Posts tonen met het label Princeton Theological Seminary. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Princeton Theological Seminary. Alle posts tonen

vrijdag 22 januari 2016

Wat kunnen we van de theologen van Princeton leren?

Het lezen van boeken om geestelijk en theologisch te worden gevormd
In de wetenschap dat het lezen van goede boeken één van de middelen is die God gebruikt om zicht te geven op de betekenis van het evangelie stimuleer ik gemeenteleden daartoe. Zijn zij dat niet gewend, dan pleeg ik hen te wijzen op de geschriften van de Anglicaanse bisschop J.C. Ryle, de negentiende-eeuwse oefe-naar Wulfert Floor en de jong overleden christelijke gere­for-meerde predikant F. Bakker. De inhoud van deze geschriften is bijbels en de presen­tatie helder.
Met dit advies probeer ik in ieder geval indirect al aan te geven dat wij van men­sen van ver­schillende achtergrond iets kunnen leren. Voor sommigen blijft het niveau van ver­woording in deze geschriften het maximum wat zij kunnen bereiken. Anderen blij-ken na be­trek­kelijk korte tijd ook met vrucht De Redelijke Godsdienst van Wilhelmus à Brakel of de Viervoudige staat van Thomas Boston te kunnen lezen.
Als het gaat theologen uit de geschiedenis van Kerk van wie wij iets kunnen leren, dan zijn er bepaalde perioden en bepaalde theologen die eruit springen. Naar mijn diepe overtuiging hebben weinigen zo’n diep inzicht gehad in het feit dat een kind van God zichzelf telkens weer voelt falen en dat hij daarom telkens weer op het Lam teruggeworpen wordt als H.F. Kohl­brugge. 
Gaat het om het beantwoorden van zielenvragen en om de prak-tijk van de god­zalig­heid in de breedste zin van het woord, dan denk ik aan de puriteinen en de mannen van de Nadere Refor-matoren. Zeker studenten in de theologie kunnen alleen maar tot hun schade deze geschriften ongelezen laten. Ik wil nog verder gaan. Ik ben er diep van overtuigd dat een theologiestudent die ernst maakt met de voorbereiding op het ambt, tijd zal vrijmaken om deze geschriften te lezen.

Het lesprogramma van Princeton Theo­logical Seminary
In deze overtuiging sta ik niet alleen. In 2012 is het tweehonderd jaar geleden dat Princeton Theo­logical Seminary werd gesticht. Het was de eerste theologische hogeschool van de Pres­by­teriaanse Kerk in de Verenigde Staten. 
Gedurende de gehele negentiende eeuw behoorde het lezen van geschriften van de Engelse puriteinen en van aan deze puriteinen verwante Schot­se theologen als Rutherford, Halyburton en Boston tot de verplichte leesstof van stu­den­ten. Meer dan een eeuw is Princeton Theological Seminary een kweekplaats en bolwerk van gereformeerde orthodoxie in de beste zin van het woord geweest.
Verbondenheid aan de ge­re­for­meerde leer en missionaire bewo-genheid waren nauw met el­kaar verbonden. De ge­richt­heid op zending en evangelisatie was één van de speerpunten van de hogeschool. In de twin­tig­ste eeuw begon zich een koerswijziging af te tekenen. Deze koers­wijziging werd officieel be­vestigd toen de synode van de Presbyteriaanse Kerk de con­stitutie van de hoge-school in 1929 wijzigde.

