zaterdag 5 oktober 2013

De persoon van de Heere Jezus Christus en de betrouwbaarheid van het getuigenis van de evangeliën (recensies)

In de nummers verschenen op 13 juli en 21 september 2013 schreef ik in het blad Ecclesia over twee artikelen ‘De persoon van de Heere Jezus Christus en de betrouwbaarheid van het getuigenis van de evangeliën’. Het laatste artikel wordt besloten met de titels van een aantal boeken waarvan ik voor deze publicatie gebruikt maakte. Hier geef ik een korte typering van elk van die boeken.

Birger Gerhardsson, The Reliability of the Gospel Traditionmet een inleiding van de hand van Donald A. Hagner, Hendrickson Publishers, Peabody, Massachusetts 2001; ISBN 1-56563-667-8; pb. 143 pp., prijs $14,95.
De Zweedse nieuwtestamenticus Birger Gerhardsson heeft zich decennia lang bezig gehouden met de overlevering van de mondelinge tradities die tenslotte vast werden gelegd in de evan­ge­liën. Hij voert pleidooi voor betrouwbaarheid ervan. De wijze waarop overleveringen is wel gekleurd door de situatie na Pasen, maar de inhoud van de overlevering is daarop niet terug te voeren. Zij gaat terug op Jezus’ zelf. Dat geldt ook voor het zogenaamde hoogheidbewustzijn van Jezus.
Het optreden van Jezus op aarde en Zijn onderwijs maakte duidelijk dat Hij Zich meer wist te zijn dan een profeet. Gerhardsson heeft de betrouwbaarheid van de overlevering van de tradities die zijn neergelegd in de evangeliën onderbouwd door verwijzing naar de over­leve­­ring van rabbijnse tradities. Dat placht uiterst nauwkeurig te gebeuren. Daar komt dan nog bij dat het gezag van Jezus voor Zijn volgelingen van een volstrekt andere orde was dan het ge­­zag dat rabbijnen onder hun leerlingen hadden. De persoon van Jezus en daarmee Zijn ge­zag was en is volstrekt uniek.
 
 
Mark D. Roberts, Can we trust the Gospels? Investigating the Reliability of Matthew, Mark, Luke, and John, Crossway Books, Wheaton, Illinois 2007; ISBN 978-1-58134-866-8; pb. 202 pp., prijs $12,99.
In dit boek verdedigt Mark D. Roberts, die als nieuwtestamenticus aan Fuller Theological Se­mi­nary is verbonden, de betrouwbaar-heid van de evangeliën. Hij laat zien dat we de cano­nie­ke evangeliën niet als elkaars concurrenten mogen zien. In over-eenstemming met 1 Kor. 15:1v. vertolken zij dezelfde boodschap. Formeel zijn de evangeliën anoniem.
Opmerkelijk is dat volgens de overlevering twee canonieke evangeliën geen apostel als schrijver hebben. Dat pleit voor de betrouwbaarheid van de overlevering ten aan­zien van de persoon van de evan­ge­listen. Het is wel zeker dat al in een heel vroeg stadium er naast mondelinge overlevering spra­­­ke was van schriftelijke vastlegging.
Roberts gaat ook de discussie aan met Bart Ehr­mann. Ehrmann scheef een boek met de titel Misquoting Jesus over de hand-schriften van het Nieu­we Testament. Ehrmann wijst op de vele verschillen tussen handschriften. Echter, uit boek zelf blijkt dat hooguit 1% pro­cent daarvan enige betekenis heeft en dan nog wordt op geen enkele wijze de inhoud van het christelijke geloof aangepast. De mogelijkheid om de tekst vast te stellen door Ehrmann niet betwist. Zijn uitgesproken doel blijkt de onder-mijning van het geloof in Nieuwe Testament.
Buigen voor het getuigenis van het Nieuwe Testament wordt niet alleen veroorzaakt door kennisname met argumenten voor de betrouwbaarheid er­van. Dat maakt die argumenten niet onbelang-rijk of overbodig. Wetenschap is nooit vol­le­dig neutraal. Voor de nieuwtestamentische wetenschap blijkt dat duidelijk in de werken van Ehr­mann. Het geldt ook voor Roberts maar met dit ver­schil dat Ehrmann wetenschap bedrijft in dienst van het ongeloof en Roberts in dienst van het geloof.
 

