Posts tonen met het label nieuw perspectief. Alle posts tonen
Posts tonen met het label nieuw perspectief. Alle posts tonen

donderdag 26 januari 2017

Paulus. Een overzicht van zijn leven, brieven en theologie

Bruce W. Longenecker en Todd D. Still, die beiden verbonden zijn aan Baylor University, schreven een buitengewoon aantrekkelijke introductie op het leven, de brieven en theologie van Paulus. De uitgave is voorzien van kaarten, overzichten en foto’s. 
Elk hoofdstuk aandacht met een lijst van belang­rijke personen, plaatsen en uitdrukkingen, discussievragen, hedendaagse theolo-gische reflec­tie en een bibliografie voor verdere studie. Het is echt een boek bedoeld voor theolo­gie­studenten die een HBO-opleiding of bachelor theologie aan een universiteit volgen. Daaraan moet wel worden toegevoegd dat het een studieboek van formaat is.
Bij de weergave van Paulus’ brieven volgen zij veelal de breedst erkende chronologische volg­orde. Zij beginnen met de brieven aan de Thessalonicenzen. Een niet onbelangrijk deel van de Angelsaksische nieuwtestamentici meent overigens dat de brief aan de Galaten de oudste brief van Paulus is. De brief aan de gemeente van Efeze wordt voor de Pastorale brieven geplaatst. Waarschijnlijk omdat met de Pastorale brieven daarvan het meest om­streden is of Paulus welde auteur is.
De auteurs geven argumenten van beide zijden weer als het gaat om het antwoord op de vraag of het verschijnsel pseudepigrafie binnen het Nieuwe Testament past. Dat is meer dan eens het geval bij zaken waarover onder de nieuw­tes­tamentici verschillend wordt gedacht. Als het gaat of in de uitdrukking ‘geloof van Christus’ (pistis Chriostou) geven zij – en dat naar mening terecht –  er de voorkeur bij Christou te denken aan een genitivus objec­ti­vus, terwijl zij wel de waarde van de opvatting dat het een genitivus subjectivus is.
In het deel over de theologie van Paulus wordt naar voren ge-bracht hoe belangrijk zich op het apocalyptische denkklimaat rond het begin van de christelijke jaartelling is voor het verstaan van de apostel. Van belang is de opmerking dat hoewel de brieven van Paulus vrijwel allemaal het karakter van gelegenheidsgeschriften dragen zij wel vanuit bepaalde theologische gezichtspunten zijn geschreven.
Naar mijn overtuiging hadden de auteurs deze zaak nog meer kunnen onderstrepen. Ik denk aan de wijze waarop N.T Wright de theologie van Paulus aan zijn wereldbeschouwing relateert. Ook wie bij de wijze waarop Wright die wereldbeschouwing schetst, kanttekeningen plaatst, zal toch erkennen dat het inzicht als zodanig juist is.
In de lijn van Richard Bauckham spreken de auteurs van een zeer hoge christologie bij Paulus. Uit 1 Kor 8:6 blijkt dat Jezus een plaats krijgt binnen een hergeformuleerd Sjema. De auteurs be-strijden dat voor Paulus het leven van Jezus op aarde er niet toe deed. Direct zijn er nauwelijks verwijzingen. Indirect zijn er echter meerdere zinspelingen. 
De auteurs erkennen waardevolle elementen in het nieuwe per-spectief op Paulus, maar laten niet na onder woorden te brengen dat ook als je het Jodendom van de Tweede Tempel als ver-bondsnomisme typeert, het zwaartepunt binnen het verbond bij de inbreng van de mens valt en het is juist ook die zienswijze die door Paulus wordt bekritiseerd.
In de laatste twee hoofdstukken wordt Paulus in de context van zijn tijd en in die jonge, zich ontwikkelde christelijke kerk ge-plaatst.  Paulus wist dat met de komst van Christus de ver­vul­ling van Gods beloften was aangebroken. 
Nadrukkelijk had nog gesproken kunnen en moeten worden over de betekenis van de Heilige Geest bij Paulus. Zeker waar is waar-mee de auteurs besluiten dat Paulus van christenen verwachten dat hen leven in het teken staat van Jezus Christus de gekrui-sigde. Het leven van een gestempeld door het kruisvormige karakter van dat van hun Meester.
Er zijn zaken die ik toch nog graag wat nader had zien uitgewerkt. Wat mij betreft hadden de auteurs in een aantal gevallen ook meer duidelijk gemaakt welke keuze zij tenslotte maken als zij meerdere standpunten weergeven Dat neemt niet weg dat het een waardevol studieboek is niet alleen voor studenten maar ook voor predikanten.

