Het Evangelie is de boodschap dat God om Christus’
wil zondaren redt van de toekomende toorn. Daarom kan het Evangelie alleen
waarde krijgen, als wij leren verstaan en beamen dat wij de toorn van God
dubbel en dwars hebben verdiend. Een geloof zonder overtuiging en kennis van
schuld heeft geen betekenis.
Het omgekeerde is ook waar: overtuiging van schuld en kennis van zonde zonder geloof heeft geen waarde. Het gevoelen van het gemis is nog iets anders dan het bezit. Daar gaat het toch om dat wij door genade naar ziel en lichaam het eigendom van Christus worden.
Het omgekeerde is ook waar: overtuiging van schuld en kennis van zonde zonder geloof heeft geen waarde. Het gevoelen van het gemis is nog iets anders dan het bezit. Daar gaat het toch om dat wij door genade naar ziel en lichaam het eigendom van Christus worden.
De enige grond van zaligheid is dat Hij aan het
recht van God heeft voldaan en onder Gods recht is verbrijzeld. Soms wordt wel
de in-druk gewekt dat een mens zelf om zalig te worden onder Gods recht moet
zijn verbrijzeld. Hij zou God liever moeten krijgen dan eigen zaligheid.
Je kunt hopen dat ermee wordt bedoeld dat een mens met lege handen tot Christus moet vluchten. Dan nog blijft staan dat het onbijbels is het zo uit te drukken en ik ben wel eens bang dat mensen die deze en dergelijke uitdrukkingen gebruiken, nog maar heel weinig van Christus verstaan of wellicht Hem in het geheel nog niet kennen.
Je kunt hopen dat ermee wordt bedoeld dat een mens met lege handen tot Christus moet vluchten. Dan nog blijft staan dat het onbijbels is het zo uit te drukken en ik ben wel eens bang dat mensen die deze en dergelijke uitdrukkingen gebruiken, nog maar heel weinig van Christus verstaan of wellicht Hem in het geheel nog niet kennen.
Immers als wij onder Gods recht zouden moeten doorgaan,
betekent dit dat wij nog een bijdrage aan de zaligheid moeten leveren en het
werk van Christus niet voldoende is. Dat is het wel. Ook hier geldt dat als wij
er zelf een nagelschrap bij zouden moeten doen, het voor eeuwig verloren zou
zijn. Het is alleen genade en alleen door Christus.
Daarom wordt een zondaar genodigd om zonder
oponthoud met lege handen tot Christus te gaan om te leren belijden: ‘Hij is
voor mij in Gods gericht verbrijzeld. Anders was ik de eeuwige dood gestorven.’
Het grote wonder is dat God geen mensen met Zichzelf verzoent die Hem boven
alles liefhebben, maar vijanden.
Het grote wonder is dat wij de dood en de rampzaligheid in moes-ten, maar Christus op Golgotha als het ware de hel inging om juist zo de prikkel uit de dood weg te nemen voor al de Zijnen. Immers Hij is gestorven, maar ook opgewekt. Wie met God verzoend is, krijgt Hem wel boven alles lief. Dan gaat het ons niet om de zalig-heid als zodanig, maar om de nabijheid van God.
Het grote wonder is dat wij de dood en de rampzaligheid in moes-ten, maar Christus op Golgotha als het ware de hel inging om juist zo de prikkel uit de dood weg te nemen voor al de Zijnen. Immers Hij is gestorven, maar ook opgewekt. Wie met God verzoend is, krijgt Hem wel boven alles lief. Dan gaat het ons niet om de zalig-heid als zodanig, maar om de nabijheid van God.
Dit is de taal van Gods kerk. Dit is de taal die de
Heilige Geest mensen leert. Uitvoeriger dan ik in deze bijdrage kan doen, heb
ik hierover geschreven in een brochure met de titel Recht
en genade, (uitgave drukkerij AMV, Lunteren 2016; ISBN 978-90-825061-2-9; prijs €4,--). Deze
uitgave is in de boekhandel verkrijgbaar.
Ik wijs er in die brochure ook op dat de woorden
uit een gedicht van de oudvader Witsius vaak uit hun verband worden geciteerd. Helaas
geven dan ook predikanten hierin nog al eens blijk van on-kunde, waarvan je moet
vrezen dat het ook geestelijke onkunde is. Dan geldt dat er niet alleen meer
ter linkerzijde, maar ook ter rechterzijde nog al te veel christendom is
waarbij de indruk wordt gewekt dat wij Christus moeten helpen.
In het ene geval geeft een predikant alleen de
indruk dat een hogere eigen bijdrage wordt verwacht dan in het andere geval.
In het ene geval is de bijdrage een stuk activiteit, in het andere geval een
eigenwillige geestelijke ervaring. In beide gevallen wordt niet verstaan dat
aan Gods recht moet worden voldaan en dat een mens dat niet kan, zelfs niet als
hij bereid zou zijn voor eeuwige verloren.
Immers een mens die dat zegt, laat daarmee niet
zien dat hij veel maar juist nog heel weinig van Gods recht en heiligheid
verstaat en in ieder geval nog niet is op de plaats waar hij moet wezen,
name-lijk aan de voeten van enige Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.
