Posts tonen met het label gereformeerde gezindte. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gereformeerde gezindte. Alle posts tonen

vrijdag 9 mei 2014

Een bijbelse bezinning op homoseksualiteit 1

Inleiding
Homoseksualiteit is de laatste decennia een veelbesproken onder-werp. De overheid rekent acceptatie van homoseksueel gedrag en homoseksuele relaties tot één van haar kerntaken. Ook in kerkelijke kring is er aandacht voor deze zaak. In de aanloop naar de vorming van de PKN werd duidelijk dat het opnemen van de mogelijkheid van het zegenen van homoseksuele relaties in de kerkorde van de nieuwe kerk en in het verlengde daarvan in het dienstboek een on­op­geefbaar punt was.
Waar ook concessies mogelijk waren, hier in geen geval. De PKN zou hier in haar kerkorde expliciet breken zowel met de gerefor-meerde als lutherse belijdenis Uit eigen waar­neming weet ik hoe daarmee binnen meerdere kerkenraden de balans omsloeg om niet mee te gaan in de PKN.
Ook binnen een aantal kerken, dat formeel zich nog gebonden weet aan de gereformeerde be­lijdenis, is er de ruimte voor samen-levende homoseksuelen tot het Heilige Avondmaal te gaan of ook ambtsdrager te worden. Het laatste geldt voor de Neder-lands Gereformeerde Ker­­­ken en het eerste voor de Gerefor-meerde Kerken Vrijgemaakt en de Christelijke Gere­for­meerde Ker­ken. Ook binnen de kring van de Gereformeerde Bond zijn er gemeenten waar homo­seksuelen met een vaste relatie toegelaten worden aan het Heilig Avondmaal.
Ten aanzien van de Christelijke Gereformeerde Kerken moet dan wel worden opgemerkt dat deze op hun laatste synode een rapport hebben aangenomen waarin zij hebben uitgesproken dat homo-seksueel gedrag en homoseksuele relaties op grond van de Schrift zonde moeten wor­den genoemd, al is er helaas tegelijkertijd aan kerkenraden de mogelijkheid gegeven om pastorale redenen mensen die een homoseksuele relatie hebben tot aan het Avondmaal toe te laten.
Zelfs die in het licht van de Schrift ongeoorloofde uitzondering gaat blijkens reacties een aantal christelijk gereformeerden niet ver genoeg. Zij willen dat er zonder meer ruimte komt voor hen die een vaste homoseksuele relatie hebben. Onder andere dr. B. Loonstra die op dit punt al eerder van zich liet horen, heeft dat op zijn weblog naar voren gebracht.
                                 

Een studie die echt iets toevoegt
Net rond de tijd dat de synode van Christelijke Gereformeerde Kerken uitkwam met haar rap­port werd in de Artiosreeks, een serie die verschijnt onder verantwoordelijkheid van de Gere­for­meerde Bond, een uitvoerige studie over dit beladen onderwerp gepubli-ceerd, namelijk Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering (Groen, Heerenveen 2013; ISBN 978-90-8897-084-9). De auteur is dr. A.A.A. Prosman.
Het doel van deze studie is om bijbelse gegevens recht te doen met daar­aan gekoppeld de vraag hoe op grond van de bijbelse gegevens de lijn naar het heden moet wor­den doorgetrokken. In dat kader wordt aandacht gegeven aan hermeneutiek. Niemand leest de Bijbel zonder vooronderstellingen.
Eigen vooronderstellingen zijn mede­bepalend voor het Schriftver-staan. Dat inzicht wordt nog al eens gebruikt om de Bijbel naar eigen hand te zetten of om elk beroep op de Schrift te re­la­ti­veren. Die kant wil Prosman beslist niet op. Hij brengt naar voren dat de ene leesbril be­slist beter is dan de andere. 
Een goede her­me­neutiek neemt het vocht weg dat onze bril bij het lezen van de Bijbel beslaat. Daarom eindigt de studie aansluitend bij de bespreking van de bijbelse gegevens en aan geboden histo-rische informatie met een aantal praktische over­wegingen en een pastorale bezinning.
Deze studie voegt echt iets toe aan de reeds verschenen literatuur vanwege haar uitvoerigheid en vooral ook door de grondige wijze waarop de relevante Schriftgegevens zijn geanalyseerd en dat in combinatie met een analyse van het huidige culturele klimaat.
Prosman geeft zelf aan dat hij zijn studie vooral geschreven heeft naar kerkenraden en ambts­dragers toe. Hij heeft een bijdrage wil-len leveren aan een bijbelse meningsvorming en daar­mee aan een bijbelse ver­ant­woording omgang met homoseksualiteit maar ook met de mens die homoseksueel gericht is. 
Hij geeft zelf aan dat een boek gericht op homoseksuele chris­tenen een andere spits zou hebben. Dan zouden hun problemen veel uitvoeriger worden be­licht. Met dat woord ‘uitvoeriger’ geef ik al aan dat de auteur er bepaald niet geheel aan voor­bijgaat.