Bruce W. Longenecker en Todd D. Still, Thinking Through Paul: A Survey of His Life, Letters and Theology (Grand Rapids: Zondervan<  2014), 408 pp., $44,99 (ISBN 9780310330869) 

dinsdag 15 november 2016

Een tweetal belangrijke werken met betrekking tot het zogenaamde nieuwe perspectief op Paulus

Paulus is één van de kroongetuigen van het Nieuwe Testament. Reeds Petrus schreef in zijn tweede brief dat sommigen zaken die Paulus schreef, moeilijk waren om te verstaan. De leer van de rechtvaardiging was het breekpunt tussen Rome en de Refor-matie. De Reformatie heeft geleerd dat een mens alleen recht-vaardig voor God is door de aan hem toegerekende gerechtigheid van Christus.
Rechtvaardiging is onverdiende vrijsprak. In de laatste decennia is door nieuwtestamentici het reformatorische verstaan van de leer van de rechtvaardiging in twijfel getrokken. In verband daar-mee wordt gesteld dat de reformatoren een vertekend beeld gaven van de joodse religie uit de eerste eeuw na Christus.
Heel belangrijk was het werk van Sanders Paul and Palestian Judaism. Dit verscheen in 1977. James Dunn bouwde voort op de door Sanders uitgezette lijn en zette daarbij eigen accenten. Naar zijn overtuiging was de rechtvaardiging niet een soteriologisch maar een ecclesiologisch leerstuk.
Dat wil zeggen bij de rechtvaardiging gaat het niet om het antwoord op de vraag of wij rechtvaardig voor God behoren maar door welke grenzen de gemeente van Christus wordt gemarkeerd. Hierin zou het onderscheid tussen Paulus en het rabbinale jodendom van zijn dagen bestaan. Dunn sprak van een nieuw perspectief op Paulus. Er zijn inmiddels al vele studies gewijd over het nieuwe perspectief bij Paulus; niet alleen studies die dit perspectief bijvallen maar ook kritische.
Al weer enige jaren geleden verscheen van Frank Thielman Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach. Uiteraard komen in dit boek Paulus en zijn brieven aan de orde en ook de wijze waarop het spreken van Paulus over de rechtvaardiging moet worden verstaan. (Deze studie is overigens ook in andere opzichten de moeite waard).
De hoofdlijn van Thielmans betoog is dat Paulus in zijn brieven laat zien dat het nieuwe verbond is aangebroken. De mozaïsche bedeling liep uit op de ballingschap. De terugkeer uit Babel bracht niet de vervulling van de beloften van nieuwe verbond. Daarvan was iedere jood in de eerste eeuw na Christus overtuigd.
Paulus heeft gepredikt dat deze vervulling met Christus’ dood en opstanding was aangebroken. Daarin viel het grootste deel van het joodse volk hem niet bij. In dat kader moet naar Thielmans over-tuiging Paulus verwijt worden geplaatst dat zijn ongelovige joodse tijdgenoten een eigen gerechtigheid zochten op te richten.
Daarnaast stelt Thielman dat de gemiddelde jood uit de eerste eeuw na Christus zich boven de heiden bevoorrecht zag vanwege het feit dat hem de mozaïsche wetgeving was toevertrouwd. Paulus keert zich tegen deze gedachte. Thielman onderscheidt deze gedachte van legalisme.
Dat lijkt echter een subtiel en niet te rechtvaardigen onderscheid. Thielman komt hier en daar heel dicht bij het klassiek reforma-torische verstaan van de rechtvaardigingsleer zonder het geheel bij te vallen. Dat komt omdat hij Paulus’ boodschap van de rechtvaardiging teveel heilshistorisch en te weinig soteriologisch leest.
