiseren. Ook voor hen zal de eenvoud van de vertolking geen minpunt maar een pluspunt zijn. 
Het gebruik van voor­beelden draagt bij aan de eenvoud van de prediking. Daarbij is het wel waar dat voor­beel­den en verhalen geen doel in zich mo­gen zijn. Zo moeten functioneel zijn. Het gegeven onder­wijs moet door middel van een ver­haal of voor-beeld geïllustreerd worden.
Meer dan Calvijn gebruikte Luther in zijn preken voorbeelden en verhalen. Luther hanteerde niet altijd dezelfde preekstijl. Soms volgt hij de tekst op de voet en geeft hij een nauwkeurige uitleg. Veel vaker is er sprake van wat wij een catechetische benadering zouden kunnen noe­men. Luther geeft dan aan welke waarheden er in een tekst te vinden zijn en komt met toe­pas­sin­gen voor zijn hoorders.
Als het gaat om de voorbeelden die hij gebruikt in preken, heeft Luther een bijzonder voorliefde voor de geschiedenissen die in de Bijbel zelf te vinden zij. Bij hun historische betrouwbaarheid plaatst hij geen enkel vraagteken. De historische on­be­trouw­baarheid van het boek Judith is voor Luther een duidelijke aanwijzing dat het niet in de canon thuishoort. 
Als het gaat om de bijbelse geschiedenissen die Luther als voor-beelden in zijn pre­ken ge­bruikt, springen het boek Genesis en de evangeliën eruit. Als Luther de Psalmen uitlegt doet hij dat in nauwe samenhang met wat wij in de boeken van Samuël over het leven van David lezen.
Het feit dat de Bijbel voor een niet onbelangrijk deel uit geschie-denissen bestaat, maakt voor Luther dui­de­lijk dat God werkelijk in de geschiedenis handelt en in het leven van mensen aan­wezig is. Terwijl de satan in de geschiedenis aanwezig is als de macht die zich tegen God ver­zet, bouwt God tot aan de jongste dag Zijn kerk op het fundament van het kruis van Christus. 
Het gaat er Luther om dat mensen tegen de duivel, de wereld en de zonde leren strijden en op Gods waarheid betrokken raken. Op de achtergrond staat daarbij nadrukkelijk de jongste dag en het laatste oordeel.
In Nederland is er vóór de Tweede Wereldoorlog in de Gerefor-meerde Kerken een polemiek geweest of geschiedenissen heils-historische of exemplarisch moeten wor­den bepreekt. Wie daar­in een onoverbrugbare tegenstelling ziet, doet aan de wijze waarop in de Bijbel geschie­de­nissen functioneren geen recht. De bijbelse geschiedenissen staat in het grote kader van schep­­ping, zondeval, verlossing en voleinding.
Echter de bijbelheiligen zijn ons ook tot voor­beel­den in hun ge-loofstrouw. Denk maar aan Hebreeën 11. Zij maken ons duidelijk dat ook ge­­lovigen falen. Daarin worden zij ons tot waarschuwing voorgehouden. Het kan ons ook troosten en wel in die zin dat een gebrekkig geloof toch een waarachtig geloof is.
In Amerika zien wij nog al eens dat presbyteriaanse en gere-formeerde christenen in hun ijver de histo­ri­sche betrouwbaarheid van de Schrift te verdedigen en in verzet tegen een plat mora-listisch ge­bruik van bijbelse geschiedenissen, niet tot nauwelijks recht doen aan de modelfunctie ervan.
Het gevolg is dat preken het karakter krijgen van exegetische lezingen en geen recht wordt ge­daan aan de praktische en vooral ook de bevindelijke aspecten van bijbelse geschie­de­nis­sen. Juist waar deze houding wordt gevonden, is kennisname met de preken van Luther heil­zaam. Luther gaat met de vragen en worstelingen van de bijbelse geschiedenissen naar zijn hoorders. Hij vraagt of zij die worstelingen herkennen en troost hen met de troost die uit de ge­schie­de­nissen naar voren komt. 
God is nog altijd Degene Die echt leeft en handelt en daarom reële troost aan Zijn kinderen schenkt. Omgekeerd kan Luther met de vragen en zorgen van zijn hoor­ders naar de bijbelse geschiedenissen gaan en de vraag stellen hoe de bijbelheiligen met soortgelijke zorgen zijn omgegaan.
Bij Luther is niet allereerst de afstand in de tijd tussen zijn hoorders en de Bijbelheiligen van belang maar het gegeven dat zij net als wij op reis waren naar de rechterstoel van Christus. Ieder mens in welke tijd levend heeft ten diepste het zelfde nodig, namelijk ter leren staan in de vrijheid van de kinderen van God zonder die vrij­heid te mis­bruiken. 
Telkens weer worden we in de preken van Luther geconfronteerd met het onder­scheid tussen wet en evangelie, tussen de toege-rekende en de innerlijke gerechtigheid en tus­sen de twee regi-menten of rijken die toch maar één Heere hebben.
Luther wist dat er onder zijn gehoor tal van mensen zaten die ten diepste niet begerig waren naar Gods genade. Hen wilde hij wakker schudden. Troost is er voor treurigen. Dat zijn de­ge­nen die weten dat zij met hun beste werken niet voor God kunnen bestaan. Voor hen is de troost van het evangelie nu juist bedoeld.
Een ware christen zal zich telkens weer en steeds die­per her-kennen in Jacob en diens worsteling met God aan de beek Jabbok. Onverdiend mag hij Gods vriendelijk aan­ge­zicht in Christus zien. Bij diens worsteling aan het kruis vallen onze worstelingen in het niet.
In het kruis van Christus vinden we troost. In de schaduw van dat kruis mag een christen met alle zorgen, moeiten en aan-vechtingen toch vrolijk op reis gaan en zijn reis vervolgen naar het nieuwe Jeruzalem.

N.a.v. Robert Kolb, Luther and the Stories of God: Biblical Narratives as a Foundation for Christian Living, Baker Academic, Grand Rapids, Michigan 2012; ISBN 978-0-8010-3891-4; pb. 188 pp.; prijs $21,99.