Posts tonen met het label vrouw in het ambt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label vrouw in het ambt. Alle posts tonen

woensdag 18 april 2018

Tegen de tijdgeest het Evangelie. De plaats en taak van de vrouw in kerk en samenleving


De SGP. Beginselprogram en praktijk
Rond de verkiezingen was er hier en daar discussie over de plaats van de vrouw in de politiek naar aanleiding van het feit dat op een aantal lijsten van de SGP een vrouw staat. Toen de SGP honderd jaar geleden werd opgericht was het actief kiesrecht voor de vrouw lang niet voor ieder­een vanzelfspre-kend en zeker niet het passief kiesrecht. Met haar standpunt dat politiek het domein is van de man, is de SGP de laatste decennia steeds meer in een isolement gekomen. Dat heeft niet zozeer te maken met veranderingen bij de SGP, als wel in de samenleving.
Onder druk van de rechter ging de SGP, zonder haar beginsel-programma te veranderen, ertoe over vrouwen toe te laten als lid van de SGP. In principe is er geen juridische belemmering meer voor een vrouw om op een kandidatenlijst te staan. Binnen de SGP zelf denkt niet iedereen gelijk over deze zaak. Duidelijk is dat er een ruimte zit tussen wat nu binnen de SGP juridisch mogelijk is en wat in het beginselprogramma staat.
Een christelijk gereformeerd hoogleraar nam de zaak zo hoog op dat hij een open brief aan  het hoofdbestuur van de SGP schreef om haar op te roepen haar beginselprogramma te her-zien. Hij wees erop dat de ‘zwijgteksten’ uit het Nieuwe Testa-ment gaan over een onderscheiden roeping van mannen en vrouwen ten aanzien van kerkelijke ambten. Dat laatste is on-getwijfeld waar.
Daar komt echter wel bij dat de bewuste hoogleraar op de sociale media niet de indruk wekt dat hijzelf zoveel moeite heeft met de openstelling van de ambten voor de vrouw. Dat maakt zijn oproep aan het hoofdbestuur van de SGP toch ook wat dubbel. Een appel op de ker­ken om vast te houden aan wat de Schrift leert over de plaats van de vrouw had op meer verstaan van de geest van de tijd gewezen.

