Posts tonen met het label Paulus. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Paulus. Alle posts tonen

dinsdag 7 februari 2017

Een waardevol commentaar op de brief aan de Galaten

In de serie Baker Exegetical Commentary on the New Testament verscheen een uitleg van de brief aan de Galaten van Douglas J. Moo. Moo heeft al meerdere commentaren op brieven van Paulus op zijn naam staan en schreef samen met Donald Carson een zeer instructieve inleiding op het Nieuwe Testament. 
Voor de uitleg van de brief aan de Galaten maakt het niet uit of je die wat vroeger of wat later dateert. Wie de brief aan de Galaten met het boek Han­delingen vergelijkt, komt tot de conclusie dat deze twee het beste te harmoniseren zijn bij een datering nog vóór het apostelconvent.
Dat betekent dat de brief niet aan de ethische Galaten is gericht, maar aan de inwoners van steden in het zuiden van de provincie van Galatië, die Paulus bij zijn eerste zendingsreis bezocht. Moo heeft een lichte voorkeur voor vroege datering. Wie meent dat de brief aan de ethische Galaten is gericht, moet er ook van uitgaan dat Paulus hier afweek van zijn gebrui­ke­lijke strategie om grote bevolkingscentra, gelegen op belangrijke handelsroutes, het Evangelie te prediken.
Met grote instemming nam ik kennis van de visie van Moo dat het feit dat de brief aan de Galaten in een bepaalde historische context is geschreven, niet betekent dat er geen algemene principes onderliggen. Moo gaat niet mee met het nieuwe perspectief op Paulus. Daarbij worden de ecclesiologie en de voortgang van de heilsgeschiedenis als de kern van de bood-schap van de rechtvaardiging gezien.
Paulus maakt echter duidelijk dat de wet als zodanig – zonder dat wij dit kunnen beperken tot bepaalde aspecten ervan – ons niet in staat is te verlossen. Paulus stelt ‘doen’ en ‘geloven in Jezus Christus’ tegenover elkaar. Terecht stelt Moo dat de fundamentele zaak die in de brief aan de Galaten aan de orde komt, niet is: ‘Wat is er verkeerd aan de wet?’, maar ‘Wat is er verkeerd met de mensheid dat de wet niet in staat is de mens te verlossen?’
In oudere commentaren wordt vaak te weinig aandacht geschon-ken aan de grote betekenis van de Geest in de brief aan de Galaten. Aan het geloven van de boodschap van het Evangelie is, zo betoogt Paulus aan het begin van Galaten 3, het ontvangen van de Geest verbonden. In de nieuwtestamentische gemeente van Christus vinden de oudtestamentische beloften van de uitstorting van de Heilige Geest hun vervulling.
Het werk van de Heilige Geest in de vernieuwing van gelovigen komt naar voren in Gal. 5:13-6:10. Dan wordt duidelijk –wat Paulus nog breder in de brief aan de Romeinen naar voren laat komen – dat over de wet niet alleen in negatieve zin moet worden gespro-ken. In de vernieuwing door de Geest wordt de wet vervuld. Zelf zou ik er nog uitdrukkelijk op willen wijzen dat Paulus als hij in positieve zin over de wet spreekt nooit het werkwoord ‘doen’ gebruikt.
Moo betwist dat ‘de wet van Christus’ waarover Paulus schrijft in Gal. 6:2 de oudtestamen­tische wet is die in Christus haar vervulling vond. Hij zegt dat het gaat om de ethische leiding die aan gelovigen wordt gegeven, gefundeerd op het onderwijs van Jezus en van Zijn aposte­len.
Mijn vraag is of dit wel een tegenstelling is. Immers in het onderwijs van Jezus Christus en Zijn apostelen hebben de tien geboden een grote plaats. In het Oude Testament staan die al in het kader van de uittocht. In het Nieuwe Testament mogen zij geplaatst worden in het kader van de nieuwe uittocht gerealiseerd in de kruisdood en opstanding van Jezus Christus.
Als het gaat om de uitdrukking pistis tou Christou is de vraag of het hier om ‘het geloof in Christus’ of ‘de trouw van Christus gaat’. Is tou Christou een genitivus objectivus, zoals de eeuwen door is gesteld, of een genitivus sub­jectivus? Terecht stelt Moo dat deze vraag op grammaticale en linguïstische gronden niet te beant-woorden valt. De vraag moet beantwoord worden vanuit het geheel van Paulus’ theologie.
De reden dat de laatste verklaring zo populair is geworden is dan ook een theologische. In de brieven van Paulus heeft de tegen-stelling tus­sen ‘geloven’ en ‘doen’ een grote plaats’. Dan is het heel moeilijk voorstelbaar dat de uit­drukking pistis tou Christou niet in dat licht moet worden verstaan. De keuze voor de gene-tivus subjectivus pleegt nogal eens ingegeven te zijn door een theologie die de noodzaak van persoonlijk geloof minimaliseert.
Als het gaat om Gal. 5:17 zou ik expliciet een verbinding willen zien met Rom. 7:4v. Zeker is wel dat het ontvangen van de Heilige Geest de gelovigen in een nieuwe relatie tot het vlees en de zonde stelt. Een christen is niet in het vlees en leeft niet onder de macht van de zonde, maar moet wel geleid door de Geest tegen de zonde en het vlees strijden. Samenvattend: Moo schreef een waardevol commentaar waarvan veel valt te leren.

