Posts tonen met het label huwelijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label huwelijk. Alle posts tonen

vrijdag 20 april 2018

De uniciteit van het huwelijk tussen één man en één vrouw


Flyer
De flyer die door de organisatie Civitas Christiana via het RD werd verspreid heeft veel commotie op­geroepen. Het ging om een protest tegen reclame van Suitsupply waarop twee zoe-nende mannen in innige pose zijn te zien. De inhoud van de poster is dat het huwelijk in gevaar is en roept op een petitie tegen deze advertentie te tekenen. Er kwam een storm van kritiek.
Op de flyer was door de zoenende mannen een rood kruis ge-plaatst. De bedoeling van de flyer is voor een be­lijdend chris-ten duidelijk en hij zal er ook hartelijk mee instemmen. De be-doeling is niet afkeur van de mens die homoseksueel geaard is, maar van homosek­sueel gedrag. Een christen die de Bijbel niet als Gods onfeilbaar Woord erkent en zeker een niet-christen zou het kruis door de zoenenden op de flyer als een oproep tot geweld tegen homoseksuelen kunnen zien.
In het Oude Testament was homoseksueel gedrag – en trou-wens ook overspel – een zonde waarop de doodstraf stond. Nu geeft het Nieuwe Testament, als het gaat om de strafmaat van het Oude Testament, een ander geluid. Niet minder dan onder de oude bedeling is onder de nieuwe bedeling overspel en homoseksueel gedrag zonde, maar de straf dat wie zo leeft of handelt, geen lid kan worden van de christelijke gemeente en als hij het reeds is moet hem de toegang tot het Heilig Avond-maal worden ontzegd, als er geen bekering volgt.
Het is bepaald niet de opdracht van christenen om een over-speler of zij die een homoseksuele relatie hebben in elkaar te slaan. We moeten hen voor Christus winnen. Dat de adver-tentieafdeling van het RD de flyer meezond, zal niet alleen te maken hebben met het feit dat de boodschap van de flyer aansluit bij de oorspronkelijke missie van het RD, maar ook dat geweld tegen homo’s hel­emaal niet speelt in reformatorische kring. Ik heb er nooit ook maar iets van vernomen. Dat maakt dat je snel op dit punt een blinde vlek hebt.
In de brede samenleving is bij alle acceptatie van homo-seksueel gedrag, de roep “homo” nog steeds een scheldwoord. Of mensen die naar de kerk gaan daar nooit aan mee­doen, weet ik niet. In de gemeenten die ik diende heb er nooit iets van gemerkt. De bedoeling is het in ieder geval niet. Als wij van iemand weten dat hij is vreemd gegaan, zijn wij geen zoutend zout als wij hem op straat toeroepen: ‘hé, overspeler!!’ Het-zelfde geldt voor de uitroep ‘homo’.
In liefde moeten wij meeleven met hen die homoseksuele ge-voelens hebben, maar naar bijbelse normen willen leven en daarom geen relatie aangaan, maar celibatair leven. Dan mo-gen en moeten we betuigen dat er vergeving is van zonden, ook van de zondige aard waartegen wij ons leven lang moeten strijden. 
Liefde en bewogenheid moeten wij ook uitstralen naar hen die nog in zonde volharden, maar dan moet liefde altijd verbonden zijn met de boodschap van bekering  Daarbij komt dat wij ook nooit moeten nalaten om te betuigen dat, net zo min als zij die zich overgeven aan homoseksueel gedrag, ook overspelers, dronkaards en geldgierigen het koninkrijk van God niet zullen beërven.


Opkomen voor het bijbelse getuigenis
Toch is met het voorafgaande niet alles over de flyer gezegd. Dat bleek uit een gesprek dat Thijs van de Brink met een aan-tal personen had in een programma dat op radio 1 werd uitge­zonden. Onder andere was er Gert Jan van Leeuwen de voorzitter van de vereniging ContrariO. Deze vereniging draagt het standpunt uit dat een homoseksuele relatie en waarachtig christen-zijn kunnen samengaan. 
Een standpunt dat volstrekt haaks staat op de Bijbel en strijdig is niet alleen met de gereformeerde belijdenis, maar ook met de belijde­nis van de Kerk der eeuwen. Als het hierom gaat, horen we in de geschiedenis bij gereformeerden, luthersen, angli­canen, baptisten, pinkstermensen, rooms-katholieken en oosters-orthodoxen eenzelfde geluid.
Gert Jan van Leeuwen gaf echter aan dat het hem er niet alleen om ging dat de suggestie dat er geweld tegen homo’s mag worden gebruikt, moet worden afgewe­zen, maar hij wil feitelijk geen publieke ruimte voor welke flyer dan ook die stelt dat opkomen voor huwelijk en gezin en afwijzen van homo-seksuele relaties samengaan. Door zo’n publieke uiting voelt hij zich gekwetst. Voor hem kunnen opkomen voor het huwelijk en aanvaarding van homoseksuele relaties samengaan.
Als er in plaats van het rode kruis een zwarte balk gestaan had, was voor menigeen de flyer nauwe­lijks minder aanstoot-gevend geweest. Hier is de diepste kern van de bijbelse bood­schap in het geding. Iemand kan een afwijkende visie op de doop, op de vrijheid van de wil enz. hebben, dat hoeft echter nog bepaald niet te betekenen dat hij geen ware christen kan zijn. Onze vaderen hebben christenen ertoe opgeroepen Rome als de valse kerk te verlaten, maar niet gezegd dat er onder rooms-katholieken geen ware christenen zijn.
Als het gaat om homoseksueel gedrag, is de Bijbel echter volstrekt duidelijk. Wie daaraan schuldig is en zich niet bekeert, kan het koninkrijk van God niet binnengaan. Ik verwijs naar 1 Korinthe 6:10-11. In deze woorden worden de zonden ge-noemd die ons buiten Gods koninkrijk houden, maar we horen ook van genade, vernieuwing en vergeving in en door de kracht van Christus bloed. Met dit getuigenis moeten wij in de samenleving staan.
Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuch­tigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen las­teraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’