woensdag 7 mei 2014

Onderzoek naar de refozuil 3 (slot)

Uit feiten kunnen geen normen worden afgeleid
Tenslotte kom ik nog een keer terug op de betekenis van weten-schappelijk onderzoek. Dat kan wel feiten en verbanden aan het licht brengen, maar geen duidelijkheid geven welke in­hou­­de­lijke richting moet worden opgegaan. Of daarbij de onderzoekers van de Vrije Univer­si­teit kunnen helpen, weet ik niet.
De inmiddels overleden historicus prof. dr. A. Th. van Deursen deed minutieus feitenonderzoek en gaf op zeer deskundige wijze de verbanden tussen feiten aan. Daarnaast liet hij op subtiele wijze - en bij de beschrijving van de geschiedenis van de VU volgens sommigen op te weinig subtiele wijze – telkens weer merken hoe hij ont­wikke­lingen waardeerde. Dan was niet ondui-delijk dat daarbij de Schrift en gereformeerde belijde­nis zijn norm was.
De onder­zoekers die nu aan de slag gaan, ken ik alleen vanuit hun weten­schap­pe­lijke publi­caties. Daarop afgaande weet ik niet of en in hoeverre voor hen het volstrekte gezag van de Schrift en de normatieve betekenis van de gereformeerde belijdenis vast-staan. Anders dan Van Deursen verbergen zij in publicaties hun eigen overtuiging. Ik vind dat jammer.
Van Deur­sen kan voor historici het voorbeeld zijn dat grote academische deskundigheid en het ook in wetenschappelijke con-text uitkomen voor het evangelie van Jezus Christus samen kun-nen gaan. Op andere terreinen van wetenschap zouden andere namen kunnen worden genoemd. Kijken we over de lands-grenzen, heen dan denk ik bijvoorbeeld aan John Lennox die als wis­kun­dige aan de Universiteit van Oxford is verbonden en voor de beoefening van wiskunde geïntegreerd is in het christelijke geloof.
 
De blijvende betekenis van de gereformeerde belijdenis
Nodig is dat de Kerk van Christus in Nederland aan een volgende generatie het haar toe­ver­trouwde pand doorgeeft. Dan denk ik aan het feit dat wij met de Kerk van alle eeuwen de Bij­bel als het onfeilbare Woord erkennen en de Drie-enige God als de God van volkomen zalig­heid belijden. Met Augustinus belijden wij dan dat het geloof een onverdiende genade­gave van God is.
Wij weten ons dan één met Anselmus die dieper dan vóór hem in de kerk­geschie­denis is gedaan de betekenis van de kruisdood van Christus heeft verwoord als ver­zoe­ning door voldoening. Met de Reformatie belijden wij dat het gezag van de Schrift boven dat van de Kerk in haar uitgaat, dat alleen door geloof rechtvaardig voor God zijn en dat recht­vaar­diging er nooit is zonder de vernieuwing door de Heilige Geest.
Heel wezenlijk is ook de notie dat een christen tot zijn dood toe geconfronteerd wordt met eigen onvolkomenheid en falen. Met deze notie geeft de kernen van de gereformeerde belij­denis weer die zelf weer een uitwerking is van het vroegchristelijke credo.
De bestaans­grond van de Hersteld Hervormde Kerk is dat zij zich aan deze belijdenis wil binden. Het moet ons verblijden als ande-ren dat ook willen en verdriet doen als men het belang er niet van in ziet. Zaak is de belijdenis die wij geloven, ook het geloof wat wij niet alleen op zondag maar ook in het leven van alledag belijden.
Wie de gereformeerde belijdenis als diepste expresse van de boodschap van de Schrift heeft leren zien, verlangt niet naar nieuwe inzichten maar naar een nieuw reveil, een herleving. Of God daarbij christenen gebruikt die nu nog tot de refozuil behoren of daar zich nu daar buiten bevinden, is van minder belang. Dat kunnen we met een gerust hart aan God Zelf overlaten.
Niet de geschiedenis of de groep is onze norm maar de Schrift en de gerefor­meerde belijdenis die daarvan een samenvatting vormt. Als de HEERE het geeft, kunnen we ook in de een­en­twintigste eeuw wonderen zien.
 
