Posts tonen met het label theologie van het Nieuwe Testament. Alle posts tonen
Posts tonen met het label theologie van het Nieuwe Testament. Alle posts tonen

woensdag 1 november 2017

De theologie van Markus

In de door Zondervan onder redactie van Andreas J. Kösten-berger uitgegeven serie Biblical Theology of the New Testa-ment verscheen een zeer uitgebreid deel over het Evangelie naar  Markus van de hand van David E. Garland, hoogleraar ‘Christian Scriptures’ aan het George W. Truett Theological Seminary; een seminarie dat deel uitmaakt van Baylor Uni­versity. A Theology of Mark’s Gospel bestaat uit twee delen.
In het eerste hoofdstuk van het eerste deel wordt uitgebreid ingegaan op inleidingsvragen, terwijl het tweede hoofdstuk een literaire en theologische lezing biedt van het Evangelie naar Markus. In de twaalf hoofd­stukken van het tweede deel passe-ren de belangrijke thema’s van de theologie van Markus de revue.
Aansluitend bij het getuigenis van de vroegste traditie gaat Garland ervan uit dat Markus een veelheid van niet aan elkaar gerelateerde vertellingen van Petrus tot een coherent ge­heel heeft omgevormd. Daarbij blijken bepaalde theologische ge-zichtspunten fundamenteel te zijn geweest. 
Zelf ga ik ervan uit dat de vertellingen waarschijnlijk al in het stadium van de mon­de­­­linge overlevering een bepaalde orde hebben gekregen, maar met Garland meen ik dat er geen reden is te betwijfelen dat Markus de spreekbuis van Petrus en was dat zijn Evangelie zo een apostolisch stempel heeft gekregen. Garland zoekt de oorsprong van het Evangelie naar Markus in Rome maar gaat het er wel vanuit dat het van meet af aan niet slechts voor de christenen in Rome was bedoeld.
Al heel vroeg is het Evangelie naar Markus overschaduwd door de andere Evangeliën. In de Vroege Kerk meende men dat Markus het Evangelie naar Mattheüs had verkort en weinig aan dat Evangelie had toegevoegd. Vanuit de overtuiging dat Markus het oudste Evangelie is, ont­stond vanaf de negen-tiende eeuw een hernieuwde academische belangstelling voor het Evangelie naar Markus. In navolging van vele anderen laat Garland overtuigend zien dat hoe­wel het Evan­­gelie naar Markus het kortste van de drie synoptische Evangeliën is, het toch een eigen accent heeft en echt iets toevoegt aan de twee andere.
Garland verdeelt het Evangelie naar Markus in drie delen: 1:1-8:21; 8:22-10:52; 11:1-16:8. Zelf geef ik er de voorkeur aan om wat Garland als het tweede en derde deel ziet samen te nemen. De belijdenis van Petrus dat Jezus de Christus is, is echt het keerpunt van het Evangelie naar Markus. Wie dat aanvaardt, ziet dat het Evangelie in twee delen van ongeveer gelijke grootte uiteenvalt.
Terecht wijst Garland erop dat de aanduiding ‘Zoon van God’ een centrale betekenis in het Evan­gelie naar Markus heeft, ook al komt die aanduiding maar weinig voor. We vinden deze helemaal aan het begin van het Evangelie als typering van de inhoud ervan. Met Garland ga ik ervan uit dat ‘het begin van het evangelie’ (Mark. 1:1) niet slaat op de eerste hoofdstukken van Markus, maar op het gehele Evangelie. Het vervolg is de verkondiging van de apostelen na Christus’ opstanding; een vervolg dat nog voortduurt.
De aanduiding Zoon van God is voor Markus de primaire categorie om de identiteit van Jezus te verstaan. Bij Jezus’ dood aan het kruis belijdt de heidense hoofdman Hem met deze aanduiding. Het is de eerste keer dat wij in het Evangelie naar Markus in positieve zin deze belijdenis op de lippen van een mens vinden. Daarin is de hoofdman een model. De lezer of hoorder van het Evangelie naar Markus dient zich daarin met hem te identificeren.
