Liefde,
trouw en gebod
De
auteur bestrijdt met historische argumenten dat stabiele homoseksuele relaties
in de oudheid onbekend waren. Zo’n relatie kon zelfs met rituelen omkranst
worden. Dat er geen gelijkstelling met het huwelijk plaats vond, had
eenvoudig te maken dat huwelijk onlosmakelijk verbonden werd gezien het met
doorgeven van leven. Homoseksuele relaties ook pedoseksuele relaties waren in
de oudheid volkomen geaccepteerd. Nam men in zo’n relatie een ondergeschikte
positie in dan riep dat spot op, maar dat stond los van het homoseksuele
gedrag.
Een
veel gehoord argument is dat liefde voorrang moet hebben boven het gebod.
Daarbij wordt gebod vooral als regel gezien. Onder ander bij Loonstra vinden we
deze gedachtegang. Terecht brengt Prosman naar voren dat niet alleen liefde de
inhoud van het gebod is, maar ook het gebod de inhoud van de liefde.
Zonder het gebod wordt liefde een lege huls. Heel belangrijk is de constatering dat het bijbelse gebod is geen willekeurige regel is, maar dat in het gebod God zelf aanwezig is. Wie de bijbelse ge-gevens met betrekking tot homoseksualiteit relativeert, relativeert daarmee ook wat de Bijbel over liefde en trouw betuigt.
Zonder het gebod wordt liefde een lege huls. Heel belangrijk is de constatering dat het bijbelse gebod is geen willekeurige regel is, maar dat in het gebod God zelf aanwezig is. Wie de bijbelse ge-gevens met betrekking tot homoseksualiteit relativeert, relativeert daarmee ook wat de Bijbel over liefde en trouw betuigt.
Praktische
overwegingen en pastorale bezinning
Bij
de praktische overwegingen wijst Prosman erop dat wie ruimte ziet voor de
toelating van praktiserende homoseksuelen tot het Heilig Avondmaal in het
verlengde daarvan niet heen kan om aan een stabiele homoseksuele relatie een
kerkelijk kader te geven. Echter wie homoseksualiteit aanvaardt, heeft geen
reden meer om tegen biseksualiteit nee te zeggen.
Moeten relaties die in dat kader staan ook
aanvaard worden, ook al zijn er meer dan twee personen bij betrokken?! Hier en
daar klinken al stemmen in de samenleving in die richting. Door deze vragen op
te werpen wil Prosman de lezer bewust maken dat het opgeven van het bijbelse
getuigenis aangaande homoseksualiteit geen zelfstandige factor kan en zal zijn.
Heel
duidelijk is dat Prosman geen enkele ruimte ziet voor homo-seksuele relaties.
Daarin wijkt zijn studie af van het rapport van de Christelijke Gereformeerde
Kerken dat kerkenraden de ruimte geeft op zijn minst tijdelijk homoseksuele
relatie te tolereren. Ik noteer dat met dankbaarheid.
Prosman
had bij het schrijven van zijn boek nog niet van dit rapport kennisgenomen.
Hij geeft echter aan dat het creëren van dis-pensaties bijbels niet gefundeerd
kan worden en praktisch toch de weg naar acceptatie baant. Hoe kan men
praktiserende homo-seksuelen wel aan het Heilig Avondmaal toe laten en
vervolgens weigeren op die relatie een kerkelijk stempel te zetten?!
Wel meen
ik wel dat de auteur richting kerkenraden dat standpunt robuuster had mogen
verwoorden. Kerkenraden die hier anders handelen, hebben bekering nodig. Ik
val de auteur ten volle bij dat richting gemeenteleden die homoseksueel gericht
zijn, een pasto-rale insteek van groot belang is. Het feit dat een homoseksuele
relatie wordt afgewezen, mag niet betekenen dat de mens die homoseksueel
gericht is, in de kou wordt gelaten.
Wie
homoseksueel gericht is, moet tegen zichzelf strijden en dat gaat heel diep.
Vanuit een seculiere visie is de strijd tegen jezelf destructief. Prosman
onderstreept dat de Bijbel hier een ander geluid laat horen. Strijd tegen je
eigen zondige aard, waarin die zich ook uit, is wezenlijk voor het
christelijke geloof. Als het gaat om seksualiteit kan die strijd ook voor hen
die heteroseksueel zijn, maar niet (meer) gehuwd zijn, zwaar zijn. Het
verschil blijft dat een homoseksueel die naar de Schrift wil leven, weet dat
hij levenslang een groot stuk eenzaamheid zal moeten dragen.
Prosman
brengt naar voren dat tucht met betrekking tot homoseksueel gedrag niet een
op zichzelf staand gegeven mag zijn. Ook andere vormen van seksueel
(wan)gedrag zijn tuchtwaardig. Dat wil ik zeer nadrukkelijk onderstrepen. Ik
denk niet alleen aan pornoverslaving maar ook aan ongehuwd samenwonen en
vooruit grijpen op het huwelijk.
Over
de brede linie van het kerkelijke leven onderscheidt de Kerk van Nederland zich
in deze zaken al te weinig van de wereld en is het beleid van veel kerkenraden
er meer op gericht mensen vast-houden maar dan zonder hen te confronteren met de
oproep van de Heere Jezus Christus: ‘Die achter Mij wil komen, verloochene
zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij’ (Markus 8:34).
De auteur zal het wel
met mij eens zijn dat een zonde hoe ernstig ook, als hij niet in het openbaar
is bedreven, in zijn algemeenheid althans ook niet in het openbaar moet worden
bestraft. Van die regel mag alleen om heel dwingende redenen worden afgeweken.
Ten
slotte: ik kan iedereen die zich in de problematiek van homo-seksualiteit wil
verdiepen, deze studie aanbevelen. Wie hem leest, zal merken dat in deze
bespreking niet alle aspecten ervan aan-geroerd konden worden. Ik ken in de
Nederlandse taal geen andere studie waarin de bijbelse gegevens zo grondig
worden geanalyseerd en tegelijkertijd in een breder kader gezey. Ik wil de
auteur daarvoor van harte bedanken.