Douglas J. Moo, Galatians, BECNT (Grand Rapids: Baker Academic, 2013), 469 p., $44,99 (ISBN 9780801027543)

donderdag 26 januari 2017

Paulus. Een overzicht van zijn leven, brieven en theologie

Bruce W. Longenecker en Todd D. Still, die beiden verbonden zijn aan Baylor University, schreven een buitengewoon aantrekkelijke introductie op het leven, de brieven en theologie van Paulus. De uitgave is voorzien van kaarten, overzichten en foto’s. 
Elk hoofdstuk aandacht met een lijst van belang­rijke personen, plaatsen en uitdrukkingen, discussievragen, hedendaagse theolo-gische reflec­tie en een bibliografie voor verdere studie. Het is echt een boek bedoeld voor theolo­gie­studenten die een HBO-opleiding of bachelor theologie aan een universiteit volgen. Daaraan moet wel worden toegevoegd dat het een studieboek van formaat is.
Bij de weergave van Paulus’ brieven volgen zij veelal de breedst erkende chronologische volg­orde. Zij beginnen met de brieven aan de Thessalonicenzen. Een niet onbelangrijk deel van de Angelsaksische nieuwtestamentici meent overigens dat de brief aan de Galaten de oudste brief van Paulus is. De brief aan de gemeente van Efeze wordt voor de Pastorale brieven geplaatst. Waarschijnlijk omdat met de Pastorale brieven daarvan het meest om­streden is of Paulus welde auteur is.
De auteurs geven argumenten van beide zijden weer als het gaat om het antwoord op de vraag of het verschijnsel pseudepigrafie binnen het Nieuwe Testament past. Dat is meer dan eens het geval bij zaken waarover onder de nieuw­tes­tamentici verschillend wordt gedacht. Als het gaat of in de uitdrukking ‘geloof van Christus’ (pistis Chriostou) geven zij – en dat naar mening terecht –  er de voorkeur bij Christou te denken aan een genitivus objec­ti­vus, terwijl zij wel de waarde van de opvatting dat het een genitivus subjectivus is.
In het deel over de theologie van Paulus wordt naar voren ge-bracht hoe belangrijk zich op het apocalyptische denkklimaat rond het begin van de christelijke jaartelling is voor het verstaan van de apostel. Van belang is de opmerking dat hoewel de brieven van Paulus vrijwel allemaal het karakter van gelegenheidsgeschriften dragen zij wel vanuit bepaalde theologische gezichtspunten zijn geschreven.
Naar mijn overtuiging hadden de auteurs deze zaak nog meer kunnen onderstrepen. Ik denk aan de wijze waarop N.T Wright de theologie van Paulus aan zijn wereldbeschouwing relateert. Ook wie bij de wijze waarop Wright die wereldbeschouwing schetst, kanttekeningen plaatst, zal toch erkennen dat het inzicht als zodanig juist is.
In de lijn van Richard Bauckham spreken de auteurs van een zeer hoge christologie bij Paulus. Uit 1 Kor 8:6 blijkt dat Jezus een plaats krijgt binnen een hergeformuleerd Sjema. De auteurs be-strijden dat voor Paulus het leven van Jezus op aarde er niet toe deed. Direct zijn er nauwelijks verwijzingen. Indirect zijn er echter meerdere zinspelingen. 
De auteurs erkennen waardevolle elementen in het nieuwe per-spectief op Paulus, maar laten niet na onder woorden te brengen dat ook als je het Jodendom van de Tweede Tempel als ver-bondsnomisme typeert, het zwaartepunt binnen het verbond bij de inbreng van de mens valt en het is juist ook die zienswijze die door Paulus wordt bekritiseerd.
In de laatste twee hoofdstukken wordt Paulus in de context van zijn tijd en in die jonge, zich ontwikkelde christelijke kerk ge-plaatst.  Paulus wist dat met de komst van Christus de ver­vul­ling van Gods beloften was aangebroken. 
Nadrukkelijk had nog gesproken kunnen en moeten worden over de betekenis van de Heilige Geest bij Paulus. Zeker waar is waar-mee de auteurs besluiten dat Paulus van christenen verwachten dat hen leven in het teken staat van Jezus Christus de gekrui-sigde. Het leven van een gestempeld door het kruisvormige karakter van dat van hun Meester.
Er zijn zaken die ik toch nog graag wat nader had zien uitgewerkt. Wat mij betreft hadden de auteurs in een aantal gevallen ook meer duidelijk gemaakt welke keuze zij tenslotte maken als zij meerdere standpunten weergeven Dat neemt niet weg dat het een waardevol studieboek is niet alleen voor studenten maar ook voor predikanten.

Bruce W. Longenecker en Todd D. Still, Thinking Through Paul: A Survey of His Life, Letters and Theology (Grand Rapids: Zondervan<  2014), 408 pp., $44,99 (ISBN 9780310330869) 

dinsdag 3 januari 2017

De betekenis van de brief van Jacobus

De verhouding tussen Jacobus en Paulus
Een van de vragen waarvoor de lezer van het Nieuwe Testament zich ziet gesteld, is de ver­hou­ding tussen Paulus en Jacobus. Luther ging ervan uit dat Jacobus op Paulus reageerde en hem tegensprak. Voor hem was de brief van Jacobus een strooien brief. Hij ontzegde deze brief, zeker later in zijn leven, niet elke betekenis, maar achtte hem toch duidelijk onder­ge­schikt aan het getuigenis van Paulus.
Nog altijd vindt de visie van Luther aanhang dat Jaco­bus op Paulus reageerde. Anderen zijn van mening dat Jacobus niet op Paulus zelf reageerde maar op misbruik van diens boodschap. Er spelen hier een drietal vragen door elkaar: een his­to­rische (Wanneer is de brief van Jacobus geschreven?), een theologische (Wat is de inhoud van het onderwijs van Jacobus?) en een canonieke (Hoe verhoudt zich het getui­genis van Jaco­­bus tot dat van Paulus?).