In overeenstemming met de consensus in de nieuwtestamen-tische wetenschap wijst Garland op de tweede helft van Jesaja als achtergrond van de uitdrukking ‘evangelie’. Dat is des te duidelijker omdat het daar ook voorkomt en samenhangt met de uitdrukking ‘uw God regeert/is Koning’ (Jes. 52:7).
Garland had in dit verband nog kunnen vermelden dat de Sep-tuaginta hier een futurum heeft. Het gaat over Gods toekom-stige heerschappij. Deze wordt gerealiseerd met de verschij-ning van Christus op aarde. Daarbij neemt Markus zijn uit-gangspunt in de doop van Jezus in de Jordaan.
Garland ontkent dat wij in het Evangelie naar Markus een adop­tianistische theologie hebben. Bij Zijn dood in de Jordaan Jezus wordt niet tot Zoon van God aangenomen, maar de Vader bevestigt aan Hem wie Hij werkelijk is. Een geheimenis dat ook aan drietal discipelen bekend wordt gemaakt bij de verheerlijking op de berg. 
Ook het feit dat Jezus God als Abba of Vader aan­spreekt, wijst op Zijn unieke relatie tot God. Explicieter dan Garland doet, zou ik willen onder­strepen dat ook op deze wijze, al is het indirect, de pre-existentie van Jezus als Zoon van God naar voren komt.
Bijzonder mooi en naar mijn mening ook overtuigend laat Garland zien hoe centraal de ver­zoenende betekenis van Jezus’ kruisdood in het Evangelie naar Markus is. In dat licht plaatst hij ook de reiniging van de tempel. Jezus legt feitelijk de offerdienst stil. Zijn dood en opstanding betekenen dat de tempel haar functie verliest.
Het kruis en niet de tempel wordt de plaats waar God en mens elkaar ontmoeten. Wellicht is, zo zou ik willen voorstellen, nog beter om te zeggen dat deze ontmoeting bij de Gekruisigde plaatsvindt. Daarmee doen wij recht aan het feit hoezeer kruis en opstanding ook bij Markus een eenheid vormen.
Met de overgrote meerderheid van de nieuwtestamentische wetenschap gaat Garland uit van het korte slot van Markus. Zelf reken ik toch met de echtheid van het lange slot. Wellicht is Mar­kus hier niet langer de spreekbuis van Petrus, maar geeft hij op grond van andere infor­ma­tie een aantal ver-schijningen weer. Van de belangrijke handschriften missen alleen de Sinaiticus en de Vaticanus een slot. Nu zijn dat niet de minste, maar het is toch niet zonder be­te­­kenis dat de Alexandrinus wel het lange slot heeft.
Gaan wij uit van het lange slot van Markus, dan begint het Evangelie naar Markus met de doop van Jezus en eindigt het met het bevel het evangelie te verkondigen en degenen die daaraan gehoor geven te dopen. Hoe dan ook is duidelijk dat wie het Evangelie naar Markus met het lange slot las of hoorde, door dit verband werd getroffen.
Uiteraard komt in de studie van Markus naar voren hoe belangrijk het thema discipelschap bij Markus is. Het woord ‘discipel’ wordt bij Markus alleen voor de kring van twaalf gebruikt. Echter, zij zijn representatief voor allen die Jezus leren volgen; ook in de toekomst. Bij Markus valt op hoezeer het falen van de discipelen aandacht krijgt.
Het Evangelie van Markus is bedoeld om wat de twaalf voor de opstandig nog zo slecht verstonden, te leren verstaan. Het is niet de bedoeling dat de lezer of hoorder van het Evangelie naar Markus vanuit de hoogte op de twaalf neerziet, maar hun falen en misverstaan wordt verhaald, opdat de lezer of hoorder ervoor bewaard blijft.
Garland schreef een prachtige en zeer uitputtende studie over het Evangelie naar Markus. Geen aspect blijft onbelicht. Het is een studie die ik heel hartelijk ter lezing kan aanbevelen.