Terecht stelt Thielman dat wij het Oude Testament en ook Mozes geen legalisme mogen verwijten. Zeker is dat er ook in de eerste eeuw na Christus nog werkelijke vertegen­woordigers waren van de godsdienst van het Oude Testament. We kunnen aan Zacharias en Elisabeth denken en aan Simeon en Anna. Te weinig maakt Thielman echter een onderscheid tussen de gods-dienst van het Oude Testament en het rabbinale jodendom.
Ook onder de oude bedeling was er de soteriologische werke-lijkheid van de rechtvaardiging door het geloof alleen al voor de mozaïsche bedeling werd gegeven. Dat principe is de eeuwen door gehandhaafd gebleven en komt in zijn volle rijkdom openbaar in de nieuwtestamentische gemeente waarin zoals Thielman juist heeft gezien de oudtestamentische beloften van het nieuwe verbond, de nieuwe tempel en het nieuwe hart in vervulling zijn gekomen.
Een zeer helder overzicht van het nieuwe perspectief op Paulus heeft Guy Waters gegeven in een werk dat vorig jaar verscheen. Hij laat zien dat Sanders in zijn boek Paul and Palestian Judaism geen nieuwe dingen schreef, maar inzichten die al vanaf het begin van de twintigste eeuw door meerdere nieuwtestamentici waren verdedigd en ontvouwd, samenvatte.
Verbindend daarbij was dat Paulus niet leed onder een gewond geweten, zoals de Reformatie stelde. De verdedigers van het nieuwe verstaan van Paulus stelden óf dat Paulus de joodse religie van zijn dagen had vertekend óf dat het verschil tussen Paulus en het rabbinale jodendom puur ecclesiologisch was.
Waters brengt onder de aandacht dat niet alleen het denken van de reformatoren over de rechtvaardiging contextueel bepaald was, maar ook dat van twintigste-eeuwse nieuw­testamentici. Met name na WO II is er een sterke neiging om aan het jodendom legalistische elementen te ontzeggen. Wanneer de spits van Paulus’ rechtvaardigingsleer als anti­nationalistisch wordt gezien, sluit dat ook goed aan bij bepaalde eigentijdse tendensen.
Wanneer gesteld wordt dat Paulus zich in zijn leer van de rechtvaardiging niet tegen het menselijk streven richt om met eigen prestaties voor God te bestaan, loopt men in ieder geval vast met de brief aan Efeze en de pastorale brieven. Daar stelt de heils-historische dimensie van wet en evangelie geen rol en toch wordt nadrukkelijk gezegd dat de zaligheid niet uit de werken is maar alleen door genade.
Wie de genoemde brieven aan Paulus ontzegd (iets waarvoor overigens geen reden is) zal moeten verklaren hoe het komt dat datgene wat Paulus puur heilshistorisch heeft bedoeld al zo kort na hem soteriologisch werd verstaan. Waters laat zien dat het grote bezwaar van het nieuwe perspectief op Paulus is dat het Schriftgetuigenis over de ernst en omvang van de zonde niet ernstig neemt. 
Juist hier ligt een verschil met het rabbinale jodendom. Dat ver-klaart ook het verschil met betrekking tot de rechtvaardiging. Hoezeer ook de leer van de rechtvaardiging gevolgen heeft voor de leer van de gemeente, allereerst gaat het er daarbij om hoe wij voor God kunnen verschijnen.
Waters laat zien dat daar waar in gereformeerde kringen het nieuwe perspectief op Paulus ingang vindt, dit niet los staat van een bepaalde verbondsbeschouwing waarin geen recht wordt gedaan aan de noodzaak van wedergeboorte; een verbondsbe-schouwing die zelf legalistische trekken draagt (men moet door heiligmaking binnen het verbond blijven) en daarom geen recht kan doen aan de leer van de rechtvaardiging louter en dat de gerechtigheid van Christus de enige grond is dat niets ons zal scheiden van de liefde van Christus.