Klassieke tolerantie
Uit de woorden van Gert Jan van Leeuwen bleek niet alleen dat hij de Bijbel niet erkent als Gods onfeilbaar Woord, maar eveneens dat hij moeite heeft met het feit dat anderen het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit in de publieke ruimte belijden. Dat laatste is een breed gedragen visie. Ook als op de flyer geen foto had gestaan, maar dat het huwelijk is voor één man en één vrouw, dan was er nog commotie geweest.
Deze visie spoort niet alleen met de Bijbel, maar is ook in strijd met het in onze samenleving geldende beginsel van vrijheid van meningsuiting. Men spreekt ook wel van klas­sieke tole­rantie. Moderne tolerantie betekent dat iedereen het volstrekte gelijk­heids­denken moet aan­hangen. 
Klassieke tolerantie is dat je in het openbaar ruimte geeft voor het uitdragen van opvat­tingen die jezelf niet deelt. Ook klas-sieke tolerantie heeft een grens, maar het wezenlijk verschil met moderne tolerantie is dat er ruimte is voor wezenlijk van elkaar verschillende levens­be­schou­wingen. Bij moderne tole-rantie moet iedereen buigen onder het juk van dat de diepste waarde zelfontplooiing is.
Naast allerlei afkeuring over de flyers in de media, viel mij op dat in de seculiere pers hier en daar het geluid klonk: Waarom mogen christenen hun visie op het huwelijk niet publiek uitdra­gen. Het onbegrip is dus nog altijd niet algemeen. Zelfs al dat zo zou zijn, mogen wij nog niet zwijgen. Al zou de hele samen-leving het teken van het beest uit het boek Openbaring dragen, moeten bij blijven handelen en getuigen als christen en dan hebben wij naast het Woord, in de Heilige Doop een krachtige pleitgrond.