Wie was Jacobus?
Meerderen personen in het Nieuwe Testament dragen de naam Jacobus. De bekenste zijn Jaco­bus, de broer van Johannes en zoon van Zebedeüs, en Jacobus, de broer van de Heere Jezus. Jacobus, de zoon van Zebedeüs, is al in het midden van de jaren veertig door Herodus Agrippa gedood. Dat Jacobus, de zoon van Alfeüs, deze brief heeft geschreven, is minder waar­­schijnlijk. Van hem is buiten zijn naam eigenlijk niets bekend.
Dat ligt heel anders met Jacobus, de broer van Jezus. Uit 1 Korinthe 15 weten we dat Jezus na Zijn opstanding aan hem is verschenen. Zowel het boek Handelingen als de brief van Paulus aan de Galaten ma­ken duidelijk dat deze Jacobus een leiding-gevende positie had in de gemeente van Jeruzalem. Het getuigenis van de Joodse historicus Josephus stemt daarmee overeen.
Alles wijst dan ook in de richting van deze Jacobus als schrijver. De sterk Joodse kleur van deze brief past bij wat wij van Jacobus, de broer van Jezus weten. Het feit dat de brief van Jaco­bus bekendheid laat zien met het idioom en de literaire conventies van het helle­nis­tische Jodendom is geen reden het voor onmogelijk te hou-den dat Jacobus, de broer van Jezus, deze brief heeft geschreven. 
Nog afgezien van het feit dat Jacobus van een secretaris gebruikt ge­maakt kan hebben, moeten we ons realiseren dat het helle-nistische en Palestijnse Jodendom niet strikt van elkaar kunnen worden gescheiden. In het land Israël zelf was voor menigeen Grieks de tweede taal. Dat gold ook voor Galilea.

Wanneer is de brief van Jacobus geschreven?
Het is niet onmogelijk dat de brief van Jacobus het oudste nieuw-testamentische document is. Het is niet onmogelijk de sociale nood waarvan Jacobus 5 gewaagd, te relateren aan de door Agabus voorzegde hongersnood ten tijde van de regering van Claudius. Wie van een vroege datering uitgaat, kan bij de ouder­lingen in Jaco­bus 5 denken aan de ouderlingen van de moeder­gemeente van Jeruzalem. Dat doet bijvoorbeeld prof. dr. J. van Bruggen.
Bij het gebed van het geloof gaat het dan om een gebed in het geloof dat zondermeer gene­zing zal volgen. Geloof is dat niet het zaligmakend geloof dat alle ware christenen beoefenen, maar het geloof als een gave aan sommigen gegeven waardoor men mag weten dat op zijn ge­bed een genezing of ande­re uitredding plaatsvindt (vgl. 1 Kor. 12:9). Dat maakt het gemak­kelijker te verklaren dat de ouderlingen over wie Jacobus sprak, kennelijk allen deze gaven bezaten.
Als we afgaan op de pastorale brieven van Paulus was dat vrij spoedig in de geschiedenis van de christelijke kerk niet voor alle ouderlingen meer het geval. De gave om op het gebed te kun­nen genezen wordt in de pastorale brieven niet als een vereiste voor een ambtsdrager ge­noemd.
Bij een vroege datering heeft Jacobus met zijn brief op geen enkele wijze op Paulus gerea­geerd. Weliswaar is er in woord-gebruik (geloof, werken, rechtvaardigen) overeenkomst tus­sen Pau­lus en Jacobus, maar de context is geheel verschillend. 
Als Jacobus in zijn brief op de een of andere wijze op Paulus reageert, zou je verwachten dat de spijswetten, de feestkalender en de be­snijdenis ter sprake komen. Dat is echter niet het geval. De vraag op welke wijze hei­de­nen een plaats mogen hebben, in de gemeente van Christus komt helemaal niet ter sprake. De gemeenten aan wie Jacobus schrijft, bestaan uitsluitend uit Joodse christenen.

Waar geloof brengt vruchten voort
Waar het Ja­co­bus om gaat, is dat het geloof een levend geloof is. Dat betekent een geloof dat vruchten voortbrengt. Het is volstrekt niet nodig bekendheid met de geschriften van Paulus te voor­onder­stellen, voor deze problematiek. Het optreden van Johannes de Doper stond al tegen de achtergrond van een houding waarin geroemd werd in het feit dat men was opgenomen in Gods verbond met Abraham zonder dat men in de wegen van Abraham wan-delde.
Evenals in de andere geschriften van het Nieuwe Testament komt in de brief van Jacobus het unieke karak­ter van de persoon van Jezus naar voren. Jezus is de Heere der heerlijkheid (Jac. 2:1). Dat wil zeggen dat Hij deelt in identiteit van de God van Abraham, Izak en Jacob. De ver­bondsnaam van God mag ook voor Hem worden gebruikt. Nu heeft Jezus Zelf in de Berg­rede naar voren gebracht dat niet iedereen die Heere, Heere tegen Hem zegt, het koninkrijk der hemelen zal binnengaan.
Wanneer Jacobus stelt dat geloof in de werken moet blijken, sluit dit nauw aan bij het onder­wijs van Jezus in de Bergrede. Naast de Bergrede vormen de oud­testamentische wijsheid­literatuur en het getuigenis van de profeten de bronnen waarop Jacobus terug-grijpt. Bij de profeten moeten wij niet in de laatste plaats aan Amos mogen denken.