Justification and the New Perspectives on Paul: A Review and Response door Guy Prentiss Waters, uitgave Presbyterian & Reformed Publishing Co 2004; pb. 273 blz. Prijs $16,99.

Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach door Frank Thielman, uitgave Zondervan Grand Rapids, Michigan 2005; ISBN 0-310-21132-8; hb. 800 blz. Prijs 34,99.

dinsdag 29 december 2015

Justification Reconsidered

Al in eerdere publicaties heeft Stephen Westerholm het klassieke perspectief op de recht­vaardiging bij Paulus verdedigd tegenover het nieuwe perspectief. In zijn laatste boeken zet hij de argumenten voor het klassieke perspectief in kort bestek wel heel helder neer. Reeds in de jaren zestig stelde Stendahl dat het gekwelde geweten Paulus vreemd was. Hij ziet het begin daarvan bij Augustinus.
De boodschap van de rechtvaardiging is in het nieuwe perspec­tief geen antwoord op de vraag van het gekwelde geweten maar op laar zien dat mensen zonder aan bepaalde culturele codes te vol-doen en wel met name de mozaïsche wetgeving tot de gemeente van Christus kunnen behoren. 
Snedig merkt Westerholm op dat dit nieuwe pers­pec­tief wel op-vallend goed past in het culturele klimaat van de eenentwintigste eeuw. Hijs telt de vraag wat de betekenis hiervan in de eerste eeuw na Chr. zou kunnen zijn. Hij bestrijdt dat dit in die tijd dat de diepste reden zijn kunnen zijn om tot de christelijke gemeente toe te treden of te behoren.
In de eerste brief van Paulus aan de Thessalonicenzen worden de woorden ‘rechtvaardigheid’ en ‘rechtvaardiging’ niet gebruikt. Als kern van het evangelie noemt Paulus de redding van de toekomende toorn. In tegenstelling tot de meeste mensen in onze eeuw was de toorn van God of van de goden voor de antieke mens een realiteit.
De boodschap van de rechtvaardiging staat ook in die context. Dat blijkt duidelijk uit de eerste hoofdstukken van de brief aan de Romeinen. Wie de toorn van God ernstig leert nemen, zal de vraag gaan stellen hoe hij ervan kan worden verlost. De bood-schap van de rechtvaardiging geeft dan ook het antwoord op de vraag van de mens hoe hij in Gods gericht kan bestaan.
Westerholm bestrijd dat rechtvaardiging alleen over iemands status gaat en niet met het gedrag heeft te doen. Alom in het Oude Testament blijkt juist dat die zij rechtvaardig worden genoemd, die zich rechtvaardig gedragen.
Het fundamentele probleem is dat uit­eindelijk vanwege de univer-sele zondigheid niemand zich werkelijk rechtvaardig gedraagt. Het wonder van het evangelie is dat iemand die goddeloos is, niettemin door geloof recht­vaardig wordt verklaard. De oorzaak van deze rechtvaardingverklaring is niet op het gedrag van de gelovige, maar de hem geschonken gerechtigheid van Christus.
Dat Jood en heiden op gelijke wijze tot de christelijke gemeente kunnen behoren, is niet de betekenis van de rechtvaardiging als zodanig maar een gevolg. Voor Paulus is fundamenteel dat de wet niet kan verlossen.
In tegenstelling tot proto-rabbinale Jodendom gaat hij namelijk uit van de fundamentele zondigheid van de mens. De vloek van de wet is dan ook geen heilshistorische of ecclesiologische cate-gorie. Dat laten de vloek uit Deut. 28 en Psalm 143 (teksten waarop Paulus zich beriep) ons zien. De mens is alleen al omdat hij deelt in Adams zondeval niet in staat te doen wat God van hem vraagt.
Het wonder van de boodschap van de rechtvaardiging dat deze ons laat zien dat God zowel goed is als rechtvaardig. Zijn rechtvaardigheid blijkt in het feit dat Christus de vloek van de wet en daarmee de toorn van God op zich neemt en Zijn goedheid dat er geen verdoemenis is voor hen die in Christus Jezus zijn.
Westerholm laat zien dat het voor de moderne mens zo moeilijk is de essentie van Paulus’ boodschap met betrekking tot de rechtvaardiging te vatten omdat hij niet pleegt te geloven dat de toorn van God op ieder mens rust.

Stephen Westerholm, Justification Reconsidered: Rethinking a Pauline Theme, Eerdmans Publishing Co., Michigan, Grand Rapids/Cambridge, U.K. 2013; ISBN 978-0-8028-6961-6; pb. 104 pp., prijs $15,--

dinsdag 4 november 2014

Heeft de boodschap van de rechtvaardiging als vrijspraak in Gods gericht en van het pelgrimschap wel een bijbelse grond?

