zondag 27 oktober 2013

De belangrijkste levensvraag 5


Het koninkrijk Gods nu en in de toekomst
Wij mogen en moeten zeggen dat de boodschap van de Schrift breder is dan de persoonlijke zaligheid. De Schrift spreekt over de komst van Gods koninkrijk. Echter, dat koninkrijk van God is hier op aarde een verborgen werkelijkheid, zoals de heerlijkheid van Christus hier op aarde een verborgen heerlijkheid is. Pas bij de wederkomst van Christus zal deze werke­lijk­heid verlost en vernieuwd worden. Tot dan geldt: ‘Want het schepsel, als met op­­gestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. Want het schepsel is der ijdel­heid onder­wor­pen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft; Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.’ (Rom. 8:19-21).
Ik wijs op het magistrale werk van Augustinus De Civi­tate Dei (De stad van God). Sinds de zondeval, zo maakt Augustinus in dit werk duidelijk, zijn er twee steden: de stad van God en de aardse stad. Het leven in de aardse stad heeft betekenis, maar in principe blijft een burger van de stad van God in de aardse stad altijd een vreemdeling. Het maximum wat in de aardse stad bereikt kan worden, is een uiterlijke en burgerlijke gerechtigheid en vrede. Echter de geeste­lijke gerechtigheid en de vrede van God worden hier in geloof ontvangen en eenmaal in volle omvang geschonken. In het laatste hoofdstuk van boek IV van de Institutie van Calvijn horen we soortgelijke geluiden.
In onze tijd valt alle nadruk op het hier en het nu. Dat beïnvloedt ook de kerk. Meer dan eens wordt de indruk gewekt, of wordt zelfs uitdrukkelijk gesteld, dat de betekenis van het Chris­telijke geloof vooral gelegen is in het leveren van een bijdrage aan een betere samenleving.
Terwijl volgens de klassieke theologie een mens tot zijn diepste bestemming komt als hij verzoening vindt met God door het bloed van Christus en vernieuwd wordt door Gods Geest, is de insteek van de moderne vormen van theologie dat de diepste bestem-ming van mensen is dat zij verantwoordelijkheid nemen en dragen voor zichzelf en voor anderen, waardoor zij een waardig leven kunnen leiden. Dit wordt dan aan het bijbelse begrip koninkrijk van God ge­koppeld. Wij zouden hier op aarde tekenen van Gods koninkrijk moeten oprichten.
Het zal duidelijk zijn, dat op deze manier de grote opdracht van de kerk, het Evangelie te ver­kon­digen en door te geven opdat mensen om ons heen en verder van ons vandaan met God worden ver­zoend en gered worden van de toekomende toorn, onder druk komt te staan. Wie zelf ver­zoening heeft mogen vinden, wenst dat ook anderen daarin mogen delen. Dan is de boodschap van verzoening met God niet alleen een boodschap van de zondag, die voor het leven van de andere dagen van de week geen betekenis heeft. Die boodschap heeft op allerlei wijze betekenis. Direct voor onszelf, maar ook voor de wijze hoe wij met anderen omgaan en waarover wij met anderen spreken of op zijn minst proberen te spreken.
Ongetwijfeld heeft het koninkrijk van God ook kosmische betekenis. Echter om eenmaal in de volkomen vernieuwde werkelijkheid te mogen binnengaan, dienen we hier op aarde gewas­sen te zijn door Christus’ bloed en vernieuwd te zijn door Zijn Geest. Dan hoeven we geen ver­drukkingen te zoeken, maar komen zij er wel, zo wordt waar ‘dat wij door vele ver­­drukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.’ (Hand. 14:22).

Pelgrim en rentmeester

Wanneer verzoening met God en redding van de toekomende toorn in het centrum staan en wij beseffen dat het koninkrijk van God in heerlijkheid pas na afloop van deze bedeling ge­stalte krijgt, is daarmee altijd verbonden het besef dat een christen hier op aarde allereerst een pelgrim en een vreemdeling is. Het boek van Bunyan De christenreis is hopelijk allen wel­bekend. De originele titel is, zoals u wellicht ook weet, The Pilgrim’s Progress. Het woord pelgrim spreekt voor zich. Met ‘progress’ bedoelt Bunyan niet alleen dat een christen, een kind van God, steeds dichter de stad van God, het Vaderhuis nadert, maar ook dat hij in het geestelijke geoefend wordt.
Het christen-zijn wordt beleefd in het leven van alledag. Terwijl de kerk van de Middel­eeuwen meende dat God in het gewone leven wel kon worden gediend, maar slechts door de geestelijken en kloosterlingen kon wor­den behaagd, heeft de Reformatie over alle vormen van arbeid als goddelijke roeping gesproken. Zeer zeker is dat een christen op aarde rentmeester is. Echter, dat rentmeesterschap staat onder de koepel van het vreemdeling-schap.
Laten wij op aarde ons rentmeesterschap betrachten, opdat in allerlei verbanden iets van aardse en burgerlijke gerechtigheid te zien valt. Laten we echter allereerst Gods koninkrijk, dat niet van deze wereld is, zoeken en anderen daartoe aansporen. Voor een ware christen staat het leven alle dagen van de week in het teken van het pelgrimschap. Hij is als een Daniël in Babel. Hij zet zich in voor het welzijn van de aardse samenleving, maar ziet uit naar het nieuwe Jeruzalem. Wie geen pelgrim is, gaat in ieder geval het nieuwe Jeruzalem niet binnen. Wie het wel is en zo rentmeester wenst te zijn, maakt aan de wereld duidelijk dat het echt uit­maakt of wij een christen zijn of niet.