Posts tonen met het label homoseksualiteit. Alle posts tonen
Posts tonen met het label homoseksualiteit. Alle posts tonen

woensdag 27 juni 2018

Wanneer mogen we over een huwelijk en de opdracht elkaar trouw te blijven spreken?

De Nederlandse wet en de wet van God
Terwijl tot voor kort iedereen onder het huwelijk de door de wet bevestigde relatie tussen één man en één vrouw verstond, is dit sinds een aantal jaren niet het geval. Volgens ons burgerlijk wetboek kan het een relatie m/v zijn. Dat wil zeggen dat het ook om twee personen van het­zelfde geslacht kan gaan. Dat is een zienswijze die volstrekt haaks staat op de Bijbel. Heel duidelijk verwoordde Mike Pence, de hui­dige Amerikaanse vicepresident, dit een vijftal jaar geleden. Hij was toen nog gou­verneur van de staat Indiana. In het Huis van Afgevaardigden van deze staat werd gedebat­teerd over een wetsvoorstel dat het huwelijk zou openstellen voor personen van hetzelfde geslacht.
Pence bracht toen het volgende in: ‘Ik geloof dat het huwelijk (tussen één man en één vrouw moet worden beschermd, omdat het niet ons idee is. Ettelijke dui­zen­den jaren geleden werden de woorden geschreven dat een man zijn vader en moeder moet verlaten en zijn vrouw aanhangen en dat die twee tot één vlees zullen zijn. Dit was niet onze gedachte, maar Gods gedachte. En ik zeg dit, voorzitter onbe­schaamd in een zaal waar boven uw stoel de woorden staan: In God we trust.’
Vanuit de scheppingsorde moeten we de uitdrukking ‘huwelijk’ alleen voor een voor de wet bevestigde relatie tussen één man en één vrouw gebruiken. Onder de oude bedeling heeft God polygamie getolereerd. Echter, onder de nieuwe bedeling wordt de scheppingsorde niet alleen norm maar ook absolute eis. De Nederlandse wetgever kan normen veranderen. God doet dat niet. Hij blijf bij Zijn omschrijving van het huwelijk. Iedere man zal zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.

Wanneer geldt trouw?
Wonen een man/jongen en een vrouw/meisje samen zonder te zijn getrouwd, dan moeten zij ertoe worden opgeroepen te trouwen. Als er sprake is van schuldbesef en de bereidheid is dat te belijden, is er in principe geen verhindering om over dat huwe­lijk in een kerkdienst Gods zegen te vragen. Trouw aan elkaar totdat de dood schei­ding maakt, geldt in het huwelijk tussen één man en één vrouw. Dat geldt niet voor een homoseksuele relatie. Evenals bij een overspelige relatie moet worden op­geroe­pen tot het verbreken ervan. Hier mogen wij nooit het woord ‘trouw’ gebru­i­ken. De uitdrukking homoseksuele relatie in liefde en trouw is bijbels gezien verslui­erend. Liefde en trouw worden hier namelijk verbonden met gedrag dat haaks staat op Gods gebod.
Wij moeten predikanten, politici, opinieleiders die dat wel doen, niet volgen, maar vasthouden aan het Bijbelse getuigenis. Overspelers en zij die bij mannen liggen, kunnen tenzij zij zich be­keren het koninkrijk van God niet binnengaan. Overigens geldt dit ook voor hebzuchtigen, dron­kaards en dieven. We moeten niet het ene noe­men en het andere verzwijgen.
Duidelijk is dat trouw niet geldt voor relaties die onder Gods oordeel liggen. Er mag geen trouw zijn aan de zonde. De trouw moet altijd trouw zijn in overeen­stemming met Gods Woord. Zowel onder de oude als nieuwe bedeling was en is homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook een verhin­de­ring om Gods ko­ninkrijk binnen te gaan, als er geen bekering volgt. Meeleven met hen die er achter komen of erachter geko­men zijn dat zij homoseksueel geaard zijn, is geboden, maar moet wel altijd gestalte krijgen binnen de kaders van het bijbelse getuigenis.
Het is mogelijk dat homofiele gevoelens zo niet verdwijnen toch gaan sluimeren. Ik zou met het wijzen op die mogelijkheid toch heel terughoudend willen zijn. Ook van deze zondige gevoelens kan gelden dat er levenslang een strijd tegen moet worden gevoerd. Laten degenen die homofiele gevoelens hebben gewezen worden op Jezus Christus Wiens bloed van allen zonden reinigt en Die ook kracht geeft tegen gevoelens strijdig met Gods goede beeld waarnaar we zijn geschapen te strijden. In het bloed van Jezus Christus is ook vergeving voor zondige begeerten en gevoelens. Laten zij die in homo-seksuele praxis zijn vervallen, met klem en liefde tot het breken met hun zondige gedrag worden opgeroepen.