Het geluid van de kerken
Terwijl de Bijbel volstrekt duidelijk is over homoseksuele rela-ties en seksualiteit en intimiteit voor het huwelijk tussen één man en één vrouw reserveert, zijn kerken en gemeenten he-laas hier lang niet altijd meer helder en gaan zij niet in spoor van de Kerk der eeuwen. Bij de vorming van de PKN werd in de kerkorde niet alleen het huwelijk als inzetting van God ge-noemd, maar ook voor het eerst het zegenen van homosek-suele relaties een plaats gegeven in de kerkorde. 
Tegelijkertijd werd verankerd dat een gemeente op dit punt een eigen geluid mag voeren. Het nieuwe ten opzichte van de oude situatie was dat als een kerkenraad van mening is dat een homoseksuele relatie gezegend kan worden, een predikant op grond van de kerkorde nalatigheid in het bedienen van het ambt kan worden vermeden.
Voor mij en anderen was dit één van de belangrijkste, zo niet de allerbelangrijkste reden, om in 2004 niet mee te gaan in de PKN, maar hervormd te blijven. Anderen die zich zonder meer aan Schrift en belijdenis verbonden wisten, zijn wel meege-gaan, in de zienswijze: Zolang wij op plaatselijk vlak vrij blijven in predi­king en beleid, zien we geen reden niet mee te gaan. 
Dan verblijdt het mij dat ook in de PKN meerdere collega’s niet alleen met betrek­king tot deze zaak, maar ook in andere zaken een helder geluid laten horen. Als in een plaatselijke gemeente de Heere Christus als volkomen Zaligmaker wordt gepredikt, is het een openbaring van de ene heilige, algemene christelijke kerk. Zulke gemeenten zijn er gelukkig in de PKN.
Echter in de meerderheid van de gemeenten in de PKN kun-nen homoseksuele relaties worden gezegend en veel groter is dan nog het aantal gemeenten waar een relatie niet gezegend kan worden, maar waar het wel als een noodoplossing wordt aanvaard en niet als een verhindering wordt gezien om tot het Heilig Avondmaal toe te treden. 
Bij de fusie van de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch Lutherse Kerken waren er binnen de Her-vormde Kerk ook een aantal gemeenten uit de kring van de Gereformeerde Bond waarvoor dat gold. Dat aantal is helaas alleen maar gegroeid. Onlangs gaf een predikant die echt niet tot de linker­vleugel van de Gereformeerde Bond wordt gere-kend, aan dat hij op het standpunt staat dat een homoseksuele relatie als noodoplossing aanvaardbaar is.
Binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken ligt de meerder-heid van de gemeenten op die lijn. Bij de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt geldt het ook van een aantal ge­meenten. Bij de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn er naar ik meen zo’n 20 tot 30 ge­meen­ten die op deze lijn zitten. 
De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben een aantal jaren geleden een rapport uitgebracht waarin enerzijds (terecht!) aandacht wordt gevraagd voor gemeenteleden met homo-seksuele gevoelens, maar anderzijds heel nadrukkelijk wordt vastgehouden aan het bijbel­se gegeven dat homoseksueel gedrag en ook een homoseksuele relatie zondig is.
Het overgrote deel van de synode stemde voor dit rapport. Tege-ijkertijd blijft er in de Christelijke Gerefor­meerde Kerken plaats voor ge­meenten met een afwijkende praktijk. Meer­dere prominente christelijke gereformeerde leiders die zelf het synoderapport bij­vallen, geven aan de andere kant wel aan dat de kwestie van homoseksuele relaties geen breekpunt kan en mag zijn in de weg naar kerkelijke eenwording met de Gerefor-meerde Kerken Vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Het zou geen confessionele kwestie zijn, terwijl het in werkelijkheid niet alleen de gereformeerde ethiek, maar zelfs de klassiek christelijke ethiek raakt.
Aan mijn catechisanten heb ik wel gemerkt dat refojongeren die in een klas uitdragen dat homoseksuele relaties zondig zijn, niet op algemene bijval kunnen rekenen. Een aantal jaren geleden volgde ik via uitzending gemist een uitzending Uit de kast van de KRO  (erop gewe­zen door een kennis) waarin een oudgereformeerde jongen van rond de achttien aan zijn broers en zusters van zijn homoseksuele gevoelens vertelde. 
Toen schokte het mij dat veel en veel minder dan de reactie van zijn broers en zussen. Zij keken er niet helemaal van op en hoop-ten dat hij in de toekomst met een vriend gelukkig zou worden.
Zelf maakte ik eens mee dat uit eigen kring de ouders van een jong gezin met een aantal nog kleine kinderen, het gebruik van de HSV als teken van vervlakking zagen. Ik vertelde dat ik daarin niet kon meegaan. Door de verandering in taal is voor meerdere mensen de keuze óf de Bijbel grotendeels ongele-zen laten en zich beperken tot het lezen van bijbelse vertel-lingen en een dagboekje óf een andere vertaling gebruiken. Dan is te midden van de bestaande vertalin­gen de HSV de bes­te keuze. Ik merkte wel dat ik met dit standpunt een heel stuk in hun achting daalde, zo niet helemaal van het voetstuk afviel.
Vervolgens wees ik erop dat er wel belangrijker zaken zijn waarover wij ons echt diep moeten verontrusten en gaf het bovenstaande voorbeeld. Het feit dat ook in de gerefor­meerde gezindte een omslag is in het denken over homoseksualiteit en noemde het voorbeeld dat ik zojuist gaf. 
Wie schetst mijn verbazing en ontsteltenis dat bleek dat – zonder dat het zelfs in eigen familie speelde (dan zie je nogal eens mensen van opvatting verande­ren; gelukkig niet altijd) – deze jonge mensen het standpunt hadden dat homo­seksuele relaties weliswaar zondig zijn, maar als een noodoplossing toch geaccepteerd kunnen worden. 
Dit vanuit de gedachte van Voltaire: ‘Als het er op aan komt, zal het wel loslopen, want vergeven is Gods beroep.’ Ernstig hem ik toen met hen gesproken over de noodzaak van beke-ring in hun denken en hen erop gewezen dat ik niet graag met hun denkwijze voor de rechterstoel van Christus zou komen te staan.
Dat zijn duidelijk bewijzen dat de zienswijze dat een homo-seksuele relatie niet onverenig­baar is met het christelijk geloof, ook in kerkverbanden voorkomt waarvan nog geen enkele gemeen­te praktiserende homoseksuelen tot het Heilig Avond-maal toelaat. Het gevoelen hangt in de lucht, oudere maar meer nog jongere gemeenteleden ademen het dagelijks in. 
Alleen weder­geboorte en een geduri­ge verborgen omgang met God zijn middelen om er niet door besmet te raken. Dat geldt voor oud­gereformeerde jongeren niet minder dan voor jon-geren uit de PKN die op catechisatie en vanaf de kansel horen dat seksualiteit en intimiteit alleen thuis horen in het huwelijk tussen één man en één vrouw.

