donderdag 12 juni 2014

Hoe moet het Evangelie in deze veranderde samenleving worden doorgegeven? 2

Moet de kerk de omliggende cultuur volgen?

Meer dan eens wordt gesteld dat veranderingen in de cultuur vragen om een heroverweging van de afwijzende houding ten opzichte van samenwonen, homoseksualiteit en dergelijke ethische kwesties, omdat deze gekoppeld zijn aan een bepaalde manier van Bijbelgebruik. Het gaat hier om de vraag of je de Bijbel als stem van God ziet en de menselijke factor niet verzelfstandigt ten opzichte van de goddelijke inspiratie. Voor wie zo naar de stem van God luistert, zijn veranderingen in de samenleving op genoemde punten geen aanleiding de bood­schap bij te stellen.

Ik wijs er nog op dat met betrekking tot de genoemde zaken de christelijke kerk toen zij haar intrede deed in de antieke samenleving van de eerste eeuw na Chr. juist op deze zaken met de toenmalige cultuur botste en zich niet heeft aan­gepast. Wie door de Heilige Doop in de Kerk wenste te worden opgenomen, werd heel nadrukkelijk ge­vraagd – en dat niet in de laatste plaats op het terrein van de seksuele moraal - de wereld te ver­zaken. Vooral de kerkvader Tertullianus beklemtoonde wel heel sterk dat een christen in zijn levensstijl breekt met het zondige eertijds.

Indrukwekkend wordt in de Brief aan Diognetus aan een buitenstaander verwoord wat het diep­ste geheim is van de christelijke levenswandel en wordt de bete­ke­nis van het christelijk geloof duidelijk ge­maakt. Heel sterk komt in dit geschrift naar voren dat chris­tenen vreemdelingen op de aarde zijn. Tot op ze­kere hoogte kunnen zij zich overal op de wereld thuis voelen, maar ten diepste voe­len zij zich nergens thuis, omdat zij een beter vaderland hebben.

 

Gelaagdheid van het geloofsgoed

Hoe moeten gemeenteleden worden toegerust bij de veranderingen in kerk en samenleving? Laat worden duidelijk gemaakt dat er in ons geloofsgoed, en zeker in de wijze waarop wij het kerkelijk leven gestalte geven, een gelaagdheid is. Minstens drie lagen zijn te onder­schei­den. Zeker in de eerste en tweede laag kan nog weer een differentiatie worden aangebracht.

Bovenaan staan de Bijbel als Gods stem, de Drie-enige God als God van volkomen zalig­heid, de bood­schap van verzoening door het bloed van Jezus Christus, de Midde­laar Die God en mens is, de rechtvaardiging door het geloof en het heilig leven daarmee verbonden, het blijvend zon­daar zijn van een christen en het geloof als gave Gods.

De zondag als nieuwtestamentische rustdag is een heel groot goed, maar toch van een ander ge­wicht, al is het een grote bedreiging voor het geestelijk en kerkelijk leven als deze ziens­wijze op de zondag verdwijnt en een verrijking waar zij ingang vindt. Laten wij ook in de wereld­kerk deze week van zondagsheiliging uitleggen en voorleven, De zienswijze dat de eerste dag van de week de voorzetting is van de oudtestamentische rustdag, heeft niet die evidentie als het Schriftgetuigenis dat wij binnen en buiten het huwelijk rein en kuis moeten leven.

Zelf ben ik een zeer warm voorstander van de overtuiging dat de Heilige Doop ook aan kin­deren van christenouders behoort te worden bediend. Kern van de Heilige Doop is namelijk niet dat er een stempel op ons geloof wordt gezet, maar dat wij het teken en zegel ont­vangen van opname in de heilige, katholieke Kerk. Niet ons 'ja' of dat van onze ouders is het belangrijkste van de Heilige Doop, maar het feit dat God Zijn stempel op ons zet. Dat Hij Zijn beloften die in Christus 'ja en amen' zijn aan ons verzegelt. Of wij nu als kind of als vol­was­sene zijn gedoopt, zelfonderzoek is nodig of wij een levend lid zijn van die Kerk.

Toch kan de visie op de Heilige Doop niet tot de eerste laag worden gerekend, maar hoort hij tot de tweede. De tweede laag bevat die waarheden waarvan de erkenning van groot belang is voor het welzijn van de kerk en voor een gezond geestelijk leven. Alleen kan niet worden gezegd dat afwij­king ervan onverenigbaar is met het toebehoren aan Christus. In de tweede laag staat de Heilige Doop als teken en zegel van Gods verbond en van lidmaatschap van Gods Kerk wel helemaal bovenaan. Echter, de evidentie voor de kinderdoop is niet van dezelfde kracht als die dat het geloof een genadegift van God is. De zaak is - hoe belangrijk ook – niet van hetzelfde gewicht als dat van de wedergeboorte als werk van God alleen en dat alleen het bloed van Christus van alle zonden reinigt en door Zijn kruisdood de toorn van God plaatsvervangend is wegge­dragen.