Hoe trekt
je de grenzen?
De grens
tussen de eerste en tweede laag kan niet heel strak worden getrokken. Dat heeft
daarmee te maken dat mensen ook leerstellig zaken in het licht van de Schrift
gebrekkig en soms zelfs bedenkelijk kunnen verwoorden, terwijl hun
geloofsbeleving meer in overeenstemming is met de Schrift dan hun verwoording
doet vermoeden. Ik denk aan de volgende uitspraak van Herman Bavinck: ‘Op zijn
knieën is elke ware christen een calvinist.’
Ik wijs er
ook op dat in de gereformeerde belijdenis de Rooms-Katholieke Kerk een valse
kerk wordt genoemd. Toch hebben gereformeerde theologen de mogelijkheid open
gehouden dat ook binnen de Rooms-Katholieke Kerk – en dat ook in haar na-reformatorische
gestalte – kinderen van God voorkwamen. Ik noem slechts Voetius, Brakel, Newton
en Ryle. Newton denkt heel concreet aan Pascal en andere jansenisten.
In de Heidelbergse
Catechismus wordt van de roomse mis heel expliciet gezegd dat het in de
grond van de zaak een vervloekte afgoderij is. Reden is de leer van de
transsubstantiatie met de daaraan verbonden praktijk dat aan de elementen van
brood en wijn goddelijke eer werd gegeven. Toch blijft opmerkelijk dat de Heidelbergse
Catechismus spreekt van ‘in de grond van de zaak’. Daarmee wordt aangegeven
dat deelnemers aan de mis dat zo niet aanvoelden, al is het wel zo. Men heeft
niet willen stellen dat onder hen die niet alleen in de Kerk van de
Middeleeuwen maar ook in de Kerk van Rome na de Reformatie aan de eucharistie
deelnamen geen ware christenen waren. Dan waren zij dat ondanks hun visie op de
veranderingen van de elementen van brood en wijn in het lichaam van Christus en
bleek hun christen-zijn in hun ootmoedig vertrouwen op Christus als Zaligmaker
en uit hun ongeveinsde liefde tot Hem.
Bavinck heeft
gezegd dat het niet eenvoudig is om uit te maken hoe weinig leerstellige kennis
iemand kan hebben en met hoeveel dwalingen hij bezet kan zijn, terwijl men toch
een ware christen is. Onze roeping is door onderwijzing hen die dwalen in het
rechte spoor te brengen. Daarbij moeten ook wij bereid zijn van anderen te
leren. Ook wij kennen ten dele. Vast moet echter staan dat elke ware christen
weet heeft van Gods heiligheid, van eigen verdorvenheid en van de dierbaarheid
van Christus.
Een christen
nadert tot God de Vader door Christus in de wetenschap dat Diens bloed van alle
zonden reinigt. Hij heeft leren leunen op Christus en wordt aan Zijn beeld
gelijkvormig in en door de Heilige Geest Die hem heeft levend gemaakt. Kern van
het christelijk geloof is dat wij de vergeving van zonden en eeuwig leven enkel
uit genade om Christus’ wil verkrijgen.
De tweede
en de derde laag
Terwijl de
zienswijze op de Heilige Doop helemaal bovenaan in de tweede laag zit, gaan we binnen
de tweede laag verder naar beneden met de kwestie of bovenplaatselijke
verbanden voor het kerk-zijn van belang zijn. Bij het zingen van alleen psalmen
in de eredienst zit je nog weer een heel stuk lager, al is het heel goed hier
aan vast te houden. De Psalmen zijn door Gods Geest geïnspireerd. Alle
facetten van het geestelijk leven worden in de Psalmen bezongen. Calvijn heeft
gezegd dat wij God lof moeten toebrengen met de liederen die Hijzelf aan ons
gaf. Bij SV/HSV zitten we wel helemaal onderaan de tweede laag en voor een zeer
groot deel zelfs in de derde.
Bij de derde
laag gaat het om de culturele zaken die geen principiële betekenis hebben.
Overal waar de christelijke kerk functioneert, doet zij dat op een bepaalde
culturele wijze. Wij kunnen nooit zonder een cultureel bepaalde vorm. Op het
moment dat wij een bepaalde vorm niet meer hanteren, komt een andere naar
binnen. Dat laatste wordt wel eens vergeten. Bij de derde laag reken ik zaken
als ritmisch of isometrisch zingen, het feit dat een predikant zo niet in het
zwart dan toch wel stemmig gekleed is, in de eredienst een toga draagt enz.
Je kunt ook
denken aan het gaan staan bij het gebed of bij het zingen. Hoewel je voor die
zaak ook nog een bijbels argument kan aanvoeren. Dat laat trouwens zien dat de
grenzen tussen de drie lagen die ik onderscheid, vloeiend zijn. Zo is niet
altijd even gemakkelijk de grens te trekken tussen een bijbels principe en een
puur cultureel bepaalde vorm. Dat geldt trouwens ook voor de vraag welke
geloofsartikelen bij de eerste en welke bij de tweede laag horen.
Dan nog
blijft van groot gewicht dat wij het verschil van gelaagdheid in ons
geloofsgoed onderkennen en vooral het verschil tussen Bijbelse principes en
culturele vormgeving. Doen wij dat niet, dan kan de Schrift niet echt als
uiteindelijke bron en norm van ons geloof functioneren. Ik denk in dit verband
aan de uitspraak van John Murray (de eerste hoogleraar dogmatiek aan
Westminster Theological Seminary in Philadelphia) in Principles of Conduct:
‘Wie vandaag verbiedt, wat God toelaat, laat morgen toe wat God verbiedt.’