Terwijl Rome rechtvaardiging als vernieuwing ziet, heeft de Refor-matie geleerd dat recht­vaar­diging vrijspraak in Gods gericht bete-kent. Een vrijspraak die niet op onze werken of kwaliteiten is ge-baseerd, maar op het bloed en de gerechtigheid van Christus.
In de laatste decennia van de vorige eeuw zijn bij het verstaan van de rechtvaardiging zowel door Rome als de Reformatie vra-gen gesteld. Paulus boodschap van de rechtvaardiging zou hele-maal niet als spits het toekomende gericht hebben en de eeuwig-heid, maar antwoord geven op de vraag op welke wijze men tot de nieuwtestamentische gemeente behoort.
Werden onder de oude bedeling de grenzen van de gemeente bepaald door de mozaïsche wetgeving, voor de nieuwtestamen-tische gemeente is dat de belijdenis dat Jezus Heere is. Dat wil volgens de aanhangers van het zogenaamde nieuwe perspectief Paulus ons met zijn bood­schap van rechtvaardiging door het geloof duidelijk maken.
Een vooraanstaand ver­tegen­­woor­di­ger van deze zienswijze is N.T. Wright. Samenhangend daarmee is een visie op het christe­lij­ke geloof waarin het eeuwigheidsperspectief veel minder domi-nant is dan zowel bij de Vroege Kerk, de Kerk van de Middeleeu-wen als de Reformatie. Wright betrekt het koninkrijk van God heel nadrukkelijk op deze tegenwoordige wereld en samenleving.
Ongetwijfeld heeft de boodschap van de recht­vaardiging een ecclesiologische component, maar deze component moet in het kader van de soteriologie worden geplaatst. Wanneer Paulus stelt dat wij niet door de wer­ken van de wet gerechtvaardigd worden, moeten wij onder de werken der wet wij niet slechts die werken rekenen die in de terminologie van het nieuwe perspectief ‘boun-dary markers’ worden genoemd, maar alle werken van de wet. Daarbij moeten uiteindelijk de morele werken het zwaarste accent krijgen.
Rechtvaardiging is dus wezenlijk meer dan behoren bij de chris-telijke gemeente. De vloek der wet waarover Paulus in Gal. 3:10 aansluitend bij Deut. 27:26 spreekt, heeft in de context van Deu-teronomium betrekking op morele overtredingen. Er is geen reden aan te nemen dat Paulus die context wil versmallen. Dat geldt ook voor Psalm 143:2 waarop Paulus in Gal. 2:16 zinspeelt. Met de psalmist heeft Paulus leren verstaan dat hij niet in Gods gericht kan bestaan met zijn werken, om welke het ook maar gaat.
In het nieuwe perspectief is geloven feitelijk alleen een kwestie van weten. Je bent tot het in­zicht gekomen dat Jezus Heere is en dat zo de grens van de gemeente wordt bepaald. Met de ra­tionalistische visie op het geloof gaat een moralistische visie op de levenswandel van een christen gepaard. Dat komt omdat de vraag hoe men onbevreesd voor Gods rechterstoel kan verschij-nen, niet wordt beantwoord op de verwijzing naar het werk van Christus dat buiten ons ligt als enige grond.
Nieuwtestamentisch - en zeker geldt dat voor de brieven van Paulus – is geloven ook vertrouwen. Het is schuilen bij Jezus Christus Die Zoon van God en Heere is. Het is ver­trouwen op Hem en niet op eigen prestaties. Het roemen in Hem en niet in eigen kwaliteiten. Die roem staat niet in de laatste plaats tegen-over de vloek van de wet.
Als farizeeër had Paulus in heel andere kijk op deze dingen. In het Mishna-traktaat Pirqé Aboth (Ethiek van de vaderen) 4:13 lezen we: 'Hij die één gebod doet, wint voor zichzelf een voor-spraak (parakleet) en hij die een gebod over­treedt, wint voor zich-zelf een aanklager.'
Wie het Nieuwe Testament kent denk hier aan 1 Joh. 2:1: 'Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige.'  Voor deze boodschap en deze Christus werd Paulus gewonnen toen het God behaagde aan hem, terwijl hij op weg was naar Damascus om de gemeente van Jezus Christus te vervolgen, Zijn Zoon te openbaren.