Geloof en rechtvaardiging
Buiten Jacobus 2:14-26 spreekt Jacobus uitsluitend in posi­tie­ve zin over het geloof. In de bewuste passage gaat Jacobus in gesprek een reële of imaginaire oppo­nent over de natuur van het ge­loof. Jacobus wijst af dat een levend geloof slechts uit de intel­lec­tuele kennis over de eenheid van God zou bestaan. Een dergelijk geloof is een dood geloof.
Alleen het geloof recht­vaar­digt. Dat heeft Jacobus niet betwist. Echter, het ge­loof dat rechtvaardigt, is een levend geloof en een levend geloof brengt altijd vruchten voort. Een puur intellectueel geloof zonder werken die bij het geloof horen doet een mens niet delen in de zegen van de rechtvaardiging.
Het is waar dat Jacobus het woord ‘rechtvaardigen’ op een andere wijze gebruikt dan Paulus. Voor hem is de vraag wat het karakter van ons geloof moet zijn waarmee wij God on­be­vreesd kunnen ontmoeten. Dat stemt overigens wel overeen met het getuigenis van Paulus dat wij op de jongste dag naar onze werken geoordeeld zullen worden. 
Wanneer Paulus stelt dat wij zond­er de werken worden gerecht-vaardigd, gaat het hem om de basis waarop de vrijspraak plaatsvindt en wij toegang tot God verkrijgen. Dan spelen onze werken geen rol, omdat ook die nog onvolkomen zijn.
Een christen roemt alleen in wat Christus voor hem en in zijn plaats deed. Echter, Paulus liet er geen misverstand over bestaan dat hij die zo in Christus mag roe­men Die voor hem stierf, ook met Christus is ge­storven en met Hem opgewekt tot een nieuw leven. Dat laatste benadrukt – zij het met andere woorden – Jacobus. Naar mensen toe blijtk dat wij voor God rechtvaardig zijn uit onze werken.

Paulus en Jacobus spreken elkaar niet tegen
Paulus en Jacobus spreken elkaar niet tegen, maar schrijven voor een verschillend publiek. De pastorale en theologische problemen en vragen waarop zij ingaan, zijn niet gelijk. Jacobus keert zich tegen een dode orthodoxie. Paulus gaat het erom dat wij ons aan eigen prestaties kun­­nen vastklemmen of er ons op kunnen beroe-men, als het gaat om de vraag waarom God ons heeft vrijge-sproken en tot Zijn kinderen aangenomen.
Beter dan Luther begreep Calvijn de bedoeling van Jacobus, namelijk dat vergeving en ver­nieuwing, rechtvaardiging (in de zin van vrijspraak) en heiliging bij elkaar behoren. Gods genade heeft altijd een tweevoudig karakter. Deze zaak blijft van het grootste belang. Een christen die wel roemt in het kruis, maar niet de dingen die boven zijn, zoekt, doet met zijn levenswandel afbreuk aan het getui­genis van het kruis.
Dat wij Christus werkelijk toebehoren en Christus werkelijk in een gemeente werkt, blijkt uit de vrucht. Dan wordt de wet van de vrijheid betracht. We kunnen daarbij in de laatste plaats den­ken aan de tien geboden in samenhang met de aanhef ervan, maar ook aan de Bergrede waarbij we dan niet over het hoofd zien dat deze begint met de Zaligsprekingen. Wie echt het Evan­gelie verstaat, ervaart Gods geboden niet als een last. Echte vrijheid is geen vrijheid van maar een vrijheid in het doen van goede werken.

N.a.v. Christopher W. Morgan, A Theology of James: Wisdom for God’s People, Explorations in Biblical Theology (Philipsburg, New Jersey: Presbyterian & Reformed Publishing Co., 2010), pb. 218 pp.; prijs $17,99 (ISBN 978-1-59638-084-4).
In de serie Explorations in Biblical Theology onder redactie van Robert A. Peterson schreef Christopher W. Morgan, die als hoogleraar theologie aan California Baptist University is ver­bon­den, een studie die niet academisch verantwoord is zonder technisch te zijn en een­vou­dig zonder oppervlakkig te zijn.

zaterdag 31 december 2016

Pauline Churches and Diaspora Jews

Pauline Churches and Diaspora Jews is een bundel met artikelen van John M.G. Barclay, hoogleraar godgeleerdheid aan Durham University. Sommigen zijn al eerder gepubliceerd, ter­wijl anderen voor het eerst in deze bundel verschijnen. 
Barclay gaat in op de sociaal-maat­schap­pelijke context van de gemeenten die door middel van de zendingsarbeid van Paulus ont­ston­den. Tussen deze gemeenten en de synagogen in de diaspora zijn tal van overeenkomsten aan te wijzen.
De Bijbel heeft allereerst een theologische boodschap. Daarmee is echter niet ont­kend dat sociaal-historisch onderzoek een bijdrage kan leveren aan het verstaan van de bijbelse bood­schap. Uitgebreid wordt door Barclay aandacht geschonken aan de Joodse ge­schied­schrijver Flavius Josephus. 
Zijn houding tegenover Rome werpt licht over die van Paulus. Barclay betoogt terecht dat Paulus het Romeinse rijk niet vanuit zichzelf benadert en beoordeelt, maar het plaatst in het kader van de kruisdood en opstanding van Jezus. Dat zijn de feiten die werkelijk de geschiedenis en de bestemming van mensen bepa-len.
Door tal van zijn Joodse tijdgenoten werd Paulus vanwege zijn re-lativering van de mozaïsche wet­geving als een afvallige gezien. Echter Paulus achtte zijn houding niet strijdig met het geloof van de vaderen. Een zienswijze die door het overgrote deel van de Joodse christenen werd aanvaard.
De waarde van de bundel van Barclay ligt niet de laatste plaats daarin dat duidelijk wordt hoe­zeer het eschatologisch en apo-calyptisch dualisme tussen deze wereld en de toekomende wereld voor Paulus bepalend was voor de identiteit van christenen. Christenen stonden wel in de wereld en ware toch niet van de wereld. In de kerk van de eenentwintigste eeuw wordt nog vaak zonder nuan-cering over Gods wereld gesproken. 
Dan geeft het Nieuwe Testament meteen ander geluid. Dat geldt zeker ook de brieven van Paulus. De wereld blijft Gods schepping maar is ook het machtsbereik van de duivel en zijn engelen. In deze gevallen wereld zijn de gemeenten van Christus voorposten van het koninkrijk dat komt. Een christen vervult zijn taak in deze wereld in de wetenschap dat zijn burgerschap in de hemel is van waaruit hij zijn Heere en Zaligmaker verwacht.

