dinsdag 2 augustus 2016

De heiliging

Hoe kan in prediking en de opvoeding de heiliging op praktische wijze aan de orde worden stellen zonder moralistisch te worden? Bij het beantwoorden van deze vragen kan de kerk­geschiedenis ons helpen maar de Schrift is voor ons de enige norm van ons geloof. 
We beginnen bij het eerste: mensen belijden rechtvaardig voor God te zijn maar hun leven is niet vernieuwd. Rechtvaardiging en heiliging moeten wij onderscheiden. Wij kunnen niet voor God bestaan met iets in ons of iets door ons verricht. Slechts de buiten ons liggende gerechtigheid van Christus is de grond van vrij-spraak in Gods gericht.
Zijn er Schriftgedeelten die ons kunnen helpen bij de omgang met mensen die belijden door het geloof rechtvaardig te zijn zonder dat hun leven vernieuwd is? Die zijn er zonder meer. In het Nieuwe Testament is zelfs een gehele brief aan deze thematiek gewijd, namelijk de brief van Jakobus. Deze brief kan onder andere als een soort commentaar op de Bergrede worden gelezen.
Wat leert ons deze brief? Wel dat niet iedereen die zegt Heere, Heere het koninkrijk der hemelen binnengaat, maar die daar doet de wil van de Vader die in de hemel is. De belijdenis dat Jezus Heere is behoort tot de diepste kern van het christelijk geloof. Wanneer we met de mond belijden dat Jezus Heere is en met het hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt dan zullen wij zalig worden. De belijdenis van de lippen heeft alleen waarde als zij voortkomt uit het geloof van het hart.
Wie werkelijk gelooft dat God hem of haar als goddeloze heeft gerechtvaardigd, wordt ijverig in goede werken. In de goede werken blijkt de waarachtigheid van het rechtvaardigend geloof. Een geloof zonder werken is een dood lichaam. Het is een lijk dat tot ontbinding overgaat. Aan iedereen die belijdt door geloof rechtvaardig voor God te zijn, mag en moet gevraagd worden: Toon mij uw geloof uit uw werken.
Een ware gelovige heeft een gerechtigheid overvloediger dan farizeeërs en schriftgeleerden en dat niet alleen omdat hij bekleed is met de buiten hem liggende gerechtigheid van Christus, maar ook omdat hij door de Heilige Geest is vernieuwd en nog dagelijks vernieuwd wordt. Hier spreken wij van heiliging of van innerlijke gerechtigheid.
De gerechtigheid van een ware gelovige is meer dan de ge-rechtigheid van farizeeërs en schriftgeleerden en dat niet omdat hij het met de wet minder nauw neemt, maar omdat voor hem leven met God meer is dan het volbrengen van een aantal geboden en verboden. Leven met God is voor hem allereerst arm zijn van Geest, treuren over de zonden, hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, rein van hart zijn enz.
Het is niet zo dat heiliging niet met vormen heeft te maken. Het verschil tussen waarachtige heiliging en wetticisme is dat bij de waarachtige heiliging de vormen gevuld zijn door de Heilige Geest met de liefde van Christus. Paulus schreef: ‘De liefde van Christus dringt ons.’
Naast de Bergrede en de brief van Jakobus noem ik Romeinen 6 als een centraal schriftgedeelte als het gaat om het feit dat het rechtvaardigend geloof nooit zonder de vernieuwing van het leven is.
De Schrift leert ons dat wie gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zalig zal worden. De doop is een doop in de dood van Christus. Dat betekent ook dat de oude mens met Christus is gekruisigd. Een ware gelovige is niet meer in de zonde, maar in Christus. Hij is één plant met Christus geworden niet alleen in Zijn dood maar ook in Zijn opstanding.
‘Houdt het dan daarvoor,’ zo schreef Paulus, ‘dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus onze Heere.’ Dat wil zeggen weet dat niet langer de zonde, maar Christus uw Meester is. Als we van Christus zijn, als Hij ons heeft vrijgekocht, begeren we Hem te gehoorzamen. Als we God echt als Vader kennen, begeren we Zijn beeld te dragen, dan gedragen wij ons als Zijn kind.
Heel eerlijk moeten wij toch met mensen over deze dingen spreken en hen de spiegel van het Woord voorhouden. Dat Woord spreekt ons van twee wegen: de brede en de smalle. Op de brede weg lopen ook belijders van Christus. Denk aan de gelijkenis van de dwaze en de wijze bouwer en die van de wijze en de dwaze maagden.
Luther schreef in de uitleg van de brief aan de Galaten dat hoog-moedigen Christus als voorbeeld moet worden voorgehouden en de verslagenen van geest Christus als Zaligmaker. Een waarachtig verstaan van de leer van de rechtvaardiging is onbestaanbaar zonder zicht op Gods wet en Gods heiligheid. De leer van de recht-vaardiging is een troostleer voor hen die een aangevochten geweten heeft.
Er is geen waar en rechtvaardigend geloof zonder een aange-vochten geweten. Die aanvechtingen komen juist voort uit de wetenschap dat de wet ons veroordeelt. Als is de wet niet in staat ons zalig te maken en te rechtvaardigen, daarom is zij niet over-bodig. 
De wet dient om te veroordelen en zo uit te drijven tot Christus. Dat is heel kernachtig verwoord  in zowel zondag 2 als zondag 44 van de Heidelbergse Catechismus. Uit de laatste zondag blijkt dat dit ook voor een gelovige nodig blijft.
Wat is nodig om mensen tot een heilig leven te bewegen? Dan moet juist Christus en de noodzaak van geloof worden gepredikt. Maakt de boom goed en zijn vrucht goed. Er kan geen heilig leven zijn zonder verzoening met God door geloof in Christus. De wet is wel de norm om heilig te leven, maar geeft niet de kracht om het te doen. Die kracht geeft slechts de liefde van Christus uitgestort in het hart door de Heilige Geest.
De schrijver van de brief aan de Hebreeën die zijn lezers aanspoort tot volharding wijst gedurig op Jezus Die zit aan Gods rechterhand. Degenen die heilig begeren te leven, moet gewezen worden dat Christus niet minder tot heiliging dan tot recht-vaardiging is gegeven. De wortel van de heiliging is gemeenschap met God door Christus.
Ware heiliging bestaat in het dragen van het beeld van Christus. Het voornaamste stuk van dankbaarheid en heiliging is het gebed. Het gebed om meer kennis van God en van Christus en dat door de Heilige Geest.
Dan kom je vanzelf bij praktische adviezen op het gebied van heiliging. Dan sluit ik me graag nauw aan bij Watson. Onderzoek van het Woord van God. Geloof in Christus’ bloed. Vraag naar Gods Geest. Ga om met heilige personen. Beoefen het gebed. Als het gaat om de praktische heiliging kunnen we veel leren van de apostolische vermaningen.
Uit de eerste brief van Petrus weten we hoe een gelovige vrouw haar ongelovige man moet zoeken te winnen. In de brief aan de gemeente van Efeze geeft de apostel Paulus aanwijzingen voor de omgang tussen man en vrouw, ouders en kinderen, knechten en heren. 
Als het gaat om vormen en dan met betrekking tot het gezin: Laat in een gezin de bijbel worden gelezen en besproken. Laten de psalmen worden gezongen inzonderheid op de dag des Heeren. Laat kinderen worden gestimuleerd tot het lezen van de Bijbel en van goede boeken. Laat matigheid, rechtvaardigheid en godzalig-heid een gezin stempelen.
Er is geen waar geloof zonder vernieuwing van het leven. De ware heiliging draagt geen wettisch maar evangelisch karakter. Het gaat in de heiliging om het bewandelen van de smalle weg tussen zorgeloosheid en eigengerechtigheid en wetticisme.
In het leven der heiliging leren wij hoezeer wij tekort schieten. Al is een christen in Christus en niet meer in de zonde, de zonde is nog wel in de christen. Dat geeft smart en een gedurige strijd. Over die strijd spreekt Paulus in Romeinen 7. Deze strijd duurt voort tot aan onze dood. 
Heel mooi heeft Newton dat in gezang verwoord. Ik geef eerst de originele Engelse versie en dan de Nederlandse herdichting.
I asked the Lord that I might grow
In faith, and love, and every grace;
Might more of his salvation know,
And seek more earnestly his face.

