De betekenis van de wet
Hofman was er diep van overtuigd dat de
verkondiging van het Evangelie geen nut doet zonder de prediking van de wet. De
wet moet gepreekt worden als een heilige eis, waaraan wij nooit kunnen
voldoen. Zonder de kennis van onze volslagen verlorenheid zal er nooit verlangen
ontstaan door Christus alleen verlost te worden.
Hofman beklemtoonde keer op keer
dat wij allen betrokken zijn bij hetgeen in het paradijs is gebeurd. In Adam
hebben wij ons van God afgekeerd. Zonder kennis van de eerste Adam ontstaat
nooit zicht op de tweede Adam. Hij stelde, dat er bij God een heilige orde
is, namelijk dat de wet ons vormt en schikt, om ons geheel buiten hoop in onszelf
te stellen, opdat wij geheel aangewezen zijn op Christus.
Ik geef zijn
eigen woorden weer: ‘Dat is en blijft altijd het eerste stuk van het zaligmakend
werk en van de genadeleer: het kennen hoe groot mijn zonden en ellende zijn.
Want als ik mijn zonden en ellende niet ken, dan kan ik doorleven in de staat
waarin ik ben: zonder God en buiten God. God gaat voor niets en niemand opzij,
niet voor vroomheid, gebeden, tranen, gestalten, teksten, verzen, noch voor
een kerkmens, hoe vroom hij ook moge zijn. Het is een vaste wet: zij moeten
zich schuldig kennen.’
De wet in dienst van het Evangelie
De mens voelt van nature zijn nood niet.
Wanneer echter het Woord invloed op ons hart gaat uitoefenen, leren wij dat
wij, al zouden wij maar één zonde hebben, door God verdoemd moeten worden.
‘Als wij met God in aanraking komen, komt heel onze godsdienst niet in
aanmerking. Al dekken wij ons met: “Ik ben wel eens ernstig, ik heb wel eens
geweend, ik ben wel eens aangedaan,” we kunnen met dat kleed onze zonden niet
dekken. Ach, laten wij dan bedelen dat Hij ons recht ontdekke.’
De wet was
voor Hofman een dienstmaagd van het Evangelie. Hij leerde: ‘Nu is dit de
zaak, mijne vrienden: door de werken der wet zal geen vlees behouden worden.
Want God heeft de wet niet gegeven tot zaligheid. Het ambt der wet is anders.
Door de wet is de kennis der zonden. De prediking van het Evangelie brengt
daarentegen openbaar, dat men zalig kan worden en wel uit Gods welbehagen,
door Zijn welbehagen en tot Zijn welbehagen.’
In de prediking van Hofman stond Christus
centraal. Het leed voor hem geen enkele twijfel, dat er alleen in Christus zaligheid
en leven te vinden is. Wie het leven en de zaligheid wenst te ontvangen,
moet bij Christus komen. Hij is de aangewezen Persoon. Hij is de beantwoording
van de nood van onze zonde en ellende. Een zondaar die door de wet wordt
veroordeeld, rest niets anders dan Jezus Christus en Die gekruisigd.
Hofman kon
in dit verband ernstig waarschuwen: ‘Als wij betrouwen hebben in opvoeding,
kennis, godsdienst, rechtzinnigheid, ja laat ik nog verder gaan: in verandering,
ervaring, bemoeienissen, dan leven wij in afgoderij.’ Daar stelde hij
tegenover: ‘Als ons alle grond ontvalt, dan zinken wij neer op de arbeid van
Christus, en gaat de Heilige Geest het geloof met zulk een kracht in ons hart
werken, dat wij ons de ganse arbeid van Christus toeëigenen. Zo worden wij
dan rein verklaard op grond van wat Christus op Golgotha gedaan heeft.’