John M.G. Barclay, Pauline Churches and Diaspora Jews, WUNT 275 (Tübingen: Mohr Siebeck, 2011), hb. 454 p., €129, -- (ISBN 9783161506192).

zaterdag 11 juni 2016

Een drietal studie over Paulus en zijn brieven

Michael J. Thate, Kevin J. Vanhoozer en Constantine R. Campbell (red.), “In Christ” in Paul (Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament, 384), Tübingen, Mohr Siebeck, 2014; 577 blz., €99,-- , ISBN 9783161523878.
Deze bundel wil een substantiële bijdrage leveren aan het ant-woord op de vraag naar de bete­ke­nis van vereniging (unio) met Christus in de theologie en geschriften van de apostel Paulus. De bundel bestaat uit drie delen met in totaal twintig bijdragen. De bijdragen uit het eerste deel zijn exegetisch van aard, die in het tweede deel zijn gewijd aan de receptiegeschiedenis en die uit het derde deel liggen op het gebied van de systematische theologie.
De bedoeling van de bijdragen in het eerste deel is niet om een encyclopedisch overzicht te geven van alle relevante passages uit de brieven van Paulus met betrekking tot het thema van vereniging met Christus maar om passages en thema’s uit Paulus brieven te behandelen die niet altijd aan de orde komen als het unio en participatie met Christus. Het tweede deel maakt ons duidelijk dat de noties van unio en participatie met Christus in de eeuwenlange geschiedenis van de kerk door theologen de bij Paulus zijn opge-merkt.
De aandacht daarvoor is bepaald niet nieuw. Iets dat nieuw-testamentici snel ten onrechte denken. Kevin Vanhoorzer merkt in zijn inleidende bij­drage op dat het lezen van Paulus door de ogen van Augustinus, Luther, Calvijn en John Owen een significante bijdrage kan leveren niet alleen om deze theologen maar ook om Paulus beter te verstaan. De hernieuwde aandacht voor het thema van unio met Christus bij Calvijn en in de theologie van Paulus laat zien dat Bijbelwetenschap en bestudering van de geschiedenis van de theologie elkaar beïnvloeden.
In het systematische deel worden de rela­ties tussen de unio met Christus en de heiliging, het avondmaal en de ecclesiologie belicht. De bijdragen in de bundel In Christ” in Paul maken duidelijk dat een christen zijn identiteit niet alleen ontleend aan de gekruisigde Christus door het doden van het zondige ik, maar ook dat hij deelt in de kracht van Zijn opstanding en zo voor God wenst te leven.

John M.G. Barclay, Paul & the Gift, Grand Rapids, MI/ Cambridge, UK: Eerdmans Publishing Co., 2015: xvi + 616 blz., $70,--, ISBN 9780802868893.
Barclay, hoogleraar godgeleerdheid aan de universiteit van Durham, schreef een zeer uit­voerige studie over genade en gave bij Paulus. Hij analyseert ‘genade’ in het licht van het be­grip ‘gave’ en combineert daarbij gegevens uit de antropologie, het Jodendom van de Tweede Tempel en de Griek-Romeinse cultuur. In dat kader staat een grondige exegese van relevante teksten uit de brieven aan de Galaten en de Romeinen.
Interactie met grote theologen uit de geschiedenis en eigen­tijdse exegeten verhoogt de waarde van deze studie. Een minpunt is dat Barclay zich tot de twee genoemde brieven beperkt. Ook elders in het corpus paulinum is immers over dit thema relevant tekst-materiaal te vinden. Barclay brengt naar voren dat genade een begrip was dat overal in de theologie van de diverse stromen van het Jodendom van de Tweede Tempel aanwezig was. Alleen functioneerde het niet overal op dezelfde wijze. Barclay stelt dat dat voor Paulus de goddelijke genadegave is gefocust en wordt vervuld in de gave van Christus.
Zijn belangrijkste conclusie is dat genade niet aansluit bij con-ventionele criteria van status en aanzien. Of dat ook betekent dat Paulus niet leert dat Gods genade vrij is en zonder voorafgaande voor­waarden, waag ik te betwijfelen. Zeker is wel Paulus’ verstaan van Gods genade en zijn zendingsarbeid onder de volkerenwereld niet los van elkaar gezien kunnen worden. Paulus theologie van de gave van God die vervuld is in Christus is ook onlos­makelijk verbonden met zijn verstaan van de zonde. Jood en heiden liggen onder de macht van de zonde en de tora is niet bij machte verlossing te schenken.
Een dergelijk zicht op de tora onderscheidt Paulus van zijn Joodse leermeesters. Terecht stelt Barclay dat Paulus niet anti-Joods of post-Joods is, maar dat zijn verstaan van Gods genadegave in Christus zijn Joodse identiteit een nieuwe dimensie heeft gegeven.