Het proeven van de tijdgeest
Veel meer to the point was een column van SGP-senator Van Dijk in het RD. Hij signaleert dat het ontbreekt aan het door-denken van het Bijbelse onderscheid tussen man en vrouw, de ver­schil­lende roeping die zij hebben. Zeker is dat bij alle taken die de vrouw in de kerkelijke gemeente kan en mag vervullen, het leren en regeren haar niet toekomt.
Wie echter de bijbelse lijnen over de taak en plaats van de vrouw ter harte neemt, kan niet beweren dat die ook geen con­sequenties hebben voor de plaats van de vrouw in de samen-leving. Hij wijst erop dat christenen van de gereformeerde ge-zindte mede daar­om zwak staan in de huidige genderdis-cussie. Een krachtig tegengeluid ontbreekt.
Wie de Schrift leest, kan constateren dat de taak van een ge-trouwde vrouw wel niet uitsluitend, maar toch wel allereerst in het gezin ligt. Een vrouw is er allereerst voor haar man en zo de Heere het huwelijk met de kinderzegen bekroond heeft, ook voor haar kinderen. Een christelijk huwelijk voor­onderstelt dat er van meet af aan de bereidheid is om kinderen te ontvangen. Laten wij daar on­­be­wimpeld voor uitkomen.
Als een predikant in een huwelijksgesprek het klassieke huwe­lijks­formulier bespreekt, komt ook dit aspect van het huwelijk vanzelf ter sprake. Nu kan een echtpaar vurig uitzien naar de komst van kinderen en dat die wens niet wordt vervuld. Soms wordt een huwelijk na jaren ongedacht nog bekroond met de kinderzegen, maar het kan ook zijn dat die kroon nooit komt.
Anders is het als een echtpaar voorlopig die kroon niet wil. Dat is heel verdrietig, maar het valt te vrezen dat dit ook binnen de kerken meer voorkomt dan ons lief is. Zelf heb ik een aantal malen een tweede huwelijksgesprek moeten voeren, juist over deze zaak. Gelukkig is, als jonge mensen dan gaan inzien dat huwelijk en kinderzegen bij elkaar horen. 
Minstens eenmaal maakte ik het mee dat daarom ik een dienst, waarin Gods zegen over het huwelijk zou worden ge-vraagd, niet heb kunnen leiden. Ook na erover te hebben na-gedacht kon men niet aangeven voluit achter de inhoud van het klassieke huwelijksformulier te staan.
Als een huwelijk nog niet met de kinderzegen is bekroond of als kinderen zijn opgegroeid, is het begrijpelijk dat een vrouw, zonder dat haar gezin er onder lijdt, taken buitenshuis kan ver-vul­len. Helaas maakt de belastingpolitiek van onze regering het eenverdieners niet erg gemakke­lijk. Feitelijk hebben wij te maken met een belastingpolitiek die alles behalve een vrouw  tegemoet komt die allereerst moeder voor haar kinde-ren wil zijn.
Uit bittere noodzaak kan het zijn dat een moeder met jonge kinderen meer buitenshuis is dan zij zelf wenselijk acht. Ver-drietig is als een moeder met een opgroeiend gezin zich naar medechristenen moet verantwoorden als zij geen betaald werk buitenshuis verricht. Toch gebeurt dit. Dat laat zien dat wij als kerk beke­ring en herleving nodig hebben.
Op de website Desiring God van John Piper stond al weer enige tijd geleden een bijdrage van een vrouw die arts was in een academisch ziekenhuis. Zij begon het meer en meer als nood te voelen dat zij op deze wijze niet de aandacht als moe-der aan haar kinderen kon geven waar God om vraagt. Daarom legde zij welbewust haar werk neer.
Zij zal geen christen zijn, maar mij viel op dat SP-tweede kamerlid Nine Kooiman onlangs aankondigde uit de Tweede Kamer te ver­trekken. Ze geeft er voorlopig de voorrang aan alle tijd de besteden aan de opvoeding van haar eenjarige zoontje, zodat ze later niet hoeft te zeggen dat zij veel heeft gemist. Ik zou hier het commentaar bij willen leveren dat Gods ordeningen een kleed zijn dat bij onze werkelijkheid past.
Van Dijk roept in zijn column ertoe op ons innerlijk het bijbelse standpunt over de plaats van de vrouw toe te eigenen. Dat geeft ons kracht erbij te leven en het naar anderen toe uit te dragen. Doen we dat, dan lossen veel zaken zich op. Een vrouw met opgroeiende kinderen zal dan niet be­ge­ren minister of wethouder te zijn.
Waar de grenzen liggen voor een getrouwde vrouw zonder kin-deren of zeker een ongetrouwde vrouw, vind ik minder gemak-kelijk. Of zij wel directrice van een bejaardenhuis kan zijn of in de top van een onderneming kan zitten, maar per definitie niet in een gemeenteraad lijkt mij niet zo gemakkelijk te verdedi-gen. De Bijbel kent ook een richteres Deborah. Ik voeg er wel aan toe dat ik het enthousiasme waarmee hier en daar in de SGP een vrouw op de lijst wordt gezet niet deel. Laat mij zich juist naar buiten concentreren op de zaak waar om het gaat.

Tegen de tijdgeest het Evangelie
Wat wel van weinig onderscheidingsvermogen getuigt, is als wij me­nen op zo’n punt als een vrouw als gemeenteraadslid, onze stem te moeten verheffen, terwijl de echte geestelijke strijd ook in de samenleving over heel andere punten gaat. Laten jongens en meisjes, mannen en vrouwen vragen tot Gods eer te leven. 
Wees niet be­schaamd om te belijden dat we buigen voor Gods Woord dat ons betuigt dat seksualiteit thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw die elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. Laten wij ervoor uitkomen dat wij ervan overtuigd zijn dat kinderen een kroon op het huwelijk zijn en dat wij de band tussen huwelijk en kinderzegen niet willen verbreken.
Onze godzaligheid is niet de grond waarop God Zijn beloften van hulp en bijstand aan ons vervult, maar wel de weg waar-langs. Dan wil God, zo zegt het klassieke huwelijksformulier, Zijn hulp en bijstand aan de gehuwden niet onthouden ook als zij dat helemaal niet meer verwachten. Laten wij de drie-enige God in onze levenswandel verheerlijken omdat Hij door gena-de de bron van onze diepste vreugde werd. Zo mag de kerk ook een zoutend zout in de samenleving zijn.

