maandag 9 september 2013

Wie is een bekommerde? 3

Er zijn geen drie soorten mensen in geestelijk opzicht
Helaas gebeurt het meer dan eens, dat je uit een preek de indruk krijgt dat er drie soorten men­sen zijn: zij die buiten Christus zijn en dus kinderen des toorns, zij die in Christus zijn en daar­om vrede met God hebben en in de derde plaats de bekommerden die er ergens tussen in zitten. Onze belijdenis leert ons dat degenen die buiten Christus zijn, gewaarschuwd moeten worden dat zij rampzalig zijn en zij die in Christus zijn, getroost, dat zij zalig zijn.
Daaraan moet ik wel toevoegen dat kinderen van God naast troost, ook telkens weer waarschuwingen en onder­wijs nodig hebben. Maar bij die waarschuwingen gaat het er niet om dat zij moeten horen dat de toorn van God op hen rust, maar dat zij zichzelf niet moeten overschatten, een bede­laar moeten blijven, niet van de Heere moeten weg zwerven, moeten staan naar toename in de kennis en genade van Jezus Christus enz.
Wie de bekommerden als een aparte categorie ziet, waarschuwt de bekommerden niet echt en troost ze niet echt. Een dergelijke derde cate­gorie is ook strijdig met wat de Heidelbergse Catechismus naar Gods Woord leert over de sleutels van het koninkrijk der hemelen.
Als het om een soort bekommernis gaat waarin iemand wel van schuld weet, maar niet om Christus zucht en tot Christus vlucht, is het echter zo nodig dat de persoon in kwestie hoort dat niet slechts de kennis van één stuk, namelijk slechts dat van de ellende, maar de kennis van drie stukken, namelijk van ellende, verlossing en dankbaarheid, nodig is om zalig te leven en te sterven. Die moet niet worden betuigd dat het hem nog het een en ander ontbreekt en zelfs niet dat hem veel ontbreekt, maar dat hem uiteindelijk nog alles ontbreekt.
Er zijn ook mensen die menen met de kennis van twee stukken te kunnen volstaan. Die be­gin­nen direct bij de verlossing en gaan zo over naar de dankbaarheid. Echter zoals kennis van ellende zonder kennis van verlossing en dankbaarheid geen zalig-makende betekenis heeft, zo geldt ook dat kennis van verlossing en dankbaarheid zonder kennis van ellende niet de waar­ach­­tige kennis van verlossing en dankbaarheid is.
Voor het besef van menig kerk­ganger is het een groot verschil of je ervan uitgaat dat kennis van één stuk, namelijk dat van ellende, nodig is en die van verlossing en dankbaarheid als een soort toegift wordt gezien, óf dat men over de ken­nis van ellende heen springt, om direct met de kennis van de verlossing te beginnen. Echter dat maakt voor God niet uit.
In beide gevallen ontbreekt de door Gods Geest gewerkte kennis van de Zoon van God. Dat wij in de Heere Jezus met het hart geloven en Hem waar­achtig liefhebben, is het bewijs dat wij echt wedergeboren zijn (vgl. Dordtse Leerregels III/IV, 13). Laten we toch nooit vergeten wat Johannes schreef: ‘Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet’ (1 Joh. 5:12).
Een waar geloof kan nog een zeer zwak geloof zijn
Tegelijkertijd zeg ik met Brakel dat de eerste daden van het geloof zo zwak kunnen zijn dat de persoon in kwestie die het geloof beoefent, dat niet als daden van geloof kan zien. Daarom mogen we voor onszelf altijd vragen of wij in Gods licht het licht mogen zien. Als het gaat om anderen, die interesse en belangstelling in de geestelijke dingen betonen, is het voor ons niet altijd eenvoudig om vast te stellen of er nu sprake is van algemene genade, van diepe in­drukken die nog niet voortkomen uit de vernieuwende werking van Gods Geest, of dat iemand reeds metterdaad wedergeboren is.
Juist dan is het goed te weten dat God de laatste Rechter is en niet wij. Wij kunnen ons in mensen vergissen, maar God niet. Als wij ons maar niet in ons­zelf vergissen en laten wij onszelf en anderen altijd Jezus Christus als de enige en vol­ko­men Zalig­maker voorhouden.
Laat ieder zichzelf afvragen of hij zichzelf voor God heeft leren verootmoedigen vanwege zijn zonden, ja of hij dat nog elke dag doet. Als dat het geval is, hebben wij de toevlucht leren nemen tot Christus, ja nemen wij dagelijks de toevlucht tot Hem. Dat laatste doen wij trou­wens nooit teveel, maar altijd nog te weinig. Als wij het doen, mogen wij delen in de troost van het evangelie.
Dan wijs ik op zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus, namelijk dat vol­­gens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en open­lijk betuigd mag en moet worden, dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al hun zonden door God, om der verdiensten van Christus’ wil, vergeven zijn. ‘Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn’ (Heb. 4:1)
(Uitvoeriger dan ik in op deze weblog kan doen, stel ik deze zaak en andere daarmee verwante za­ken aan de orde in het boek Christus Die ons leven is dat dit voorjaar is verschenen).