Passie, ontferming en duidelijkheid
In prediking, pastoraat en getuigenis mag en moet de kerk vol passie en duidelijk zijn. Bewo­gen­heid moet er zijn met hen die worstelen met homoseksuele gevoelens, zoals er ook mee-leven moet zijn met hen die op andere gebieden met zondige gevoelens wor­stelen.
Duidelijk moet blijven dat alleen hij of zij die berouw heeft over zijn zonden en die is gereinigd door Christus’ bloed en daarom tegen zijn zondige aard strijdt, het koninkrijk der hemelen bin-nen­gaat. Dan zijn er homoseksuele gemeenteleden die bij deze dingen wensen te leven en trouw blijven aan de ge-meente waar dit getuigenis klinkt. Daar zijn voorbeelden van te geven.
Helaas gebeurt het ook dat jongeren die op een pastorale wijze door een gemeente zijn opge­vangen, afhaken. Zij willen een relatie aangaan met het argument dat zij niet echt aanvaard worden als gesteld wordt dat dit niet kan. 
Dan gebeurt het dat een jongen of meisje van een behoudende gemeente binnen de PKN overstapt naar een gemeente binnen de PKN waar een homoseksuele relatie geen probleem is. De ander maakt de over­stap van een Hersteld Her­vormde Gemeente naar een Gereformeerd Kerk Vrijge­maakt, een derde wordt van oudgerefor­meerd Nederlands-gereformeerd.
Als een gemeente homoseksuele relaties tolereert, hoe moe-ten we zo’n gemeente dan zien? Het is goed te beseffen dat dit een zaak van totaal andere orde is dan het afwijzen van de kinderdoop of van een visie op de eindtijd die niet spoort met de gereformeerde belijdenis. 
Een gemeente die homoseksuele relaties accepteert en deze stapt maakt, mogen we niet zien  als een deel van de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. Zelfs de resten van deze kerk zijn dan verdwenen.
Een predikant die leert dat homosek­suele relaties geoorloofd zijn, kan ook niet als dienaar van Christus worden gezien. Openlijk presenteert zo’n predikant zich als een misleider van zielen. Terwijl de Bijbel zegt dat zij die bij mannen liggen het koninkrijk Gods niet beërven, stelt zo’n predikant dat dit anders ligt. Hij gelooft niet dat de levende God de God van Abraham, Izak en Jacob is. De God Die is zoals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard.


Prediking, pastoraat en getuigenis met een open Bijbel
De bekendste gelijkenis van de Heere Jezus is ongetwijfeld de gelijkenis van de verloren zoon. Een gelijkenis die de Heere Jezus vertelde naar aanleiding van de kritiek van farizeeërs en Schrift­geleerden dat hij zondaren ontving en met hen at (een teken van acceptatie). Als het samen­gaan van christen-zijn en homoseksualiteit verdedigd wordt, wordt vrijwel altijd de gelij­ke­nis van de verloren zoon ter sprake gebracht. Dat is echter een totaal misplaatst beroep.
In onderscheid met farizeeërs en Schriftgeleerden stelde de Heere Jezus dat geen mens hoe zwaar hij of zij ook heeft gezondigd buiten het bereik is van Gods genade. De bood­schap van verge­ving die hij verkondigde, was echter ook een boodschap van beke­ring. 
De jongste zoon staat model voor hoeren, tollenaren en andere notoire zon­daren. Zoals de jongste zoon niet bij zijn vader wilde blijven, toonden hoeren, tollenaren en andere notoire zondaren in hun gedrag dat zij geen levende band hadden met de God van Abraham, Izak en Jacob. Hij had en heeft een hart voor hoeren, tollenaars en we mogen zeggen ook voor hen die zich overgeven aan homo­seksueel gedrag.
Terwijl farizeeërs en Schriftgeleerden op deze mensen neer-keken, deed Jezus dat niet. Hij vertelde hen dat er ook voor hen vergeving van zonden was en riep hen zo op tot bekering en geloof. In de gelijkenis van de verloren zoon lezen we dan ook niet dat de jongste zoon koos voor de noodop­lossing, maar in het ver gelegen land waarnaar hij was af gereisd te blijven was geen optie meer voor de jongste zoon. Hij keerde terug naar zijn vader en terwijl hij genoegen had geno­men met de plaats van een huurarbeider (die minder zekerheid had dan een slaaf van een goede heer), werd hij weer aangenomen als zoon.
We moeten zonde noemen wat de Bijbel zonde noemt. Zo alleen krijgt genade betekenis en wordt duidelijk wat bekering inhoudt. De centrale van boodschap van het christelijke geloof is dat er door Christus’ bloed voor elke zonde hoe ernstig ook vergeving is en dat wie dat werkelijk gelooft tegelijkertijd een diepe drang heeft naar al Gods geboden te leven. Hij wenst nabij God te zijn. Omdat God de Bron van diepste blijdschap is, heeft hij berouw over zijn zonden en zondige neigingen en gevoelens.