 

maandag 5 mei 2014

Onderzoek naar de refozuil 2

De gereformeerde gezindte: een historische verkenning
Graag geef ik paar hints als het gaat om waar historici op moeten letten en die nader historisch onderzoek hoeven. De uitdrukking ‘gereformeerde gezindte’ is met een beroep op de toen­ma­lige grondwet door Groen van Prins­terer in de negentiende eeuw gebruikt om de geloofs­een­heid van gereformeerden binnen en buiten de Hervormd Kerk te onderstrepen. Ook de ge­re­formeer-den buiten de Hervormde Kerk behoren bij de gereformeerde gezindte.
Voor Groen was gereformeerde of hervormde gezindte allereerst een theologische aan­duiding. Het gaat hen die het gezag van Gods Woord, het evangelie van verzoening door voldoening en de bood­­schap van Gods genade belijden. Uiteraard had die uitdrukking ook in zijn tijd een so­cio­logische component. Het ging om de gereformeerd-confessionele richting in de Her­vormde Kerk en de Afgescheiden daarbuiten. Daarbij was er zowel binnen gerefor­meerd-con­fes­sio­nele richting in de Her­vormde Kerk als onder de Afgescheiden een theo­logisch diver­siteit.
Gaan we naar het begin van de twintigste eeuw, dan vormen de gereformeerd-confesionele rich­­ting binnen de Hervormde Kerk (die zelf weer onderverdeeld kan worden in Confessio­ne­len, Gereformeerde Bonders en gereformeerden binnen de Her-vormde Kerk die niet bij één van deze modaliteiten behoorden) en de Gereformeerde Kerken in Nederland de hoofd­groep. Klei­­nere kerken uit de Afscheiding voortgekomen zijn een minderheid. Leden van de Gere­for­­­meerde Kerken plachten het voortouw te nemen bij organisatievorming op levens­be­schou­we­lijke grondslag en zetten zo een zwaar stempel op de toenmalige gerefor­meerde ge­zindte.
De theologische verschuivingen binnen de Gereformeerde Kerken en - zij het in mindere mate - binnen de confessionele richting van de Hervormde Kerk zijn de belangrijkste reden ge­weest voor de opkomst van de refozuil in de jaren zeventig. Het werd steeds duidelijke dat de Ge­re­for­meerde Kerken theologisch niet meer tot de gereformeerde gezindte konden worden ge­rekend.
Het­zelfde gold op enkele uitzonderingen na voor de confes-sionelen in de Hervormd Kerk. Daar zien we echter dat menig gemeente die altijd een confessionele predikant had be­roe­pen, over­ging tot het beroepen van een bonder. Het type confessioneel predikant dat men zocht, was na­me­lijk nauwelijks meer voor-handen. Men gaf het zingen van gezangen op om qua pre­di­king en theologie niet te hoeven verschuiven.
 
