Prediking met
gezag
De prediking van Hofman was met macht en met gezag. Toen inmiddels
al weer vele jaren geleden in de krant een aankondiging had gestaan dat ik in
Elspeet een kerkhistorische lezing over Hofman zou houden, ontving ik van een
goede bekende een brief met onder andere de volgende passage: ‘Ook u al het
goede toegewenst en dat u Christus centraal mag stellen in de bediening van het
Woord. U haalt in uw stukjes in de kerkbode nogal eens ds. Hofman aan, maar ook
ik denk nog wel met heimwee aan hem terug. Veel ‘rechtse prediking’ zowel in
de Hervormde Kerk als daarbuiten is toch in de verte zelfs niet vergelijkbaar
met wat hij bracht.’
Ik kan dat helaas alleen maar beamen, als ik hoor wat er soms
wordt gezegd en lees wat er wordt geschreven. Ik ben wel eens bang dat meerdere
predikanten Christus niet persoonlijk kennen. In ieder geval valt op dat zij de
volle zekerheid missen dat zij het eigendom van Christus zijn en hun zonden hun
zijn vergeven. In plaats dat men dit eerlijk erkent, loopt men aan zichzelf
voorbij en zoekt men een stand op te houden, waarbij het allemaal meer moet
lijken dan het is. Vandaar dat men zijn kracht zoekt in zware, en voor het
eenvoudige gemeentelid vaak onbegrijpelijke, termen in plaats dat men zichzelf
eens flink onderhanden neemt om zélf in de schuld te komen en te mogen weten
van de vrijspraak in Christus.
Hofman had een uitgesproken visie op kerk en staat. De neutrale
staat zoals die in 1795 in Nederland was ontstaan, verwierp hij hartgrondig.
Dat Christus de Overste is van de koningen der aarde diende naar zijn
overtuiging ook consequenties te hebben voor het politiek bestel. De breuk van
de kerk van Nederland betreurde hij. Zijn eigen gemeente zag hij als een nooddak
buiten de Hervormde Kerk. Alleen deze kerk was naar zijn overtuiging in volle
zin de naam ‘kerk’ waardig.
Zonder te ontkennen dat er in de kringen van Afscheiding en
Doleantie geestelijk leven was, was hij toch kritisch ten opzichte van het
kerkelijk streven dat daar achter zat. Met name de kerkelijke hoogmoed waartoe
dit kerkelijk streven meer dan eens heeft geleid, verwierp hij hartgrondig.
Wanneer bepaalde afge-scheidenen konden zeggen dat degenen die werkelijk
bekeerd waren, zich bij hun kerkverband zouden voegen, placht hij op te merken
dat deze mensen zelf nog bekeerd moesten worden, zo niet tot God Zelf, dan toch
in ieder geval van hun kerkisme.
Hofman was er diep van overtuigd dat bij het gezond geestelijk
leven het betreuren van de verbrokkeling van de kerk behoort. Daarbij voelen
wij ons verbonden met de nood en schuld van heel de kerk van Nederland en leren
wij die nood als onze eigen nood voelen en die schuld als onze eigen nood zien.
Het ging Hofman om een herstelde, nationale, gereformeerde kerk en hij
getuigde dat wij zo’n herstel van de kerk mogen verwachten.