vrijdag 5 juni 2015

De plaats van de vrouw in de gemeente

De betekenis van hermeneutiek
Hermeneutiek wil zeggen de discipline die de uitleg van teksten analyseert. In de theologie was hermeneutiek dat deel van de theologische wetenschap dat regels voor de uitleg van de Schrift analyseerde in de wetenschap dat God Zelf via de Schrift tot de mens spreekt. Via het losmaken van de menselijke auteur van de goddelijke Auteur in de tijd van de Verlichting wordt in het post-modernisme betwijfeld of de tekst wel een objectieve betekenis heeft. 
Elke geloofsgemeenschap en lezer daarbinnen verleent aan een tekst zijn betekenis, zo is de visie. Wat wij kunnen doen is daarover met elkaar in gesprek gaan, maar er is geen uiteindelijke ant­woord te geven, omdat toch iedereen de Schrift door eigen bril leest. Zo wordt strijdig met het Schriftgetuigenis zelf de vaste betekenis van de Schrift ondergraven.
Ongetwijfeld moeten wij allen van vooroordelen en beperkingen worden verlost. Echter geleid door Gods Geest is het mogelijk de echte betekenis van de Schrift steeds beter en die­per te gaan verstaan. Trouwens ook zij een postmoderne visie op herme-neutiek aanhangen, zijn gewoon de ene wijze van uitleg tot boven de andere te verkiezen. 
Dan is wel de vraag wat daar­van de gronden zijn. Ik wil maar zeggen dat de postmoderne visie op hermeneutiek niet alleen on­bijbels is maar ook innerlijk tegenstrijdige elementen bevat. Zeker is dat in onze tijd de vaste betekenis van de Schrift meer en meer wordt ondergraven door te stellen dat iedereen toch de Schrift vanuit eigen vooronderstellingen leest.

Hoe lezen we de Schrift met betrekking tot de positie van de vrouw?
Voorstanders van de vrouw in het ambt plegen het feit dat het bijbelse gegeven dat er in Christus man noch vrouw is, als het kader te gebruiken waarbinnen het Schriftgetuigenis over de plaats van de vrouw in de gemeente en de vraag of zij een ambt mag bekleden, wordt gelezen. Echter wie Galaten 3:27-29 en bijvoor-eeld ook Col. 3:11 leest bemerkt dat het daar niet zozeer gaat om onderlinge gezagsverhoudingen als wel om de zaligheid in Christus en het zoeken van de dingen die boven zijn. Daarin is tussen Jood en Griek, dienstknecht en vrije, man of vrouw geen verschil.
Wie echter een antwoord wil geven op de positie van de vrouw in gezin, kerk en samenleving daarbij ook andere Schriftgegevens betrekken en wel in het bijzonder het bijbelse getuigenis over de schepping van man en vrouw en daaraan verbonden ordeningen. 
Daarin verschilt de relatie van man en vrouw van die van dienst-knecht en vrije. Het instituut van slavernij is bepaald geen schep-pingsordening en de wetten van Mozes – waarin op zich het minder wen­se­lijke meer dan eens werd getolereerd - waren gericht om het verschijnsel van altijd voort­durende slavernij onmogelijk te maken.
Al het gaat om de positie van de vrouw in de gemeente beroep Paulus zich op de wet en op de schepping. Adam werd eerst geschapen daarna Eva (vgl. 1 Tim. 2). Volgens Genesis 2 gaf Adam Eva haar naam. Dat duidt voor de oosterling nog veel meer dan voor ons op een ge­zags­verhouding. Met de zondeval die gezagsverhouding niet verandert. Daarvoor zou iets te zeggen zijn geweest als Adam eerst had gezondigd, maar dat is niet het geval. 
Daarmee is niet ontkend dat sinds de zondeval alle vormen van gezag en dat geldt ook van het gezag van de man over de vrouw zijn misbruikt. Op heel diepe wijze maakt Paulus in de brief aan Efeze duidelijk dat het gezag dat de man over de vrouw binnen het huwelijk heeft gestalte dient te lijken op de wijze waarop Christus Zijn gemeente liefheeft.
De erepositie die Christus aan vrouwen gaf - ik denk in het bijzonder aan het feit dat zij opstandingsgetuigen mochten zijn – doet niet af aan het feit dat de scheppingsorde wordt ge-handhaafd. De vrijheid in Christus bevestigt deze orde, zoals zij in het algemeen de wet bevestigt. De roeping van de getrouwde vrouw is kinderen tot eer van God op te brengen. 
Ik maak terzijde de opmerking dat het in het klassieke huwelijks-formulier geformuleerde Bijbelse beginsel dat een christelijke huwelijk betekent dat er van meet af aan de bereidheid is de kinderzegen te ontvangen onder steeds zwaardere druk staat. Het leren dat de vrouw ont­zegd wordt mag niet uitsluitend tot getrouwde vrouwen worden beperkt. Daarvoor is wat Paulus over mannen en vrouwen zegt in 1 Timotheüs 2 te algemeen. Er wordt niet nader op on­getrouwde vrouwen noch op ongetrouwde mannen ingegaan
Wanneer Paulus in 1 Korinthe 14 vrouwen verbiedt in de gemeente te spreken (d.w.z. zich te mengen in discussies over de uitleg van profetie), beroept hij zich op de wet. Het gaat niet om een gelegen-heidsargument. Paulus weet dat het hier gaat om een beginsel uit de eerste vijf bijbelboeken. Hoe verhoudt zich dan het verbod tot spreken met het gebod dat vrouwen die bidden of profeteren een gedekt hoofd moeten dragen uit 1 Korinthe 11?
Calvijn gaf als antwoord dat Paulus na eerst bestraft te hebben dat de vrouwen met ongedekt hoofd bidden en profeteren nog even wacht met het aan de orde stellen van een algeheel verbod op spreken in de samenkomsten van de gemeente. Een andere mogelijkheid is dat het bidden en profeteren waarover in de eerste helft van 1 Korinthe 11 wordt gesproken, helemaal niet in de samenkomsten van de gemeente plaatsvindt.