De gelijkenis van de verloren zonen
In de gelijkenis van de verloren komen we twee zonen tegen. De jongste zoon en de oudste. Aan het einde van de gelijkenis is deze jongste zoon geen verloren zoon meer, maar een behouden zoon. Dan komt naar voren dat de oudste zoon niet minder dan de jongste een verloren zoon is.
De oudste zoon staat model voor de farizeeërs en Schrift-geleerden. Aan het einde van de gelijkenis is de jongste zoon binnen, terwijl de oudste niet in de vreugde van de vergeving van zonden geschon­ken aan zijn jongste broer wil delen. Ter-wijl de jongste zoon door genade een behouden zoon is, komt nu naar voren dat zijn oudste broer nog altijd een verloren zoon is, maar dat niet inziet.
Dat is een vraag voor ons allemaal, hoe onbesproken ons gedrag ook is. Weten wij dat  genade en vergeving voor ieder mens nodig is? Weten we dat ieder mens van huis uit onder Gods toorn ligt? Weten we dat er niemand is die geen bekering nodig heeft? 
Als we dat niet leren, zullen zij die hoeren waren, overspelers en overspeelsters waren, zij die zich overgaven aan homo-seksueel gedrag en een homoseksuele relatie hadden enz. ons voorgaan in Gods koninkrijk. Dan moeten we altijd wel eerlijk vermelden dat dit dan zonden zijn waarmee is gebroken en waarover men berouw heeft.
Als zij die homoseksueel gericht zijn deze woorden lezen, hoop ik dat zij die ter harte nemen en mogen weten dat er genade en barmhartigheid is voor iedereen die zijn zonde belijdt en nalaat en ziende op Christus strijdt tegen zondige neigingen. 
Laten wij allen vragen om de inwoning van Gods Geest, opdat we in staat zijn ook publiek in wijsheid, maar ook duidelijk te belijden dat er geen behoud is buiten Jezus Christus en dat wie in Christus is, weet dat alle onkuisheid door God veroor-deeld wordt en dat wij daarom, terwijl we van harte een vijand van onkuisheid zijn, kuis en ingetogen leven zowel in den heiligen huwelijken staat als daarbuiten. (vgl. Heidel­bergse Cate-chismus zondag 41)


woensdag 18 april 2018

Tegen de tijdgeest het Evangelie. De plaats en taak van de vrouw in kerk en samenleving


De SGP. Beginselprogram en praktijk
Rond de verkiezingen was er hier en daar discussie over de plaats van de vrouw in de politiek naar aanleiding van het feit dat op een aantal lijsten van de SGP een vrouw staat. Toen de SGP honderd jaar geleden werd opgericht was het actief kiesrecht voor de vrouw lang niet voor ieder­een vanzelfspre-kend en zeker niet het passief kiesrecht. Met haar standpunt dat politiek het domein is van de man, is de SGP de laatste decennia steeds meer in een isolement gekomen. Dat heeft niet zozeer te maken met veranderingen bij de SGP, als wel in de samenleving.
Onder druk van de rechter ging de SGP, zonder haar beginsel-programma te veranderen, ertoe over vrouwen toe te laten als lid van de SGP. In principe is er geen juridische belemmering meer voor een vrouw om op een kandidatenlijst te staan. Binnen de SGP zelf denkt niet iedereen gelijk over deze zaak. Duidelijk is dat er een ruimte zit tussen wat nu binnen de SGP juridisch mogelijk is en wat in het beginselprogramma staat.
Een christelijk gereformeerd hoogleraar nam de zaak zo hoog op dat hij een open brief aan  het hoofdbestuur van de SGP schreef om haar op te roepen haar beginselprogramma te her-zien. Hij wees erop dat de ‘zwijgteksten’ uit het Nieuwe Testa-ment gaan over een onderscheiden roeping van mannen en vrouwen ten aanzien van kerkelijke ambten. Dat laatste is on-getwijfeld waar.
Daar komt echter wel bij dat de bewuste hoogleraar op de sociale media niet de indruk wekt dat hijzelf zoveel moeite heeft met de openstelling van de ambten voor de vrouw. Dat maakt zijn oproep aan het hoofdbestuur van de SGP toch ook wat dubbel. Een appel op de ker­ken om vast te houden aan wat de Schrift leert over de plaats van de vrouw had op meer verstaan van de geest van de tijd gewezen.