De geschriften van de Princeton theologen
Niet alleen het lesprogramma van de theologen van Princeton is nog altijd actueel, ook hun eigen geschriften zijn de moeite waard om te lezen. Op een enkele preek na zijn er bij mijn weten nooit werken van deze theologen in het Nederlands vertaald. Dat bete-kent dat men wel de Engelse taal redelijk machtig moet zijn om met vrucht van datgene wat de theologen van Princeton hebben geschreven kennis te nemen.
Voor een gewoon gemeentelid denk ik naast preken en preken-bundels, die opvallen door hun sterke gerichtheid op de persoon van de Mid­de­laar, aan een boek als Thoughts on Religious Expe-rience (Gedachten over godsdienstige beleving) van Archibald Alexander die als eerste hoogleraar aan Princeton Theological Semi­nary werd verbonden.
Ik ken in het Neder­lands eigenlijk geen boek dat zo breed en tege­lij­ker­tijd toegankelijk vragen bespreekt gere­la­teerd aan het karakter, ontstaan en de voortgang van het geestelijke leven. Ik noem slechts de vraag of men het tijdstip van zijn bekering moet kunnen aan-geven en de vraag of geestelijk leven nu begint met het toevlucht nemen tot Christus of met berouw over de zonden.
Een ander zeer toegankelijke werk is de The Way of Life (De weg van het leven) van Charles Hodge. In The Way of Life be­han­delt Hodge op een­voudi­ge wijze een drietal zaken die wij ook in zijn andere ge­schriften tel­kens weer te­gen­komen, name­lijk: hoe wij weten dat de Bij­bel Gods Woord is, wat de inhoud van de Bijbel is en welke ge­volgen de Bijbelse leer in ons le­ven heeft als de Heilige Geest die toepast aan ons hart. Zijn leerstellige uitzetting van het christelijke ge­loof is door­trok­ken van een bevindelijke gloed.
Hodge studeerde zelf aan Princeton Theo­lo­gi­cal Semi­nary en werd op 25-jarige leeftijd tot derde hoogleraar van Princeton benoemd. Aan­van­kelijk bezette hij de leerstoel Oosterse en Bijbelse literatuur. In 1840 verwisselde Hodge de leerstoel Oosterse en Bijbelse literatuur met die van de dog­ma­tiek. Wel bleef hij tot aan het einde van zijn leven aan studenten in de lagere jaren exegese geven van de brieven van Paulus.
Hodge schreef naast een driedelige gereformeerde dogmatiek, die sinds het verschijnen ervan al­leen door die van Herman Bavinck is overtroffen, meerdere bijbelcommentaren die nog altijd de moeite van het raadplegen waard zijn. Dat geldt ook voor de geschriften van andere bijbel­­­wetenschappers die aan Princeton waren verbonden. Ik denk aan de oudtestamentici Joseph Addison Alexander (zoon van Archibald) en Robert Dick Wilson en aan de nieuw­tes­ta­­menticus John Gresham Machen.
De blijvende betekenis van de Princeton theologen is ove­ri­gens niet beperkt tot de dogmatiek en de Bijbelvakken. Ook hun homiletische ge­schrif­ten zijn nog altijd de moeite waard. De stof van de colleges homiletiek van Archibald Alexander is nooit in druk verschenen. Het feit dat het van de hand van zijn zoon James Waddel Alexander verschenen werk Thoughts on Prea­ching (Gedachten over de prediking) nog altijd nieuw te krijgen is, is een aanwijzing voor de kracht ervan.

Wetenschap en godsvrucht
Kenmerkend voor de oorspronkelijk opzet van Princeton Theo-logical Seminary was de na­druk op het feit dat een goed predikant zowel godzalig als geschoold dient te zijn. We horen de­zelfde tonen als bij Voetius. Deze sprak in zijn inaugurele rede over wetenschap en gods­vrucht dooreen vermengd.
De theologen van Princeton wensten het klassieke christen­dom, waarvan de gereformeerde belijdenis naar hun vaste overtuiging de diepste vertolking was, te belijden en te verdedigen. Het ging hem om een beargumenteerde en academische uiteen­zetting en ver-dediging van het christelijke geloof en dat ten dienste van een bijbelse prediking die onder Gods zegen een nieuwe generatie wint voor de Christus der Schriften
Voor de theologen van Princeton sloot gods­­­vrucht het gebruik van het verstand en ijverige studie niet uit, maar juist in. Zij waren er echter wel van overtuigd dat slechts als wij ons verstand aan de openbaring onderwerpen, wij tot de kern van de bijbelse bood-schap door­dringen. Alleen zo ontvangen we ook het uiteindelijke zicht op de werkelijkheid om ons heen voor. Echte wetenschap kon voor deze theologen nooit een be­dreiging voor godsvrucht en theologie zijn.
Kern van alle kennis was voor de theologen van Princeton kennis van de Drie-enig God Die Zich aan ons in de Bijbel als Zijn onfeilbaar Woord heeft geopenbaard. Zij waren ervan over­tuigd dat de essentie van het werk van de Heilige Geest daarin bestaat dat Hij ons aan Christus ver­bindt en voortdurend op Christus leert zien als de Middelaar door Wie wij toe­gang ont­van­gen tot de Vader.
Ik be­sluit deze bijdrage over de blijvende betekenis van de theo-logen van Princeton met door te ge­ven wat Charles Hodge zei dat zijn vijftigjarig jubileum als hoog­leraar. Hij merkte op dat de stu­denten die Princeton Theolgical Seminary binnentraden, toen de eerste professoren nog leef­den, weliswaar in de gebouwen geen schil­derij of beeld van de Heere Jezus zagen.
Echter, in de colleges die er werden gege­ven, de Heere Jezus, zo zei Hodge, werd uitgeschilderd in al Zijn heerlijkheid en schoonheid als de enige en vol­komen Middelaar en Zaligmaker en erop werd gewezen dat een mens bij het zien op deze Middelaar veranderd wordt van heerlijkheid tot heerlijkheid. Van dat laatste, zo mogen we zeggen, waren deze professoren zelf een levend bewijs.