In een baraita van Gemara van het traktaat Berachôt (28b) van de Babylonische Talmoed lezen we dat rabbi Jochanan ben Zakkai aan het einde van zijn leven weende. Zijn leerlingen kwamen en vroe­gen hem: ‘O machtige hamer waarom weent u? Waarom is uw ziel ontroerd?’ Daarop antwoordde rabbi Jochanan ben Zakkai: ‘Ik sta op het punt de Naam – God – gezegend zij Zijn Naam te ontmoeten en vóór mij zijn twee wegen: een leidt naar het paradijs en de ander naar het gehenna en ik weet niet langs welke weg Hij mij zal leiden.’
Weliswaar is de Mishna pas in de tweede eeuw na Chr. op schrift gesteld. Zij bevat echter veel materiaal dat minstens tot de eerste eeuw teruggaat. Dat geldt zeker voor Pirqé Aboth. De Gemara ontstond pas nadat de Mishna op schrift was gesteld. Een baraita wordt gebruikt voor materiaal dat niet in de Mishna is vastgelegd maar wel van hetzelfde gewicht is en van dezelfde ouderdom.
Bij de baraita over rabbi Jochanan ben Zakkai gaat het om het einde van de tweede Joodse opstand rond 135 na Chr. Zeker is dat het rabbinale Jodendom moeten zien als de voortzetting van de stroming van de farizeeërs uit de tijd van de Tweede Tempel. Voor deze stroming geeft de wet toegang tot God. Daarmee verbonden is de gedachte dat de mens in principe de wet kan houden.
Paulus heeft leren verstaan dat niemand de wet kan houden en de wet heidenen en Joden schuldig stelt. In de brief aan de Romeinen stelt Paulus dat wij ons, als het gaat om het bestaan in Gods gericht, slechts kunnen en hoeven te beroepen op het feit dat God ons heeft gerecht­vaardigd, omdat Christus voor ons gestorven is en wat meer is ook voor ons is opgewekt en voor ons bidt. Hij ontvouwt in deze brief de boodschap van de rechtvaar-diging tegen de achter­grond dat de toorn van God die over alle ongerechtigheid van de mens wordt geopenbaard.
Jood en heiden liggen onder Gods oordeel. De overtredingen die Paulus opsomt in Rom. 3:9v. hebben allen een moreel karakter. Tegenover de toorn van God en de goddelijke veroordeling stelt Paulus de goddelijke vrijspraak. Op ontroerende wijze bezingt hij die vrijspraak en de daar­mee verbonden zekerheid in Rom 8:31v.
De boodschap van de rechtvaardiging staat bij Paulus in een apoca­lyptische context. Ken­merkend voor de apocalyptiek is de focus op het komende universele gericht en de eeuwige heer­­lijkheid die daarop volgt voor de rechtvaardigen en de ramp-zaligheid voor de goddelozen.
Het mysterie waarover Paulus spreekt is dat God goddelozen rechtvaardigt en hen verdoemt die niet geleerd hebben alle din-gen schade te achten om de kennis van Christus. Recht­vaar­diging als vrijspraak is onlosmakelijk verbonden met het feit dat God het voor de Zijnen opneemt. Wie zich ook tegen hen keert, Hij is voor en met hen.
Wie gelooft in Christus is getrokken uit deze tegenwoordige boze wereld en overgezet in het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde. Een burger van dat rijk leidt een nieuw en godzalig leven. Een vrijgesproken zondaar is ook een zondaar die door de Heilige Geest wordt vernieuwd. Zo is het koninkrijk van de Zoon van Gods liefde is nu al werkelijkheid.
Nergens geeft het Nieuwe Testament aanleiding tot de gedachte dat wij buiten deze context ook van het koninkrijk van God en van Christus kunnen spreken. Daarin sloot de Vroege Kerk bij het Nieuwe Testament aan.
De verbreiding van het christelijke geloof leidde ook tot een trans­formatie van de samen­leving. Een transformatie die altijd meer een gedeel­telijk en gebrekkig karakter heeft ver­toond. Een trans-formatie die ook door de Vroeger Kerk nooit ‘koninkrijk van God’ is ge­noemd. Een dergelijk spreken over Gods koninkrijk zien wij eigenlijk pas vanaf de negen­tiende eeuw.
Als één kerkvader uit de zoge­naamde na-Niceense periode dui-delijk heeft gespro­­ken over het eeuwigheidskarakter van het ko-ninkrijk van God is het Augustinus in zijn magistrale werk De Civitate Dei. In deze bedeling draagt Gods kerk een pelgrims-gestalte. Slechts als hij die zich een pelgrim weet verlost van de toekomende toorn, kan op bijbelse wijze rentmeester zijn. Laten wij in deze dingen aan het klassieke perspectief vasthouden.