Duane Liftin, Paul’s Theology of Preaching: The Apostle’s Challenge in the Art of Persuasion in Ancient Corinth, IVP Academic, Downers Grove, IL 2015; 392 blz., $33,60, ISBN 9780830824717.
Paulus’ veroordeling van retorica in 1 Kor.1:17-21 is een vraag voor uitleggers van het Nieuwe Testament. Immers hoe verhoudt deze veroordeling zich tot het feit dat Paulus zelf in zijn brieven van retorica gebruik maakt? Duane Liftin heeft een uitgebreide studie over deze problematiek geschreven. Hij betoogt dat Paulus het gebruik van retorica afwees zoals sofisten dat deden. Voor hen was het gebruik van retorica en argumenten een methode om iemand tot een bepaalde keuze te brengen.
De retoricus gaat ervan uit dat het bij een goed gebruik van methodiek het gewenste resultaat kan bereiken. Dat laatste is bij Paulus volstrekt anders. Paulus’ gebruik van retorica staat in het kader van de overtuiging dat hij een gezant is van Jezus als kurios. Zoals een keizerlijke ge­zant door zijn proclamatie gehoorzaamt opeist voor de keizer, roept Paulus door middel van zijn aposto-lische prediking op tot gehoorzaamheid aan Jezus Christus.
In zijn retoriek van predi­king vertrouwt Paulus hierbij niet op heel creatieve argumenten en een daarmee correspon­de­ren­de pre-sentatie. Hij is echt overtuigd van de waarheid van wat hij ver-kondigt. Dat was bij de sofis­ten voor wie de retorica een doel in zich was, anders. De waarheid is voor Paulus Jezus Christus als de gekruisigde.
Paulus weet dat alleen de Heilige Geest van deze waarheid kan over­tuigen en het hart openen. In dat kader moeten wij zijn negatieve oordeel over retorica zien. Paul’s Theology of Preaching is van belang voor iedereen die zich bezig houdt met Paulus, het Nieuwe Testament, retorische studies dan wel Grieks-Romeinse studies.

vrijdag 27 november 2015

Paulus: apostel en medereiziger

Over Paulus en zijn brieven zijn tal van brieven geschreven. Een zeer handzame introductie die een heel goede gids is voor een eerste oriëntatie schreef Jerry L. Sumney, hoogleraar Bijbelvakken aan het Lexington Theological Seminary in Lexington, Kentucky. Zijn studie is in drie delen opgezet. Eerst wordt de achtergrond van Paulus’ leefwereld geschetst. De vroegste kerk en Paulus plaats komen aan de orde, het Jodendom van de Tweede Tempel in zijn diversiteit, de antieke cultuur en ook het feit dat Paulus’ literaire nalatenschap uit brieven bestaat.
In het tweede deel stelt de auteur de zeven onbetwiste brieven aan de orde en in het derde deel de brieven, waarvan betwist wordt of ze wel door Paulus geschreven zijn. Over dat laatste punt denk ik anders dan de auteur. Hij is wel van mening dat de betwiste brieven in ieder geval gedachtengoed van Paulus weerspiegelen. Uit de weergave van Sumney komt naar voren dat Paulus een missionair en pastoraal theoloog is die zijn inzichten ontvouwt en ontwikkelt naar aanleiding van specifieke vragen en problemen die in gemeenten leven.
Tegelijkertijd wordt duidelijk dat Paulus zich niet minder dan de apostelen in Jeruzalem een door Jezus Christus geroepen apostel weet en daarom verwacht dat zijn brieven waarmee hij de gemeenten onderricht het stempel van Goddelijke autoriteit dragen. In zijn brieven draagt hij ondertussen allerlei argumenten aan waarbij vooral gewezen wordt op het verbonden zijn met Christus en het ontvangen hebben van de Heilige Geest om zijn lezers te bewegen de stem van Christus die via zijn brieven tot hen komt, te gehoorzamen. Paulus presenteert zich niet alleen als apostel maar ook als medereiziger.


Jerry L. Sumney, Paul: Apostle and Fellow Traveler, Nashville, Tennessee, Abingdon Press, 2014; x + 185 blz., $29,99, ISBN 9781426741975