Het proeven van de tijdgeest
Veel meer to the point was een column van SGP-senator Van Dijk in het RD. Hij signaleert dat het ontbreekt aan het door-denken van het Bijbelse onderscheid tussen man en vrouw, de ver­schil­lende roeping die zij hebben. Zeker is dat bij alle taken die de vrouw in de kerkelijke gemeente kan en mag vervullen, het leren en regeren haar niet toekomt.
Wie echter de bijbelse lijnen over de taak en plaats van de vrouw ter harte neemt, kan niet beweren dat die ook geen con­sequenties hebben voor de plaats van de vrouw in de samen-leving. Hij wijst erop dat christenen van de gereformeerde ge-zindte mede daar­om zwak staan in de huidige genderdis-cussie. Een krachtig tegengeluid ontbreekt.
Wie de Schrift leest, kan constateren dat de taak van een ge-trouwde vrouw wel niet uitsluitend, maar toch wel allereerst in het gezin ligt. Een vrouw is er allereerst voor haar man en zo de Heere het huwelijk met de kinderzegen bekroond heeft, ook voor haar kinderen. Een christelijk huwelijk voor­onderstelt dat er van meet af aan de bereidheid is om kinderen te ontvangen. Laten wij daar on­­be­wimpeld voor uitkomen.
Als een predikant in een huwelijksgesprek het klassieke huwe­lijks­formulier bespreekt, komt ook dit aspect van het huwelijk vanzelf ter sprake. Nu kan een echtpaar vurig uitzien naar de komst van kinderen en dat die wens niet wordt vervuld. Soms wordt een huwelijk na jaren ongedacht nog bekroond met de kinderzegen, maar het kan ook zijn dat die kroon nooit komt.
Anders is het als een echtpaar voorlopig die kroon niet wil. Dat is heel verdrietig, maar het valt te vrezen dat dit ook binnen de kerken meer voorkomt dan ons lief is. Zelf heb ik een aantal malen een tweede huwelijksgesprek moeten voeren, juist over deze zaak. Gelukkig is, als jonge mensen dan gaan inzien dat huwelijk en kinderzegen bij elkaar horen. 
Minstens eenmaal maakte ik het mee dat daarom ik een dienst, waarin Gods zegen over het huwelijk zou worden ge-vraagd, niet heb kunnen leiden. Ook na erover te hebben na-gedacht kon men niet aangeven voluit achter de inhoud van het klassieke huwelijksformulier te staan.
Als een huwelijk nog niet met de kinderzegen is bekroond of als kinderen zijn opgegroeid, is het begrijpelijk dat een vrouw, zonder dat haar gezin er onder lijdt, taken buitenshuis kan ver-vul­len. Helaas maakt de belastingpolitiek van onze regering het eenverdieners niet erg gemakke­lijk. Feitelijk hebben wij te maken met een belastingpolitiek die alles behalve een vrouw  tegemoet komt die allereerst moeder voor haar kinde-ren wil zijn.
Uit bittere noodzaak kan het zijn dat een moeder met jonge kinderen meer buitenshuis is dan zij zelf wenselijk acht. Ver-drietig is als een moeder met een opgroeiend gezin zich naar medechristenen moet verantwoorden als zij geen betaald werk buitenshuis verricht. Toch gebeurt dit. Dat laat zien dat wij als kerk beke­ring en herleving nodig hebben.
Op de website Desiring God van John Piper stond al weer enige tijd geleden een bijdrage van een vrouw die arts was in een academisch ziekenhuis. Zij begon het meer en meer als nood te voelen dat zij op deze wijze niet de aandacht als moe-der aan haar kinderen kon geven waar God om vraagt. Daarom legde zij welbewust haar werk neer.
Zij zal geen christen zijn, maar mij viel op dat SP-tweede kamerlid Nine Kooiman onlangs aankondigde uit de Tweede Kamer te ver­trekken. Ze geeft er voorlopig de voorrang aan alle tijd de besteden aan de opvoeding van haar eenjarige zoontje, zodat ze later niet hoeft te zeggen dat zij veel heeft gemist. Ik zou hier het commentaar bij willen leveren dat Gods ordeningen een kleed zijn dat bij onze werkelijkheid past.
Van Dijk roept in zijn column ertoe op ons innerlijk het bijbelse standpunt over de plaats van de vrouw toe te eigenen. Dat geeft ons kracht erbij te leven en het naar anderen toe uit te dragen. Doen we dat, dan lossen veel zaken zich op. Een vrouw met opgroeiende kinderen zal dan niet be­ge­ren minister of wethouder te zijn.
Waar de grenzen liggen voor een getrouwde vrouw zonder kin-deren of zeker een ongetrouwde vrouw, vind ik minder gemak-kelijk. Of zij wel directrice van een bejaardenhuis kan zijn of in de top van een onderneming kan zitten, maar per definitie niet in een gemeenteraad lijkt mij niet zo gemakkelijk te verdedi-gen. De Bijbel kent ook een richteres Deborah. Ik voeg er wel aan toe dat ik het enthousiasme waarmee hier en daar in de SGP een vrouw op de lijst wordt gezet niet deel. Laat mij zich juist naar buiten concentreren op de zaak waar om het gaat.