’Twas he who taught me thus to pray,
And he, I trust, has answered prayer;
But it has been in such a way
As almost drove me to despair.

I hoped that in some favoured hour,
At once he’d answer my request;
And, by his love’s constraining power,
Subdue my sins, and give me rest.

Instead of this, he made me feel
The hidden evils of my heart,
And let the angry powers of hell
Assault my soul in every part.

Yea, more, with his own hand he seemed
Intent to aggravate my woe;
Crossed all the fair designs I schemed,
Blasted my gourds, and laid me low.

“Lord, why is this?” I trembling cried;
“Wilt thou pursue thy worm to death?”
“’Tis in this way,” the Lord replied,
“I answer prayer for grace and faith.

“These inward trials I employ,
From self and pride to set thee free;
And break thy schemes of earthly joy,
That thou mayst seek thy all in me.”

Ik vroeg God om meer toegewijd
te mogen leven naar Zijn wet;
ik wilde liefde, zuiverheid,
trouw, heilig vuur in het gebed.

Straks komt, dacht ik, de goede dag
dat Zijn genade triomfeert.
Dan krijgt het vlees de laatste slag
en is de oude mens bekeerd.

Maar Hij heeft nader mij onthuld
hoezeer mijn hart verdorven is;
want meer dan ooit werd ik vervuld
met zonde, twijfel, duisternis.

Het leek of God met eigen hand
mij tegenwerkte; botweg schoof
Hij mijn verlangens aan de kant.
Ik viel verstikt in ongeloof.

‘God,’ riep ik: ‘Dat U dit kunt doen.
U duwt mij van het smalle pad!’
‘Wat klaag je?’ was Zijn antwoord toen”
‘Ik geef alleen waarom je bad.’

‘Strijd is en zegen en geen straf;
ellendekennis maakt je vrij;
het breekt je zelfvertrouwen af
zodat je leven leert uit Mij.’
Newton beschouwde zijn eigen bekering als uitzonderlijk (My case has been extraodinary). Slechts zeer weinigen worden immers uit zo’n grote diepte waarin hij was wegzonken, opge-haald. Zij bij wie dit wel geschiedt, plegen zeer diepe over-tuigingen van zonden te hebben.
Newton moest echter betuigen dat hij aanvankelijk wel een zeker besef had van de ernst van zijn zonden, maar erg onkundig was ten aanzien van aangeboren zondige aard. Toename in heiliging staat nooit los van toename in zelfkennis. Zelfkennis die ons meer afhankelijk maakt van Christus. 
De hoogste vorm van volkomenheid in deze bedeling is de meest innige klacht over eigen onvolkomenheid. Vanuit de onvolkomen-heid van de praktische heiliging worden we teruggeleid naar de rechtvaardiging.