Biblical and Theological Studies: A Commemoration of 100 Years Princeton Seminary, 1912, herdr. 2003 door Solid Ground Christian Books, Birmingham, Alabama; ISBN1-932474-18-8; pb. 636 pp.; prijs $40,--
Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van Princeton Seminary verscheen in 1912 en bundel met bijdragen van de leden van de toenmalige faculteit. Een breek scala onderwerpen die, zeg maar, alle terreinen van de theologie als wetenschap bestrijken (bijbelvakken, dog­ma­tiek, apologetiek, kerkgeschie-denis, praktische vakken), komt in deze bundel aan de orde.
Ik noem nog dat één van de theologen die een bijdrage schreef, van Nederlandse afkomst was en wel Geerhardus Vos. Vos was een zeer bekwaam nieuwtestamenticus. Kuyper heeft nog ge­poogd hem aan de Vrije Universiteit te verbinden, maar Vos koos ervoor in Amerika te blij­ven.

James. M. Garretson (red.), Pastor-Teachers of old Princeton: Memorial Addresses for the Faculty of Princeton Theolo­gi­cal Seminary 1812-1921, Banner of Truth, Edinburgh 2012; ISBN 978-1-84871-161-7; hb. 565 pp.; prijs £17,--.
James M. Garretson, predikant in de Presbyterian Church of America, stelde een bundel sa­men met begrafenispreken, her-inneringstoespraken en tijdschriftartikelen gewijd aan de ar­beid van de belangrijkste theologen die tussen 1812 en 1921 aan Princeton Theological Semi­nary waren verbonden.

James M. Garretson (red.), Princeton and the Work of the Christian Ministry: A Collection of Addresses and Articles by Faculty and Friends of Princeton Theological Seminary, twee delen, Banner of Truth, Edinburgh 2012; ISBN 978-1-84871-162-8; hb. 1408 pp.; prijs £30,--.
In deze twee delen zijn toespraken en artikelen gebundeld van professoren en vrienden van Princeton Theological Seminary. Het eerste deel bevat afgezien van een schets van de historie van de hogeschool die ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan ervan door W.B. Sprague werd vervaardigd, uitsluitend bijdragen van de eerste twee hoogleraren, namelijk Archibald Alexander en Samuel Miller.
De noodzaak van godsvrucht, verlangen om zondaren voor Chris­tus te winnen, maar ook de begeerte mensen eerlijk te behandelen en daarom ook onder­scheidenlijk te preken komen in de bijdragen naar voren. Het tweede deel bevat 39 bijdragen van een wijde kring van hoogleraren en vrienden van Princeton. Over elk van de bijdragen valt wel wat te vermelden. Daarvoor ontbreekt de ruimte.
Ik noem slechts de bijdrage van A.A. Hodge (zoon van Charles) waaraan hij aantoont dat een recht zicht op de leer nood­za­kelijk is voor een juiste praktijk van godzaligheid. Deze Hodge schreef trouwens een popu­laire gereformeerde dogmatiek onder de titel Outlines of Theology die door de bekende pre­diker Spurgeon hoog werd geroemd en als tekstboek aan zijn Pastors’ College werd gebruikt.