Het ambt van ouderling
Het ambt van ouderling zoals dat in de gereformeerde kerkorde een plaats heeft gekregen, niet is onomstreden. Een aantal ver-tegenwoordigers op de synode van Westminster had hier vragen; iets dat niet los gezien kan worden van hun anglicaanse achter-grond. Volgens deze afgevaardigden behoren er naast predi-kanten helemaal geen ouderlingen die enkel de taak hebben toezicht te houden op de gemeente, te zijn. 
De vraag is hierbij hoe je 1 Tim. 5:17 moet verstaan: ‘Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht wor-den, voor­namelijk die arbeiden in het Woord en de leer.’ Moet het accent op ‘arbeiden’ worden gelegd of op ‘en’ tussen Woord en de leer? In het eerste geval is het de bedoeling dat alle ouder­lin­gen preken; in het tweede geval niet. Ook wie voor de eerste uitleg kiest, kan om praktische redenen verdedigen dat binnen het presbyterium niet alle ouderlingen preken.
Hoe dan ook is noch in het ambt van ouderling noch in dat van diaken ruimte voor een vrouw. Zowel een ouderling als een diaken moet de man van één vrouw zijn. De vrouwen over wie in 1 Tim. 4:11 wordt gesproken zijn óf de vrouwen van ouderlingen óf de weduwen over wie uit­voeriger in 1 Tim. 5 wordt gesproken. Zeker is dat vrouwen in de eerste christelijke ge­meen­ten allerlei diensten verrichten. Er waren vrouwen die profeteerden. Vrouwen werden in­geschakeld bij allerlei vormen van hulpbetoon. Rijkere vrouwen stelden hun huizen open voor de samenkomsten van de gemeente. Phebe is daarvan een voorbeeld.

Conclusie
Wie de ambten voor de vrouw wil openstellen, doet dat niet omdat hij of zij beter naar de Schrift is geen luisteren, maar omdat het getuigenis van de Schrift ondergeschikt wordt ge­maakt aan de tijdgeest. De vrijheid in Christus is een vrijheid die leidt tot een hartelijke en vrij­willige gehoorzaamheid aan Gods wetten en inzet-tingen. Aan zulke mannen en vrouwen is in kerk en samenleving dringend behoefte. De Heere Jezus Christus kwam niet om de wet en de profeten te ontbinden maar die te vervullen. Laten we het ons toevertrouwde pand be­waren.