David E. Garland, A Theology of Mark’s Gospel: Good News about Jesus the Messiah, the Son of God, Biblical Theology of the New Testament (Grand Rapids: Zondervan, 2015) 651 pp., prijs $44,99 (ISBN 9780310270881)

donderdag 5 november 2015

De heerlijkheid van de Gekruisigde

Jörg Frey, hoogleraar Nieuwe Testament aan de Ludwig Maximilian Universiteit te München en de universiteit van Zürich, wordt terecht als een toonaangevend onderzoeker op het gebied van het evangelie naar Johannes gezien. Hij bereidt een uitvoerig commentaar op dit evangelie voor. 
Op de weg daar naartoe verscheen een bundel met een achttiental artikelen van zijn hand over het vierde evangelie. Deze bundel bestaat uit vijf delen. Het eerste deel bevat slechts één artikel. In dat arti­kel worden wegen en per-spectieven voor de uitleg van het evangelie naar Johannes geschetst.
In het tweede deel vinden we een aantal artikelen die relatie houden met de godsdienst- en tradi­tiehistorische achtergron-den. Van belang is vooral het artikel waarin overeenkomsten en verschillen tussen het dualisme van Johannes en van Qumran worden belicht. 
In derde deel komen de adressanten en hun situatie aan de rode. Uiteraard wordt in dit kader aandacht besteed aan de vraag wie de ‘Joden zijn’ over wie wordt gesproken en hoe dit zich verhoudt tot de scheiding van de wegen van de syna-goge en de christelijke kerk.
Het vierde deel gaat over de taal en de opzet, terwijl het vijfde deel over de theologie gaat. We vinden hier artikelen over de theologia crucis, de achtergrond, plaats en betekenis van het begrip doxa bij Johannes, de lichamelijkheid en de opstan-ding en ten slotte de johanneïsche theologie als climax van de nieuwtestamentische theologie. 
Niemand die op wetenschappelijk wijze bezig is met het vierde evangelie kan om deze bundel heen. De titel doet volledig recht aan de theologische kern van het evangelie naar Johannes. Wie deze bundel heeft gelezen, zal benieuwd zijn wat het commentaar van Frey gaat bieden.

Jörg Frey, Die Herrlichkeit des Gekreuzigten, WUNT 307, Tübingen, Mohr Siebeck, 2013, 886 blz, €159,-- , ISBN 9783161507823.


woensdag 4 november 2015

Een handboek over Paulus

Onder redactie van Friedrich Horn verscheen een handboek over de apostel Paulus. Het valt in vier delen uiteen. Na een oriëntatie worden zijn persoon en werk behandeld en ten slotte de Wir­kungsgeschichte. Wie geïnformeerd wil worden over de huidige stand van zaken van het onderzoek naar Paulus, vindt in dit handboek een goede gids. Ik licht er slechts een enkel punt uit. Uit het laatste hoofdstuk blijkt dat men slechts zeven van de dertien brieven die Paulus als auteur noemen, metterdaad aan Paulus wil toeschrijven. Het is een minpunt dat tegen­stemmen die hier nog altijd klinken, geen plaats hebben gekregen in dit handboek.
Bij de geschiedenis van het onderzoek naar Paulus komt uiteraard het nieuwe per­spectief naar voren. Het nieuwe perspectief heeft naar voren gebracht dat de boodschap van Paulus ook een sociologische kant heeft. In de bijdrage van Michael Theobald over de recht­vaardiging komt naar voren dat het niet tot die kant mag worden beperkt. Hij spreekt van een anthropologische universa-lisering. 
De bood­schap van de rechtvaardiging is bij Paulus ver­bon­den met de weten­schap dat geen mens de wet kan houden. Wanneer Theoblad stelt dat volgens Paulus ten slotte alle mensen in de rechtvaardigspreking delen, doet dat geen recht aan de plaats die Paulus aan het geloof toekent. Rom. 5:18 moet zo worden ver-staan dat de recht­vaardigheid komt over allen die Christus toebe-horen.
Het belang van de christophanie die Paulus op weg naar Damas­cus ontving, wordt onderstreept. Wolfgang Kraus duidt dat als een visioen. Die type­ring doet echter geen recht aan het feit dat Paulus deze verschijning van visionaire ervaringen die hij ontving onder­scheidt. Kraus zelf wijst erop dat Paulus in 1 Kor. 15 de gebeur-tenis op weg naar Damascus op één lijn stelt met de opstan­dings­­getui­ge­nissen. In die getuigenissen gaat het om een lichamelijke en tastbare wer­kelijkheid. Ook wie dat niet aanvaard, zal wel moeten erkennen dat het zo wordt beschreven.

Friedrich W. Horn (red.), Paulus Handbuch, Mohr Siebeck, Tübingen 2013; 653 blz., € 49, ISBN 978-3-16-150082-4.