woensdag 4 november 2015

Een handboek over Paulus

Onder redactie van Friedrich Horn verscheen een handboek over de apostel Paulus. Het valt in vier delen uiteen. Na een oriëntatie worden zijn persoon en werk behandeld en ten slotte de Wir­kungsgeschichte. Wie geïnformeerd wil worden over de huidige stand van zaken van het onderzoek naar Paulus, vindt in dit handboek een goede gids. Ik licht er slechts een enkel punt uit. Uit het laatste hoofdstuk blijkt dat men slechts zeven van de dertien brieven die Paulus als auteur noemen, metterdaad aan Paulus wil toeschrijven. Het is een minpunt dat tegen­stemmen die hier nog altijd klinken, geen plaats hebben gekregen in dit handboek.
Bij de geschiedenis van het onderzoek naar Paulus komt uiteraard het nieuwe per­spectief naar voren. Het nieuwe perspectief heeft naar voren gebracht dat de boodschap van Paulus ook een sociologische kant heeft. In de bijdrage van Michael Theobald over de recht­vaardiging komt naar voren dat het niet tot die kant mag worden beperkt. Hij spreekt van een anthropologische universa-lisering. 
De bood­schap van de rechtvaardiging is bij Paulus ver­bon­den met de weten­schap dat geen mens de wet kan houden. Wanneer Theoblad stelt dat volgens Paulus ten slotte alle mensen in de rechtvaardigspreking delen, doet dat geen recht aan de plaats die Paulus aan het geloof toekent. Rom. 5:18 moet zo worden ver-staan dat de recht­vaardigheid komt over allen die Christus toebe-horen.
Het belang van de christophanie die Paulus op weg naar Damas­cus ontving, wordt onderstreept. Wolfgang Kraus duidt dat als een visioen. Die type­ring doet echter geen recht aan het feit dat Paulus deze verschijning van visionaire ervaringen die hij ontving onder­scheidt. Kraus zelf wijst erop dat Paulus in 1 Kor. 15 de gebeur-tenis op weg naar Damascus op één lijn stelt met de opstan­dings­­getui­ge­nissen. In die getuigenissen gaat het om een lichamelijke en tastbare wer­kelijkheid. Ook wie dat niet aanvaard, zal wel moeten erkennen dat het zo wordt beschreven.

Friedrich W. Horn (red.), Paulus Handbuch, Mohr Siebeck, Tübingen 2013; 653 blz., € 49, ISBN 978-3-16-150082-4.


vrijdag 4 september 2015

De betekenis van de apostel Paulus en zijn brieven binnen het Nieuwe Testament

Thomas E. Philipps, Paul, His Letters and Acts, Hendrickson Publishers, Pea­body, Massachusetts 2009; ISBN 978-1-59856-001-5; pb. 243 pp.; prijs $24,95.

In deze studie gaat de auteur in op de vraag hoe het portret van Paulus dat vanuit de door hem zelf geschreven brieven tot ons komt, verenigd kan worden met het portret dat Lukas van Pau­lus geeft in het boek Handelingen. Hij beklemtoont dat noch de brieven van Paulus nog het boek Handelingen geschreven zijn met het oog op deze vraagstelling. 
Zowel brieven als Han­de­­­lingen bevatten verschillende gezichts-punten. Uit de brieven is af te leiden dat Paulus na zijn bekering minstens driemaal een bezoek aan Jeruzalem bracht, terwijl in Handelingen vijf be­zoeken worden vermeld.
In het boek Handelingen wordt de relatie tussen Paulus en de ande­­­re apostelen onderstreept (voor Paulus zelf wordt trouwens in dit Bijbelboek slechts een­maal het woord ‘apostel’ gebruikt), terwijl in de brieven vooral de zelfstandigheid van Paulus naar voren komt. De conclusie van Phillips is dat er tal van parallellen zijn tussen de gegevens uit de brieven en die uit Handelingen maar dat de gegevens soms divergeren. Dan nog is har­mo­­nisatie is mogelijk, maar dat is niet altijd gemakkelijk.
Phillips meent dat niet altijd sprake is van ge­gevens die elkaar louter aanvullen. Dat heeft me­de te maken het feit dat hij Han­de­lin­gen laat dateert. Phillips wijst er ook op dat wie de brief aan de Galaten voor het in Han­de­lin­gen 15 beschreven apostelconvent dateert, gemak­ke­lijker de gegevens uit Handeling en de brie­ven kan harmoniseren dan wie de brief na het apos­tel­con­vent plaats.
Volgens Phillips biedt Han­de­lingen een gereviseerd portret van Paulus om hem voor christenen in rond het einde van de eerste eeuw na Chr. acceptabel te maken. Ik meen dat puur academisch tegen deze visie meer­dere bezwaren zijn aan te voeren. Het boekje van Phillips is evenwel bijzonder waar­­devol, om­dat Phillips de feiten en eigen interpretatie er­van vrij nauwkeurig van elkaar onderscheidt en zo laat zien dat ook andere interpretaties mo­­gelijk zijn.

Mark D. Given (red.), Paul Unbound: Other Perspectives on the Apostle, Hendrickson Pu­bli­shers, Peabody, Massachusetts 2010; ISBN 978-1-59856-324-5; pb. 210 pp.; prijs $24,95.
Deze bundel biedt een aantal bijdragen over diverse aspecten van de boodschap van de apostel Paulus. Terecht waarschuwt Jery L. Sumney ertegen om een reconstructie van de tegen­stan­ders van Paulus - een reconstructie die altijd een hypothetisch karakter draagt - te laten heer­sen over wat er metterdaad in de tekst staat. Steven J. Friesen laat zien dat uit de ana­lyse van de sociale positie van de lezers van Paulus’ brieven blijkt dat zij veelal niet erg bemiddeld ge­weest moeten zijn. Ik merk wel op dat wij vanuit Handelingen daarbij een kleine correctie bij kunnen plaatsen.
Heel belangwekkend is wat Charles H. Cosgrove vermeld over dispen­sa­tio­nalisme; een ziens­wijze die in de negentiende eeuw ontstond. Volgens de dispensa­tiona­lis­ten mag Israel niet op de christelijke kerk worden betrokken en zelfs niet op joodse belijders van Jezus als de Chris­tus maar op slechts het Joodse volk als geheel. Opvallend is dat Barth in zijn visie op Israël beïn­vloed is door een dispensationalistisch commentaar op de brief aan de Ro­mei­nen.
Het pro­bleem van deze visie is dat het geen recht doet aan de continuïteit tussen Israël en de kerk en geen plaats geeft aan de gedachte van een gelovige rest onder het volk. Door de hele sterke scheiding van de bedelingen heeft het dispensationalisme welis-waar wel een heel hoge ver­wachting van de toekomst van het Joodse volk, maar kan het moeilijk een plaats geven aan Joden bin­nen de Chris­te­lijke kerk in haar huidige gestalte.
De meeste aandacht ver­dient mijns inziens de bijdrage van de Joodse geleerde Mark D. Nanos. Deze betoogt dat Pau­lus wel de christenen uit de heidenen van de mozaïsche wet wenste te ontslaan maar niet de joodse christenen. Zeker is dat in het boek Handelingen Pau­lus zelf zich gedraagt als een wet­ge­trouwe Jood. Ik meen dat Nanos een belangrijk punt maakt. Een punt dat blijft staan ook als Paulus - in tegenstelling tot wat Nanos stelt - de wet als weg van zaligheid afwijst voor zowel Jood als heiden.