Paul Rhodes Eddy en Gregory A. Boyd, The Jesus Legend: A Case for the Historical Reliability of the Synoptic Jesus Tradition, Baker Academic, Grand Rapids, Michigan 2007; ISBN 978-0810-3114-4; pb. 479 pp., $32,--
Paul Rhodes Eddy en Gregory A. Boyd publiceerden inmiddels al weer een aantal jaar ge­le­den het resultaat van hun een onderzoek naar de historische betrouwbaarheid van datgene wat de synoptische evangeliën ons over Jezus meedelen. Hun studie voegt echt iets toe aan de vele studie die op dit terrein zijn verschenen. Zij benadrukken het belang en de betrouw­baarheid van mondelinge overlevering en wijze op het geweldige vermogen tot memorisatie in cul­tu­ren. Vermeldenswaard is dat hun studie in 2008 de Book Award Winner werd van het toon­aan­gevende tijdschrift Christianity Today.
Het grote bezwaar van de beide auteurs tegen de zogenaamde vormkritiek is dat die ervan uitgaat dat de over­ge­leverde verhalen van oorsprong afzonderlijk functioneerden. Van meet af vormden die een onderdeel van een grotere vertel- en overleveringstraditie. Stilering van de weergave van ge­beur­tenissen is geen reden de historiciteit ervan te betwijfelen. Het was een middel om memo­ri­satie te vereenvoudigen. Te weinig pleegt hier te worden beseft dat vóór de uitvinding van de boekdrukkunst bepaalde zaken anders functioneerden.
De auteurs wijzen erop dat het portret dat van Jezus wordt getekend altijd is verbonden met een visie op de betrouwbaarheid van de evangeliën en die visie staat weer niet los van de wereld­­beschouwing die ment heeft. De zoektocht naar de historische Jezus die vanaf de acht­tiende eeuw ontstaat, had niet tot maken met nieuwe feiten die aan het licht waren ge­ko­men, maar met een verandering in wereldbeschouwing.
Velen geloofden niet langer in een God Die van buiten deze werkelijkheid in deze werkelijkheid ingrijpt. Dat betekende dat men de ver­slagen van de wonderen bij voorhand als onhistorisch van de hand deed. Dat alleen al leid­de ui­ter­aard tot een heel ander portret van Jezus dan het portret wat geschilderd wordt in de evan­geliën.
Verschillen tussen de drie synoptische evangeliën moeten niet bij voorbaat worden toege­schre­ven aan het accent dat de respectie-velijke schrijvers ervan wensten te leggen. Het is zeer wel mogelijk dat die verschillen al in de mondelinge tradities die zij kenden, voorkwamen.
Wij moeten er ook van uitgaan dat voor ons moeilijk plaatsbare verschillen tussen de evan­geliën door hen die de evangeliën destijds mondeling hoorden voordragen, wel konden wor­den geplaatst, omdat zij over meer informatie beschikten. We moeten ook verdisconteren dat Jezus dezelfde dingen meer dan eens vertelde en niet altijd met exact dezelfde pointe
 