vrijdag 27 februari 2015

Het karakter van de theologie van de theologen van Old Princeton

Tot 1929 hebben theologen verbonden aan Princeton Theological Seminary een belangrijk aan­­­deel gehad in de verdediging van het klassiek christelijke geloof in het algemeen en het ab­­solute gezag van de Schrift in het bijzonder. Dan moeten we denken aan man-nen als C. Hodge, B.B. Warfield en J. Gresham Machen.
Tot ver buiten presbyteriaanse kringen hebben zij betekenis gehad voor het christelijke geloof en de christelijke kerk in Amerika. In 1929 jaar werd de hogeschool gereor­ga­ni­seerd en ging zij theo-logisch een andere koers varen. Voor Machen was dat de reden Prince­ton te verlaten. Samen met anderen richtte hij Westminster Theo­­logical Seminary op. De leer­stoel apologetiek van dit laatst genoemde seminarie is jarenlang bekleed door C. Van Til.
Van Til viel de oude generatie van Princeton theologen bij in hun erkentenis dat de Schrift een ob­jec­tieve leerstellige inhoud heeft. In de lijn van Kuyper en Bavinck betwistte hij echter dat wij van objectieve en voor ieder toegankelijke bewijs­kracht voor het chris-telijk geloof kun­nen spre­ken. Naar zijn overtuiging deed de ouder gene­ratie van Princeton theologen geen recht aan de gevolgen van de zondeval voor de kenleer.
Het bezwaar van Van Til is door vele zo­ge­naamd postconser-vatieve theologen over­genomen. Aan de Princeton theologen wordt ratio­nalisme verweten. In onderscheid met Van Til zien we dat deze postconservatieve theo­lo­gen het absolute Schriftgezag plegen te rela­ti­ve­ren. Deze laatste ontwikkeling is wereldwijd waar­neembaar en niet in de laatste plaats in Nederland. De toe-nemende waardering voor een theo­loog als Karl Barth binnen de gere­for­meerde gezindte is niet los te zien van een ver­an­derde visie op de aard van de Schrift en haar gezag.
Is echter het verwijt van rationalisme aan de Princeton theologen terecht? Paul Kjoss Helseth, verbonden aan Northwestern College in St. Paul, Minnesota, heeft het een studie voor hen op­ge­­­nomen. Hij spreekt van een onorthodox voorstel, omdat het verwijt van rationalisme rich­ting de genoemde theologen inmiddels gemeen-goed is.
Terwijl Kuyper en Bavinck spraken over tweeërlei wetenschap, spraken Warfield en Machen over een wetenschappelijke ver­dedi­ging van het christelijke geloof. Zij waren er diep van overtuigd dat alleen het klassieke en in het bijzonder gereformeerde christen-dom recht doet aan alle Bijbelse en daarmee verbonden his­torische gegevens. Bij dat laatste moeten wij met name denken aan de heilsfeiten en wel in het bijzonder de opstanding van Jezus Christus.
Het feit dat er objectieve gegevens met ob­jec­tieve bewijskracht ten grondslag liggen aan het christelijke geloof, betekent echter voor man­nen als Warfield en Machen niet dat iedereen zomaar voor die bewijskracht zwicht. Dat laat­ste is het werk van de Heilige Geest. Het overtuigd worden van de bewijskracht voor het chris­­telijke geloof in niet alleen een intellectuele maar ook morele en religieuze zaak.
Wat Helseth met zijn studie wil laten zien is dat opkomen voor het objectieve gezag van de Schrift en van de mogelijkheid dit gezag te verdedigen, niet als een uiting van rationalisme mag worden gezien. Wie de Schrift niet als openbaring zelf ziet en haar een leerstellige in­houd ontzegt, kan ook de boodschap van verzoening en verlossing die in de Schrift betuigd wordt niet vasthouden.
In een postconservatief en postmodern klimaat wordt christelijk geloof voor­al een zaak van gevoel. Echter, de inhoud daarvan blijft onbestemd. Het onderscheid tus­sen ware en schijn­christenen vervaagt of wordt niet relevant geacht. Ongetwijfeld gaat geloof niet buiten gevoel om, maar dan gaat het wel om het gevoelen en ervaren van de waar­heid van verzoening met God door bloed van Christus als God Die mens werd.
Het ware geloven is zowel een zeker en gefundeerd weten dat alles wat God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard waar is als een vast vertrouwen. Het zekere weten is geen bewijs van over-schatting van de rede, maar van een onderwerping van de rede aan het gezag van de openbaring. Dat maakt de studie van Helseth ook binnen de Nederlandse context relevant.

Paul Kjoss Helseth, Right Reason” and the Princeton Mind: An Unorthodox Proposal, Presbyterian & Reformed Publishing Co, Phillipsburg, New Jersey 2010; ISBN 978-1-59638-143-8; pb. 257 pp.; prijs $21,99.