Douglas A. Campbell, The Deliverance of God: An Apocalyptic Reading of Justification in Paul, Eerdmans, Grand Rapids, Michigan/Cambridge 2009; ISBN 978-0-8028-3126-2; hb. 1218 pp.; prijs $60,--.
Douglas A. Campbell, universitair hoofddocent Nieuwe Testament aan Duke Divinity School, schreef een studie van indrukwekkende omvang over de boodschap van de rechtvaardiging bij de apostel Paulus. Teksten uit de brieven uit de Romeinen, de Galaten en de Filippenzen wor­den door hem uitvoerig geanalyseerd. Zijn stelling dat de apocalyptiek zeer wezenlijk is voor Paulus is onbetwistbaar. De apocalyptiek is een uitbloei van de profetie. Binnen het Oude Testament draagt het boek Daniël een apocalyptisch karakter.
In de apocalyptiek wordt aan­dacht gevraagd voor de werkelijkheid boven en achter deze zichtbare werke­lijk­heid. Heel de ge­schiedenis wordt gezien vanuit het perspectief dat God reddend ingrijpt om de Zijnen van alle onderdrukkende machten te verlossen. Paulus leerde Jezus als Heere en Christus erken­nen, omdat het God behaagde Jezus als Zijn Zoon in hem te openbaren. De komst van Chris­tus naar deze wereld betekende de overwinning op en verlossing van verdrukkende machten.
Wanneer Campbell voor deze zaken aandacht vraagt, heeft hij het gelijk aan zijn zijde. Het grote bezwaar tegen zijn studie is dat hij geen recht doet aan het feit dat bevrijding van de wet als onderdrukkende macht ook te maken heeft met zonde als schuld waarvoor moet worden voldaan. Ten onrechte betrekt Campbell ook ‘het geloof van Christus’ op de trouw van Chris­tus en niet op het geloof in Christus van de gelovige. Hij doet daarmee geen recht aan de cen­trale betekenis van geloof in Christus verbonden met zelfveroordeling in de brieven van Pau­lus. Campbell verzet zich tegen een dogmatisch lezen van Paulus. Echter, dat doet hijzelf ook, alleen moeten ernstige bedenkingen worden geuit tegen de dogmatiek die hijzelf hanteert.

Rodney Reeves, Spirituality According to Paul: Imitating the Apostle of Christ, IVP-USA, Downers Grove, lllinois 2011; ISBN 978-0-8308-3946-9; pb. 253 pp.; prijs $16,--.
Reeves laat zien hoezeer voor Paulus bepalend was dat hij met Christus was gekruisigd en opgewekt. Daarin wist Paulus zich een model en voorbeeld voor anderen. Daarom kon hij ook schrij­­ven: ‘Merk op degenen die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt’ en ‘Weest mijne navolgers gelijk ik van Christus.’ De studie van Reeves is geen puur aca­de­mische studie maar wil de relevantie van de navolging van Paulus voor de christelijke kerk in het heden onder de aandacht brengen.

Thomas R. Schreiner, Luke Timothy Johnson, Douglas A. Campbell en Mark D. Nanos, Four Views on the Apostle Paul, Zondervan, Grand Rapids, Michigan 2012; ISBN 978-0-310-32695-3; pb. 236 pp.; prijs $17,99.
In de serie Bible and Theology geeft Zondervan studies uit waarin een aantal auteurs die in zienswijze van elkaar verschillen licht werpen op een bepaald bijbels onderwerp. In Four View on the Apostle Paul gaat dat om een evangelical (Thomas Schreiner), een rooms-katho­liek (Luke Timothy Johnson), een neo-orthodoxe protestant (Douglas A. Campbell) en een libe­rale Jood (Mark D. Nanos). Ieder geeft in het kort weer wat hij de kern acht van de bood­schap van Paulus en de andere drie reageren daarop. Michael F. Bird, de redacteur van de serie, heeft deze bundel van een inleiding en conclusie voorzien.
Het zal niet bevreemden dat de bijdrage van Schreiner naar mijn diepste overtuiging het meest recht doet aan de apostel Paulus, hoewel ook die van Johnson zeer waardevol is. Schreiner maakt duidelijk dat Paulus na zijn bekering de persoon van Christus leerde stellen op de plaats waar voor hem de wet stond.
Johnson beklemtoont dat alle dertien brieven die op naam van Paulus staan, ook met­ter­daad door de apostel zijn geschreven. Door de dood en opstanding van Christus is in prin­cipe een nieuwe werkelijkheid aangebroken. Door het ontvangen van de Geest van Christus mo­gen wij in die nieuwe werkelijkheid delen. Dit ont-vangen van de Geest is een zaak die ook met ervaring is verbonden.