De rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten
opgevat als crisiservaring
Vanaf de negentiende eeuw heeft de uitdrukking ‘rechtvaardiging
in de vierschaar van het geweten’ in Nederland een toegespitste betekenis gekregen.
Men kon daarvoor gebruik maken van een kader dat in in de achttiende eeuw aangereikt
was door Alexander Comrie. Voortbouwend op bepaalde gedachten van Comrie vond
in het gezelschapsleven van de negentiende eeuw de gedachte ingang dat de
rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten een crisisvaring is waarvan
men de dag en het uur weet te noemen.
In deze voorstellingswijze kan een mens pas zeker zijn
van zijn rechtvaardiging voor God en mag hij daar pas mee vertroost worden als
hij zo'n crisiservaring heeft meegemaakt. Voorafgaande aan deze crisiservaring,
zo stelt men dan, kan er wel geloof zijn en een leven uit de beloften, maar er
is nog geen leven uit Christus zelf. Om tot deze crisiservaring te komen moet
men met het leven uit het geloof en door de beloften vastlopen om uit Christus
zelf te leren leven. Naar deze inzichten is men voorafgaande aan deze crisiservaring
wel aan de zijde van God rechtvaardig, maar niet aan de zijde van een mens.
Wat moeten wij van deze dingen zeggen? In feite worden
zo het geloof en rechtvaardiging uit elkaar getrokken. Men kan door het geloof
leven en toch niet rechtvaardig voor God zijn. Dat staat uiteindelijk haaks op
de boodschap van de Reformatie. De Reformatoren hebben ons geleerd dat een
mens hoe zwak zijn geloof ook mag zijn, in Christus voor God rechtvaardig is.
Christus is niet het eindpunt, maar het beginpunt van de geestelijke
loopbaan. Je vindt dat ook in de Redelijke
Godsdienst van Brakel. Brakel stelt als het gaat om de wedergeboorte heel
duidelijk dat de wedergeboorte plaatsvindt waar een mens voor het eerst in
geloof tot Christus vlucht. De tegenstelling tussen het leven uit de beloften
en het leven uit Christus is een volstrekt onbijbelse tegenstelling. Christus
komt namelijk tot ons door de beloften van het Evangelie.
Nergens in de Bijbel komen we tegen dat een mens vast
moet lopen met het leven uit Gods beloften. In tegendeel het is zaak dat wij
dat hoe langer hoe meer leren doen. Steeds weer hebben we te beoefenen dat de
zaligheid ligt in het zien op Jezus. Daarin is sprake van een opwas. We leren
daarbij steeds meer uit Christus en Zijn beloften te leven en mogen afzien van
onszelf en de omstandigheden. Bij die opwas kunnen crisiservaringen een rol
spelen, maar dat is niet noodzakelijk.
Vele groten in het koninkrijk der hemelen hebben wel van
één of meerdere crisiservaringen in hun leven geweten, maar die vertonen niet
de kenmerken van de rechtvaardiging van de vierschaar in het geweten. Ik noem
Augustinus, Luther en Bunyan. Andere groten hebben geen specifieke crisiservaringen
gehad. Ik noem Brakel, Henry, Wulfert Floor en ook Newton. Ik citeer uit een
brief die de laatste aan een vrouw heeft
geschreven. De bewuste vrouw werd aangevochten omdat zij in tegenstelling tot
anderen niet kon gewagen van een duidelijke omzetting.
Newton antwoordde haar als volgt: ‘Als u bedoelt dat u
nooit een buitengewone ervaring hebt gehad, zoals een soort gezicht of een
stem uit de hemel, moet ik u zeggen dat ik in dezelfde omstandigheid verkeer
als u. Toch weet ik dat Christus voor zondaren gestorven is. Ik ben ervan
overtuigd dat ikzelf een zondaar ben. Ik weet dat Christus hen nodigt die de rampzaligheid
verdiend hebben. Dat geldt ook van mij. Ik weet dat ik ingegaan ben op Zijn
uitnodiging en mij toevertrouwd heb aan Hem en vanuit de werkingen van Zijn
Geest in mijn leven weet ik dat Hij met mij is. Daarom durf ik te betuigen dat
Hij ook voor mij is gestorven. Ik weet dat ik Zijn kind ben, omdat Hij mij
leert om Abba, Vader te zeggen. Ik weet dat ik van Hem ben, omdat Hij mij in
staat heeft gesteld Hem als mijn deel te verkiezen. De liefde waarmee ik Hem
liefheb is maar zwak, maar Hij heeft die liefde in mij ontstoken en Hij zorgt
dat die liefde niet uitdooft. Omdat het Zijn werk is, weet ik dat vele wateren
die liefde niet kunnen uitblussen.’