Craig S. Keener, The Historical Jesus of the Gospels, Eerdmans Publishing, Grand Rapids, Michigan/Cambridge, U.K. 2009; ISBN 978-0-8028-6888-6; pb. 831 pp., prijs $52,--.
Terwijl Bart Ehrmann tijdens zijn studie theologie van een fundamentalistisch christen een agnost werd, werd Graham Keener juist tijdens zijn studie van een atheïst een christen. Keener wijst op het grote verschil tussen de apocriefe en canonieke evangeliën. Hij benadrukt dat wij Jezus moeten zien in de context van het Jodendom van de Tweede Tempel. Daarbij moe­ten we wel onder ogen zien dat Jezus als persoon echt uniek was en is en dat niet alleen in de voorstelling van Zijn navolge-lingen. Wie dat niet wil verdisconteren, komt nooit tot een echt zicht op de historische Jezus.
In navolging van de biografen uit de oudheid vinden we in de evangeliën zowel de overdacht van feiten als retorische stilering. Vooral Lukas doet zich retorisch als een antiek historicus kennen. Zijn evangelie vormt samen met het boek Handelingen een tweeluik. Dat laatste boek is in termen van de toen gehanteerde genres geen biografie maar een historiografie.
Keener stelt dat de kruisiging van Jezus vanuit puur historisch oogpunt gezien onweersprekelijk is, Zijn begrafenis zeer waar-schijnlijk en Zijn opstanding de beste verklaring van de beschikbare feiten. Duidelijk is dat wij altijd bij een grens naderen als het gaat om historische zekerheden waar een christen die weet mag hebben van het innerlijke getuigenis van de Heilige Geest als het gaat om de betrouwbaarheid van de Schrift, overheen is gegaan. Graag had ik gezien dat Keener dit uitdrukkelijk had ver­woord. Behoudens deze kanttekening gaat het om een zeer waardevolle studie. 


James D.G. Dunn, Christianity in the Making Volume 1. Jesus Remembered, Eerdmans, Grand Rapids, Michigan/Cambridge, U.K. 2003; ISBN 0-8028-3931-2; hb. 1019 pp.; prijs $58,--
Jesus Remembered is het eerste deel in een trilogie die James D.G. Dunn schrijft over het vroegste christendom. Dunn wil niet louter als historicus tewerk gaan bij het lezen van het Nieuwe Testament. Hij beseft dat ieder zijn vooronderstellingen mee-brengt en dat de aard van de nieuw­testa­men­tische geschriften met zich meebrengt dat zij niet op afstandelijke en (schijn­baar) objectieve wijze kunnen worden benaderd. Hij wijst erop dat hoe minder portret van Jezus in overeenstemming met (synoptische) evangeliën hoe meer het overeenkomt met agenda van hen die portret ontwerpen.
Toch spreekt Dunn vaak aarzelend. Opvallend is in dit verband dat hij begint met de doop van Jezus in de Jordaan en niet bij Diens maag­delijke ge­boorte. Als hij zegt dat de evangelisten zich dat niet in rechtstreekse zin herinnerd hebben is dat waar, maar er is toch ook het getuigenis van Maria?! We mogen geloven en weten dat de discipelen via Maria van deze zaak hebben vernomen. Als het gaat om de op­stan­ding, gaat Dunn uit van het historisch ka­rak­ter ervan.
De oudste christelijke getuigenissen laten ons eenparig zien dat de volgelingen van Jezus van het lichamelijke karak­ter van de opstanding van hun Meester overtuigd waren. Zij getuigden van verschijningen en niet van visioenen. In de lijn van Barth kan Dunn echter ook zeggen dat de opstanding een gebeurtenis is die zich ont­­trekt aan geschiedenis als weten­schap. De vraag is dan: wat wordt daarmee bedoeld?
Immers als je overtuigt ben door de historische gegevens van het Nieuwe Testament ben je ook overtuigd van het feitelijke en historische karakter van de opstanding en is het niet mo­gelijk te stellen dat je wel als gelovige maar niet als historicus overtuigd bent. Wat Dunn pre­cies aangaande de historiciteit van de opstanding geloofd, is onduidelijk. Wel geeft hij aan dat het geloof in Zijn pre-existentie niet bij de historische Jezus behoort.
Door dit alles verschilt het portret wat Dunn van Jezus schildert, ook al hecht hij veel grotere waarde aan het historische karakter van de evangeliën dan meerdere andere nieuwtestamentici doen, toch wezenlijk van het portret dat de evangeliën zelf van Hem geven. Wie op dit punt een doorwrocht ander ge­luid wil vernemen, wijs ik The Pre-existent Son van Simon Gathercole (Eerdmans, Grand Rapids/Cambridge, U.K. 2006). Gathercole laat zien dat volgens de synoptische evan­ge­liën, Jezus van Zijn pre-existentie heeft getuigd, al is het meer verhuld dan het evangelie naar Johannes. 
 

