woensdag 30 oktober 2013

De belangrijkste levensvraag 6 (slot)

De overdenking van het toekomende leven
Een ware christen kan zonder bevreesd te zijn en zonder mismoedig te worden aan de dag van zijn dood denken. Hij mag genieten van aardse zegeningen, maar moet dat altijd met mate doen. Zoals hij ook met mate verdrietig mag zijn als hem aardse zegeningen ontvallen of onthouden worden. Volkomen genieten doet een christen van God en van de zaligheid. Dat volkomen genieten is hier maar in beginsel. De volle blijdschap vangt aan bij de wederkomst van Christus. Om die komst behoren wij vurig te bidden. Wanneer ik het zo ver­woord, ge­bruik ik gedachten en uit-drukkingen van Calvijn.
Het negende hoofdstuk van boek III van de Institutie van Calvijn is gewijd aan de over­denking van het toekomende leven. Ik geef een paar citaten uit dit hoofdstuk door. ‘Immers tus­sen deze twee is geen middenweg: of de aarde moet ons waardeloos worden, of zij moet ons in ongebreidelde liefde tot zich vasthouden: Daarom, indien wij enige zorg voor de eeu­wig­heid hebben, moeten wij ons naarstig hierop toeleggen, dat wij ons uit die slechte boeien losmaken.’
‘Want de Heere heeft het zo beschikt, dat zij, die eens gekroond moeten worden in de hemel, eerst op aarde de strijd moeten aangaan, opdat zij niet triomferen, dan nadat ze de moei­lijk­heden van de oorlog te boven gekomen zijn en de overwinning behaald hebben. Ver­vol­gens is er nog een andere reden, namelijk deze, dat wij in dit leven door verschillende weldaden de liefelijkheid van Gods goedertierenheid beginnen te smaken, opdat daardoor onze hoop en ons verlangen gescherpt worden om de volkomen openbaring daarvan te be­ge­ren. Wanneer dit vastgesteld is, dat het een geschenk is van Gods goedertierenheid, dat we op aarde leven, en dat wij daardoor niet alleen verplichtingen aan Hem hebben, maar Hem ook erkentelijk en dankbaar dienen te zijn, dan zal het moment aangebroken zijn dat wij gaan nadenken over de hoogst ellendige staat van dit leven. Dan pas realiseren wij ons namelijk de al te sterke begeerte naar het leven, waartoe wij, zoals gezegd is, van onszelf van nature geneigd zijn.’
Als wij onze Doop leren verstaan, gaan wij deze dingen be-trachten. Ik citeer uit het gebed vóór de bediening van de Heilige Doop uit het klassieke doopsformulier: ‘Wij bidden U, bij Uw grondeloze barmhartigheid, dat Gij dit kind genadiglijk wilt aanzien, en door Uw Heili­ge Geest Uw Zoon Jezus Christus inlijven; opdat het met Hem in Zijn dood begraven worde, en met Hem moge opstaan in een nieuw leven; opdat het zijn kruis, Hem dagelijks navolgende, vrolijk dragen moge, Hem aanhangende met waarachtig geloof, vaste hoop en vurige liefde; opdat het dit leven (hetwelk toch niet anders is dan een gestadige dood) om Uwentwil getroost verlate, en ten laatsten dage voor den rechterstoel van Christus, Uw Zoon, zonder ver­schrik­ken moge verschijnen, door Hem, onzen Heere Jezus Christus, Uw Zoon, Die met U en den Heiligen Geest, één enig God, leeft en regeert in eeuwigheid.’
 