Tegen de tijdgeest het Evangelie
Wat wel van weinig onderscheidingsvermogen getuigt, is als wij me­nen op zo’n punt als een vrouw als gemeenteraadslid, onze stem te moeten verheffen, terwijl de echte geestelijke strijd ook in de samenleving over heel andere punten gaat. Laten jongens en meisjes, mannen en vrouwen vragen tot Gods eer te leven. 
Wees niet be­schaamd om te belijden dat we buigen voor Gods Woord dat ons betuigt dat seksualiteit thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw die elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. Laten wij ervoor uitkomen dat wij ervan overtuigd zijn dat kinderen een kroon op het huwelijk zijn en dat wij de band tussen huwelijk en kinderzegen niet willen verbreken.
Onze godzaligheid is niet de grond waarop God Zijn beloften van hulp en bijstand aan ons vervult, maar wel de weg waar-langs. Dan wil God, zo zegt het klassieke huwelijksformulier, Zijn hulp en bijstand aan de gehuwden niet onthouden ook als zij dat helemaal niet meer verwachten. Laten wij de drie-enige God in onze levenswandel verheerlijken omdat Hij door gena-de de bron van onze diepste vreugde werd. Zo mag de kerk ook een zoutend zout in de samenleving zijn.

woensdag 11 juni 2014

Hoe moet het Evangelie in deze veranderde samenleving worden doorgegeven? 1

Inleiding

Niemand zal ontkennen dat zowel maatschappelijk als kerkelijk zich in Nederland allerlei veranderingen hebben voltrokken en dat die veranderingen nog steeds doorgaan. Hoe moet te midden daarvan het Evangelie worden bewaard en doorgegeven? On­­ge­acht hoe mensen denken mag en moet aan hen worden verkondigd en doorgegeven dat een mens sinds de zondeval vervreemd is van God en dat er de eeuwen door alleen maar toegang tot God is door Jezus Christus en dat wie werkelijk een christen is dat is dankzij het ingrijpen van God in zijn of haar leven. Een wonder dat de Bijbel wedergeboorte noemt. Het gaat er aller­eerst om dat ook nu men­sen de Drie-enige God als God van vol­komen zaligheid leren belijden.

Laat de kerk ouders ertoe oproepen dit geloofsgoed in hun gezinnen door te geven. In overstemming met het klassieke huwelijksformulier moet duidelijk blijven dat een christelijk huwelijk aangaan, betekent dat je in principe bereid bent van meet af aan kinderen te ontvangen. De taak van een getrouwde vrouw ligt allereerst in haar gezin. Dat geldt bij­zonder als het huwelijk met de kinderzegen wordt bekroond. Het doorgeven van het geloofs­goed is een taak van beide ouders maar zeker voor de eerste levensjaren toch wel heel in het bijzonder van de moeder. Zeker op dit terrein is in het kerkelijk leven een nadere reformatie nodig.

 

Sola scriptura

Ik merk de invloed van de tijdgeest, niet in de laatste plaats als het gaat om het Schriftgezag. Ook mijn cate­chisanten kunnen de vraag stellen: Kan een moslim geen kind van God zijn? Kan iemand die de Drie-eenheid niet aanvaardt een christen zijn of iemand die Jezus niet als Zoon van God erkent? Mijn antwoord is: Hij kan het worden. Daar moeten wij vurig om bidden, maar hij kan het nog niet zijn. Een christen word je als je als een schuldig zondaar tot God nadert door Jezus Christus. Heel duidelijk spreekt artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de ken­merken van een ware christen. Deze kenmerken veranderen niet in de loop van de tijd. Een christen gehoorzaamt Christus en neemt telkens weer de toevlucht tot Zijn bloed juist ook omdat aan onze gehoorzaamheid nog zo veel ontbreekt, maar aan de Zijne niet.

Een andere vraag die binnen de gemeente gesteld kan worden, is deze: Is er dan toch geen ruimte voor een homoseksuele relatie in liefde en trouw? Kan iemand die het zo praktiseert of breder die visie uitdraagt toch niet een christen zijn? De vraag verraadt al een visie. De Bijbel ge­bruikt liefde en trouw nooit in relatie tot zondig gedrag of je moet denken aan het feit dat men de duisternis liever heeft dan het licht.

Als iemand nu zo denkt?! Dat laat zien dat geloof en bekering nodig zijn als Gods­geschenk, want je denkpatroon - en trouwens ook je gedragspatronen – veranderen, gaat je eigen capaciteiten te boven. Zo wordt concreet dat het geloof een genadegift is. Verdrietig is als met een beroep op hermeneutiek de Schrift mond­dood wordt gemaakt. Hermeneutiek is bepaald geen neutrale aangelegenheid. Een goede hermeneutiek wordt beheerst door het zelfgetuigenis van de Schrift en is geen zelfstandige factor daarnaast. Was in de Reformatietijd het sola Scriptura actueel richting kerke­lijke tradities, nu is het actueel richting de tijdgeest en dan noem ik in het bijzonder de visie op seksualiteit en op de positie van de vrouw.