Robert B. Stewart en Gary R. Habermas (red.), Memories of Jesus: A Critical Appraisal of James D.G. Dunn of Jesus RememberedBroadman & Holman Publications, Nash­ville, Tennessee 2010; ISBN 978-0-8054-4840-5; pb. 334 pp., prijs $29,99.
Deze studie een kritische appreciatie van boek Jesus Remembered van James D.G. Dunn. Ge­we­zen wordt op de grote rol die herinneringen innemen in het boek van Dunn. Wij kunnen vol­gens hem slechts over Jezus spreken zoals Hij door Zijn eerste navolgelingen werd her­in­nerd. In deze appreciatie komt naar voren dat methodisch het grote manco van Dunn is dat hij niet een relatie legt tussen deze herinneringen en Jezus zelf. Als herinneringen zuiver en ade­quaat zijn zeggen zij namelijk echt iets over Zijn persoon en werk. Op deze wijze fun­c­tio­ne­ren immers ook getuigenissen voor een rechtsgang. In onderscheid met Bauckham gaat Dunn niet uitdrukkelijk in op de plaats en betekenis van de ooggetuigen bij het proces van her­in­nering.
Wanneer Dunn de historiciteit van de geboortegeschiedenissen bekritiseert, gaat het feitelijk om metafysische aanname. Immers ook hier is sprake van herinnering aan Jezus. dat de geboorte-geschiedenissen pas vrij laat een wijdere verspreiding vonden, kan verklaard worden uit de terughoudendheid erover te spreken, terwijl Maria, op wie de informatie daarover te­rug­ging, nog in leven was. Dunn aanvaardt de opstanding als de meest logische verklaring van de data.
Belangrijk is ook hier het onderscheid dat Dunn maakt tussen ‘events’, ‘data’ en ‘facts’. ‘Events’ zijn de gebeurtenissen uit het verleden. De ‘data’ zijn de aanwijzingen die er zijn voor een ‘event’. Van tal van ‘events’ zijn geen ‘data’ en zijn dus, ook al zijn ze werkelijk ge­schied, niet meer voor een latere generatie via onderzoek toegankelijk. Een ‘fact’ is de inter­pre­tatie van concrete data die heenwijzen naar een ‘event’. Stephen Davis merkt op dat een der­gelijke definitie van ‘fact’ verwarrend is.
Omdat Dunn de opstanding wel een ‘fact’ wil noemen, maar onduidelijk is over het feit of het ook een ‘event’ is, wordt niet helder of hij werkelijke de historiciteit van de opstanding wil aanvaarden. Wie de boeken van Dunn ter hand neemt, moet deze kritische appreciatie niet ongelezen laten.
 

Paul Barnett, Gospel Truth: Answering the New Atheist attacks on the Gospels, IVP, Nottingham 2012; ISBN 978-1-84474-594-4; pb. 220 pp., prijs £9,99.
In antwoord op de zogenaamde nieuwe atheïsten geeft de Australische Anglicaan Barnett dat hun intuïtie terecht is dat wanneer de evangeliën in hun getuigenis aangaande Jezus niet be­trouw­baar zijn, het hart van het christelijke geloof wordt getroffen. Hij gaat in op de belang­rijkste zaken die in dit verband van belang zijn en laat zien dat wij de evangeliën als een be­trouw­baar getuigenis van Gods­wege aangaande Jezus Christus mogen zien.
Het feiten­ma­te­riaal als zodanig is allesbehalve ontoereikend. Wie dat wel meent, heeft een houding tegen­over dit materiaal dat ideologisch vijandig is gekleurd. Niet de feiten als zodanig leidden tot vraagtekens bij de geloof­waar­digheid van het evangelie, maar een houding ten opzichte van die feiten. Dat verschil in houding kwam overigens al voor in de eerste eeuw na Chr.