maandag 14 oktober 2013

De rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten 2

De rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten opgevat als crisiservaring
Vanaf de negentiende eeuw heeft de uitdrukking ‘rechtvaardi­ging in de vier­schaar van het geweten’ in Neder­land een toege­spitste betekenis ge­kregen. Men kon daarvoor gebruik maken van een kader dat in in de achttiende eeuw aangereikt was door Alexander Comrie. Voortbou­wend op bepaalde gedachten van Comrie vond in het gezelschapsle­ven van de negentiende eeuw de gedachte ingang dat de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten een crisisva­ring is waarvan men de dag en het uur weet te noemen.
In deze voorstel­lingswijze kan een mens pas zeker zijn van zijn rechtvaardiging voor God en mag hij daar pas mee vertroost worden als hij zo'n crisiservaring heeft meegemaakt. Vooraf­gaande aan deze crisiservaring, zo stelt men dan, kan er wel geloof zijn en een leven uit de beloften, maar er is nog geen leven uit Chris­tus zelf. Om tot deze crisiserva­ring te komen moet men met het leven uit het geloof en door de beloften vastlopen om uit Christus zelf te leren leven. Naar deze inzichten is men voorafgaande aan deze crisiservaring wel aan de zijde van God rechtvaardig, maar niet aan de zijde van een mens.
Wat moeten wij van deze dingen zeggen? In fei­te worden zo het ge­loof en rechtvaardiging uit elkaar getrokken. Men kan door het geloof leven en toch niet rechtvaardig voor God zijn. Dat staat uitein­delijk haaks op de boodschap van de Reformatie. De Re­forma­toren hebben ons geleerd dat een mens hoe zwak zijn geloof ook mag zijn, in Christus voor God rechtvaardig is. Christus is niet het eind­punt, maar het begin­punt van de geestelijke loopbaan. Je vindt dat ook in de Redelijke Gods­dienst van Brakel. Brakel stelt als het gaat om de wedergeboorte heel duidelijk dat de wedergeboorte plaatsvindt waar een mens voor het eerst in geloof tot Christus vlucht. De tegenstelling tus­sen het leven uit de beloften en het leven uit Christus is een volstrekt onbijbelse tegen­stelling. Christus komt namelijk tot ons door de belof­ten van het Evan­gelie.
Nergens in de Bijbel komen we tegen dat een mens vast moet lopen met het leven uit Gods beloften. In tegendeel het is zaak dat wij dat hoe langer hoe meer leren doen. Steeds weer hebben we te beoe­fenen dat de zaligheid ligt in het zien op Jezus. Daarin is spra­ke van een opwas. We leren daarbij steeds meer uit Christus en Zijn be­loften te leven en mogen afzien van onszelf en de omstandighe­den. Bij die opwas kunnen crisiservaringen een rol spelen, maar dat is niet noodzakelijk.
Vele groten in het koninkrijk der heme­len hebben wel van één of meerdere crisiservaringen in hun leven geweten, maar die verto­nen niet de kenmerken van de rechtvaardi­ging van de vier­schaar in het geweten. Ik noem Augustinus, Luther en Bunyan. Andere groten hebben geen spe­cifieke crisiservaringen gehad. Ik noem Bra­kel, Henry, Wulfert Floor en ook Newton. Ik citeer uit een brief die de laatste  aan een vrouw heeft geschreven. De bewuste vrouw werd aangevochten omdat zij in tegenstelling tot anderen niet kon gewagen van een duidelijke omzetting.
Newton antwoordde haar als volgt: ‘Als u be­doelt dat u nooit een buitengewone ervaring hebt gehad, zoals een soort ge­zicht of een stem uit de hemel, moet ik u zeggen dat ik in dezelfde om­standigheid verkeer als u. Toch weet ik dat Christus voor zondaren ge­storven is. Ik ben ervan overtuigd dat ikzelf een zondaar ben. Ik weet dat Christus hen nodigt die de rampzaligheid verdiend hebben. Dat geldt ook van mij. Ik weet dat ik ingegaan ben op Zijn uitnodi­ging en mij toever­trouwd heb aan Hem en vanuit de werkingen van Zijn Geest in mijn leven weet ik dat Hij met mij is. Daarom durf ik te betuigen dat Hij ook voor mij is gestorven. Ik weet dat ik Zijn kind ben, omdat Hij mij leert om Abba, Vader te zeggen. Ik weet dat ik van Hem ben, omdat Hij mij in staat heeft gesteld Hem als mijn deel te verkiezen. De liefde waarmee ik Hem liefheb is maar zwak, maar Hij heeft die liefde in mij ontstoken en Hij zorgt dat die liefde niet uitdooft. Omdat het Zijn werk is, weet ik dat vele wateren die liefde niet kunnen uitblussen.’