donderdag 5 december 2013

Het huwelijk is eerlijk onder allen

Het heeft mij verheugd dat de CGK in haar rapport zowel aan-dacht heeft voor de mens die een homoseksuele gerichtheid heeft als dat homoseksueel gedrag (ook als het om een vaste relatie gaat) wordt afgewezen. Om met het eerste te beginnen. Een homoseksuele gerichtheid is niet in overstemming met Gods bedoeling als Schepper.
Wat een gevoelens van verwarring en onzekerheid kunnen en zullen er echter bij hen opkomen die zo’n gerichtheid bij zichzelf waarnemen. Dan is meeleven en meedogen op zijn plaats. Juist als wij op grond van de Schrift homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook afwijzen. Dat betekent immers voor hen die homo-seksueel gericht zijn een blijven, dan zij een levenslange strijd met een diepe geneigdheid in henzelf moeten voeren.
Het betekent ook een celibatair leven en dat brengt eenzaamheid met zich mee. Daarmee moeten wij niet vergeten dat ook meerderen die niet homoseksueel gericht zijn, geen levensgezel of gezellin vinden en dat ook van hen een leven in onthouding wordt gevraagd. Nergens in de Schrift wordt ook de indruk gewekt dat wij zonder het opnemen van het kruis het koninkrijk der hemelen kunnen binnengaan, al is het kruis dat de een moet dragen wel zwaarder dan dat van de ander.
Verbaasd ben ik over de zienswijze van dr. Loonstra dat de CGK met dit rapport iets toevoegt aan de belijdenis. Immers, er wordt niets anders gedaan dan aangeven dat men ernst wil maken 41 van de Heidelbergse Catechimus. Daar is het uitgangspunt dat beleving van seksua­liteit binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw thuishoort. Wat de lutherse confessie betreft, kan ver-wezen worden naar artikel 23 van de Augsburgse Confessie. Ook het Book of Common Prayer van de Anglicaanse Kerk spreekt, hier duidelijke taal.
Een kerk die ruimte biedt aan homoseksueel gedrag, distantieert zich trouwens niet alleen tegen de erfenis van de Reformatie, maar ook van de katholiek of orthodoxe kerk zowel in haar Oosterse als Westerse gestalte. Hij lijkt of dr. Loonstra onbekend is met getuigenis van de Vroege Kerk en in het algemeen met dat van de Kerk der eeuwen. Augustinus maakt in zijn Confessiones duidelijk dat God onder de oude bede­ling polygamie tolereerde, maar dat homoseksueel gedrag nooit door God is getolereerd.
In de Vroege Kerk was het ondenkbaar dat iemand die met een dergelijk gedrag niet had gebroken tot de Heilige Doop werd toegelaten of aan het Heilig Avondmaal mocht deel­nemen. De Schrift zelf spreekt in 1 Kor. 6:10 duidelijk taal. Allerlei zonden worden genoemd, waaronder homo-seksueel gedrag. Dan schrijft Paulus niet: ‘Dit zijn sommigen van u’, maar ‘Dit waren sommigen van u.’
Mij heeft zeer diep teleurgesteld dat in uitzonderlijke situaties een kerklid die een homo­seksuele relatie heeft belijdenis van het geloof kan afleggen en tot de sacramenten kan wor­den toege-laten. Hoe kan iets heel terecht zonde worden genoemd en vervolgens een dergelijke uitzondering worden gemaakt. Mensen die nog de keuze die Christus van hen vraagt, het kruis op te nemen en Hem na te volgen niet kunnen en ook niet willen maken, mogen we niet uit kerkdiensten weren en hoeven niet van catechese te worden uitgesloten. Integendeel. Anders ligt het met de sacramenten. Deze verzegelen namelijk de zaligheid.
In alle gemeenten die ik tot nu toe heb gediend, is mij wel de vraag gesteld of op de regel dat om in de zaligheid te delen het nodig is jezelf vanwege je zonde te veroordelen, op Christus te steunen en Hem na te volgen geen uitzonderingen zijn. Ik heb altijd geantwoord dat ik wel ja kan zeggen maar dat de Bijbel nee zegt. Op de regel dat een mens wedergeboren moet worden om het koninkrijk der hemelen in te gaan zijn echt geen uitzonde-ringen.
Het is ook niet pastoraal om iemand aan de sacramenten deel te laten nemen als hij in een zonde leeft die openlijk bekend is. Immers het gebruik van de sacramenten zal dan het oordeel van alleen verzwaren indien men zich niet bekeert. Het getuigt ook niet van een pastoraal hart naar de gemeente. Immers met zo’n houding veroorzaakt een kerkenraad dat de toorn van God op de gehele gemeente komt te liggen.
Meer dan eens wordt het argument gebruikt dat wij als het gaat om (homo)seksueel gedrag niet alleen naar de Bijbel maar ook naar onze cultuur moeten kijken. Echter, de christelijke kerk deed intrede in een samenleving waar niet alleen homoseksuele maar ook pedoseksuele relaties als aanvaardbaar werden gezien.
In zo’n samenleving heeft de christelijke kerk ernst gemaakt met het bijbelse getuigenis:Het huwelijk moet eerlijk onder allen zijn en het bed onbevlekt. Laten wij dit in de eenentwintigste eeuw ook doen en zo betonen niet alleen gereformeerde maar ook katholieke en orthodoxe christenen te zijn.