De refozuil
Inmiddels zijn we zo’n veertig/vijftig jaar verder. De zogenaamde refozuil wankelt. De vraag is wat men binnen wat dan gemaks-halve de refozuil noemen, niet alleen qua levensstijl maar ook theologisch nog gemeenschappelijk heeft. Vanuit de Bijbel acht ik van groot belang dat men leert onder­schei­den tussen hoofd- en bijzaken en dat men ook bij verschil in hoofdzaken res­pectvol met an­deren blijft omgang.
Wie echter historisch denkt, leert beseffen dat de ver­schillen in theologie en spiritualiteit binnen de refozuil eerder groter dan kleiner zijn dan tussen de neogereformeerde Kuyper en de oud-gereformeerde Boone aan het begin van de twin­­­tigste eeuw.
Reken je ook de linker­vleugel van de Gereformeerde Bond en van de Chris­telijke Gereformeerde Kerken tot de gereformeerde ge-zindte, dan zou dat in de jaren vijftig van de vorige eeuw ook voor het overgrote deel van wat toen middenorthodoxie heet­te, gelden. Hier is naast historische ook theologisch kennis nodig om dit te onder­ken­nen. 

Onderzoek naar de refozuil 1

Inleiding
Het is al weer enige tijd geleden dat we in het Reformatorische Dagblad konden lezen dat wetenschappers van de Vrije Univer­si­teit samen met reformatorische organisaties een onderzoeks-netwerk gaan opzetten om de zo­ge­noemde biblebelt te bestude-ren. Een aantal dagen daarna lichtten de bewuste onder­­zoekers dat voorstel toe. Zij stellen dat de reforma­to­rische gezindte gebaat is bij een veelzijdig onder­zoek door onafhankelijke academici.
Ik zou graag een paar opmerkingen en kanttekeningen maken en dat is dat er een aantal van we­tenschappelijke methodieken is, die elk zichzelf respecterend wetenschapper moet han­teren. Bij de ambachtelijke zijde van wetenschappelijk onderzoek komt de levensvisie van de onderzoeker niet tot nauwelijks aan de orde. Anders wordt het als het gaat om het totaalkader waarin onder-zoek wordt geplaatst. Dat geldt niet in de laatste plaats voor mensweten­schap­pen, geschiedenis en theologie.
Als iemand daar oog voor heeft gehad, is het Abram Kuyper, de stichter van de Vrije Universiteit. Hij sprak over tweeërlei weten-schap. Niet alleen in deze takken van wetenschap maar toch zeker daar is het goed dat een onderzoeker zich afvraagt, van zijn eigen levensbeschouwelijke uitgangspunten zijn, als was het maar om er zo van be­wust te worden dat dit mogelijk in onder-zoek leidt tot blinde vlekken in de zin dat feiten wor­den genegeerd of fout geïnterpreteerd.
 
Historisch perspectief
Als het gaat om het bewuste onderzoek hoop ik dat met name de historici hun werk goed doen. Er wordt gesproken over de refor-matorische gezindte. Nodig is echter dat dit begrip zelf kritisch tegen het licht wordt gehouden en in het juiste historische per-spectief geplaatst. Er wordt gewezen naar het pionierswerk van dr. C.S.L. Janse.
Naar ik meen vertoont deze socio­lo­gische studie juist op dit punt een zwakte. De uiterlijke kenmerken die daar gehanteerd wor­den om wat Janse (naar mij overtuiging) heel ongelukkig bevindelijk gereformeerden noemt, zijn al te zeer ingegeven door wat ten tijde van zijn onderzoek gemeengoed was voor de groep die hij be­schreef.
Een kenmerk dat niet gehanteerd wordt maar wel had kunnen worden, is de over­tui­ging dat men op de dag des Heeren van geen enkel vervoersmiddel gebruik mag maken. Had hij dit kenmerk wel meegenomen, dan was duidelijk geworden dat er toch minder con­ti­nuï­teit was in kringen waarin vol­gens zijn beschrijving zo goed als alles gelijk was geble­ven. Nog weer anders had het gelegen als het zingen van Psalmen en gees-telijke liederen in huiselijke kring en het hardop voorgaan in (vrij) gebed door het gezinshoofd als criteria waren gehanteerd. Dit waren zaken die de mannen van de Nadere Reformatie na aan het hart lagen.