Zalig zijn we als we gaan verstaan dat Christus gedaan tot Christus aan Gods recht heeft voldaan en wij tot de Zaligmaker Die ons wordt aangeboden om niet, leren vluchten. Dat is wat de Heilige Geest ons leert, als Hij ons wederbaart. Dan stelt Hij ons in staat en maakt Hij ons gewillig in geloof tot Christus te vluchten en bij Hem te schuilen.
Zalig zijn we als we gaan verstaan dat Christus gedaan tot Christus aan Gods recht heeft voldaan en wij tot de Zaligmaker Die ons wordt aangeboden om niet, leren vluchten. Dat is wat de Heilige Geest ons leert, als Hij ons wederbaart. Dan stelt Hij ons in staat en maakt Hij ons gewillig in geloof tot Christus te vluchten en bij Hem te schuilen.
Het gaat om de woorden ‘Zijt
Gij met mijn doem gediend, Zoek Uw' eer. Ik heb ’t verdiend.’ Witsius maakt
namelijk vervolgens duidelijk dat wij weliswaar de eeuwige rampzaligheid hebben
verdiend, maar dat met datgene wij hier wordt beleden, de echte oplossing niet
kan zijn. Zo wordt namelijk God niet verheerlijkt en niet aan Zijn heilig recht
voldaan.
Het
is niet zo dat God op dit punt een eigen bijdrage vraagt in zin dat wij ook een
deel van Gods recht moeten voldoen door onder Gods recht door te gaan. Nee, het
is echt Christus alleen en genade alleen. Het behaagde de Heere niet ons, maar
Zijn eigen Zoon te verbrijzelen. Witsius laat degene die bidt om genade
namelijk als volgt verder bidden (het originele gezang telt nog veel meer
coupletten; 56 in totaal):
Zo
een schuldig mense echter
Spreken
mochte tot zijn Rechter,
Wenst'
ik dat dit enig woord
Eerst
nog van U werd gehoord:
Kon
ik U wel ooit betalen?
Och!
wat eer zult Gij dan halen,
Als
Gij mij gevangen ziet?
'k
Lijd wel, maar voldoe U niet.
Moet
nochtans Uw recht betaald zijn?
Maar
Heer', zou Gij dan verdwaald zijn?
Als
Gij, zonder mij te doón,
Zocht
betaling bij Uw Zoon?
Geen
gewin is in mijn bloed, en
Wil
Hij voor mijn zonden boeten,
Hij
is 't die betalen kan.
Zeg,
wat schade lijdt Gij dan?
Zeg
Hem, zoete Voorspraak, zeg Hem,
En
met reden onderricht Hem,
Dat
de reden niet en duldt
Dubb'le
straf voor ééne schuld.
God
is immers d' Opperreden.
Zo
de Borg heeft straf geleden,
Is
dan niet de schuldenaar
Zelve,
buiten straf-gevaar?
Ja,
Heer', dan zal ik U roemen
En niet slechts Rechtvaardig noemen,
Maar: tesamen straf en zoet,
Hard en zacht, gestreng en goed.
Dubbel zult Gij zijn geprezen,
Dubbel zal dan d' inkomst wezen
Van Uw grote heerlijkheid,
Daar al 't werk toch henen* leidt.
En niet slechts Rechtvaardig noemen,
Maar: tesamen straf en zoet,
Hard en zacht, gestreng en goed.
Dubbel zult Gij zijn geprezen,
Dubbel zal dan d' inkomst wezen
Van Uw grote heerlijkheid,
Daar al 't werk toch henen* leidt.
Vaste
hoop zal niet beschamen:
Gods beloft' is Ja en Amen.
En Zijn liefd' gestort in 't hart,
Zalft en zacht daar alle smart.
Och! kond' ik dat maar geloven,
'k Kwam dan alles licht te boven.
Geen verdriet mij hier verdriet
Lijd ik 't in Gods toorne niet.
Gods beloft' is Ja en Amen.
En Zijn liefd' gestort in 't hart,
Zalft en zacht daar alle smart.
Och! kond' ik dat maar geloven,
'k Kwam dan alles licht te boven.
Geen verdriet mij hier verdriet
Lijd ik 't in Gods toorne niet.
Gij
Die tot mijn ziele zeide:
Kom, mijn Bruid, mij toebereide,
Kom, mijn liefste, gij zijt Mijn',
En Ik zal de uwe zijn.
Eeuw'ge liefd' verbindt ons beiden,
Dood nog leven mag ons scheiden
'k Weet, gij hebt Mij wel bezind,
Maar Ik heb u eerst bemind.
Kom, mijn Bruid, mij toebereide,
Kom, mijn liefste, gij zijt Mijn',
En Ik zal de uwe zijn.
Eeuw'ge liefd' verbindt ons beiden,
Dood nog leven mag ons scheiden
'k Weet, gij hebt Mij wel bezind,
Maar Ik heb u eerst bemind.
Als
het gaat om de prediking van het Evangelie, dan wordt ons in de prediking
eigenlijk niet de zaligheid of de genade, maar de Zaligmaker Zelf aangeboden.
In dat aanbod liggen alle zegeningen begrepen. Een predikant kan dat aanbod
nooit te indringend brengen.
De
grote vraag is of wij deze Zaligmaker hebben omhelsd en lief gekregen. Is dat
het geval dan verwonderen wij ons erover dat Hij zo zwaar en diep voor ons
heeft willen lijden. Laten wij elkaar vragen of wij bij deze dingen hebben
leren leven en elkaar waar-schuwen als dat niet het geval is.