Advies
Ik ga afronden. Lees elke dag je Bijbel en dan in de wetenschap dat de Bijbel de stem is van de levende God. Om de Bijbel beter te verstaan mag je allerlei hulpmiddelen gebruiken. Ech­ter, als theoloog weet ik dat er het gevaar kan zijn, dat wij de Bijbel alleen lezen tot intel­lec­tuele bevrediging. De Bijbel moet gelezen worden als reisgids voor de reis door de tijd naar de eeuwigheid. In de Bijbel maakt God ons bekend opdat wij Hem leren kennen in Zijn vol­maakte heiligheid, onszelf in onze verlorenheid en Jezus Christus in Zijn dierbaarheid. Nu zinspeel ik op het antwoord dat Abraham Hellenbroek in zijn vragenboekje geeft op de vraag wat de inwendige roeping inhoudt.
Als het gaat om hulpmiddelen om de Schrift beter te verstaan, denk ik niet alleen aan Bijbel­commentaren, maar ook aan de werken van de reformatoren, de puriteinen, de mannen van de Nadere Reformatie en hun geestelijke nazaten en niet te vergeten aan de werken van Augustinus. Wie werken van christenen van een vorige generatie leest, zal eerder oog krijgen voor het betrekkelijke van tal van eigentijdse vragen. Hij komt ook via deze werken in contact met de triomferende kerk. Zo krijgen ook de geloofsartikelen van de gemeenschap der heiligen een bijzondere dimensie.
Zoek ook contact met kinderen van God. Dan denk ik niet alleen aan leeftijdgenoten, maar ook aan kinderen van God die meer levenservaring hebben dan jullie. De eeuwen door heeft de Heere contacten met Zijn kinderen willen gebruiken om mensen tot Hem en Zijn dienst te leiden en daarbij te bewaren. De grote gere-formeerde theoloog Herman Bavinck heeft het b­elang en de waarde van contacten met eenvoudige kinderen van God mogen zien als één van de middelen die God zegende om hem bij het klassieke christelijke geloof te bewaren. Het was hem een wonder dat hij het geloof – ook in de zin van de geloofsinhoud – had mogen behouden. Dat had de Heere gedaan, maar Zijn kinderen had Hij daar mede voor gebruikt.
Terugkomend op het lezen van de Bijbel: Lees de Bijbel biddend. Het gebed is het machtigste wapen van een christen. Besef ook dat de echte bezwaren tegen het christelijke geloof en zeker tegen het klassieke christelijke geloof geen intellectuele, maar religieuze en morele be­zwaren zijn. Dat heeft Pascal feilloos aan­ge­voeld. Daarvan geeft hij blijk in het na zijn dood door zijn familie gepubliceerde werk Pensées de M. Pascal sur la religion et sur quel­ques autres sujets of wel kortweg Pensées (Gedach­ten). Het werk is een bundeling van frag­menten. Pascal wilde een apologie van het chris­telijke geloof schrijven, waarbij hij in het bij­zonder mensen die dachten als zijn liber­tijnse vrienden, voor ogen had. Mensen die zich af­vroe­gen of het christelijk geloof wel redelijk houdbaar was, zonder dat het voor hen een existentiële vraag was en dat juist omdat hun levens­wandel bepaald niet spoorde met het chris­telijke geloof.
Ik geef een citaat: ‘Ze halen zich in het hoofd dat die (namelijk de christelijke gods­dienst; P.d.V.) eenvoudigweg bestaat in het aan-bidden van een God, Die gezien wordt als groot, machtig en eeuwig; en dat is nu juist het deïsme, dat bijna even ver van de christelijke religie afstaat als het atheïsme, haar absolute tegendeel. En daaruit concluderen zij dat deze religie niet op waarheid berust, omdat ze niet zien dat alle dingen ertoe bijdragen dit punt te bevestigen: dat God Zich niet zo duidelijk aan de mensen openbaart als Hij zou kun­nen. Maar ze mogen daaruit concluderen wat ze willen ten nadele van het deïsme, ze zullen tot geen enkele conclusie komen ten nadele van de christelijke religie, die strikt genomen bestaat in het mysterie van de Verlosser Die de beide naturen in Zich verenigt, de menselijke en de goddelijke en daardoor mensen uit de verdorvenheid van hun zonden heeft gehaald om ze in Zijn goddelijke persoon met God te verzoenen.’
Pascal gaat hier in op het verwijt dat als God bestaat, Hij Zich niet erg duidelijk openbaart. Er is te weinig bewijs voor Zijn bestaan, zo wordt gezegd. Het antwoord van Pascal is dat men op de foute wijze God zoekt. Men moet beginnen bij eigen verlorenheid en zich dan afvragen hoe verlossing mogelijk is.
Verlossing is er door verzoening op grond van het offer van Christus. Wie daarin mag delen, gaat zichzelf verloochenen en zo wordt God ervaren. ‘Maar deze godsdienst (namelijk de ware christelijke godsdienst, P.d.V.) heeft zich altijd zonder zich te plooien gehandhaafd. Dat is goddelijk. Deze godsdienst, die bestaat in het geloof dat de mens van een toestand van zaligheid en gemeenschap met God vervallen is tot een toestand van ellende, boetedoening en vervreemding van God, maar dat wij na dit leven door een Messias Die zou komen, hersteld zullen worden: deze heeft altijd op aarde bestaan. (…) Talloze keren stond hij op het punt volledig vernietigd te worden en telkens als hij in die toestand verkeerde, heeft God hem door bovennormale blijken van Zijn almacht weer op de been geholpen. (…) De enige godsdienst die tegen de natuur, tegen het gezond verstand en tegen onze lusten ingaat, is de enige die altijd heeft bestaan.’ Mogen wij zo door genade het christelijk geloof zo belijden en prakti­seren.