Hoe gebruiken we de woorden huwelijk, echtgenoot enz.?
Helaas zien we ook binnen de kerken verschuivingen. De woorden huwelijk, echt­ge­­noot, schoon­­­zus, schoonzoon, zwager en schoonzuster worden ook in het kader van een door de Nederlandse wet bevestigde homoseksuele relatie gebruikt. Het zal dui­delijk zijn dat met dit spraakgebruik duidelijk wordt dat men een wissel heeft omge­zet. Immers wie over echtgenoot in een homoseksuele relatie spreekt, kan nooit meer onverkort de Bijbelse boodschap laten klinken dat zo’n relatie ver­broken moet wor­den, omdat men anders Gods koninkrijk niet kan binnengaan. Dan zal men immers aan-sluitend bij eigen spraak­gebruik het gebod: ‘Gij zult niet echtbreken’ voorge­houden krijgen.
Erkenning van het Bijbelse onderwijs over het huwelijk is onverenigbaar met spreken over ‘huwe­lijk’, echtgenoot, schoon-zoon, enz. als het gaat om een homo­seksuele relatie. Wie dat doet de Nederlandse wet boven dat van de onver­ander­lijke wet van de levende God. Het belijden van Christus houdt juist in dat de wet van Gods konin­krijk boven alles gaat. Niet alleen boven de maatschappelijke opinie, maar ook boven de aardse wetgeving.
Wie Christus echt belijdt, volhardt daarin ook blijft zo als het smaad oplevert, uit­sluiting en zelfs leidt een confrontatie met de rechterlijke macht. Immers wie echt een christen is, is tot lijden bereid. Ook als dat offers vraagt en zelfs tot een rechter­lijke veroordeling en vervolging zou leiden. Juist op het punt van de bijbelse visie op het huwelijk moet een christen in de westerse samenleving een helder en ondubbel­zinnig geluid laten horen.

We kunnen niet in Gods liefde in Christus delen zonder geloof en bekering
In onze samenleving worden homoseksuele relaties verdedigd met het feit dat nie­mand belemmerd mag worden in zijn zelfontplooiing. Ieder mens mag volgens eigen inzichten geluk­kig zijn. In de kerken zien we dat homoseksuele relaties wor­den ver­dedigd met een beroep op het feit dat Gods liefde onvoorwaardelijk is. Echter, dat is een heel onbijbels beroep op Gods liefde. Gods onvoorwaardelijke liefde betekent dat de grootste der zondaren welkom is bij Christus. Nooit is het in dit leven te laat de zonde te belijden en na te laten en door geloof vergeving van alle zonden te ontvangen.
Helaas komt het meer en meer voor dat toegegeven wordt dat homoseksuele relaties zondig zijn, maar intussen de zienswijze wordt verdedigt dat ter voorkoming van erger stabiele homoseksuele relaties als noodoplossing aan­vaard­baar zijn. Deze op­vatting dringt ook de gereformeerde gezindte binnen. Onder andere rouwadver­tenties zijn daarvan een bewijs.
De relativering van het bijbelse onderwijs wordt dan nog al eens verdedigd dat wij allen maar ten dele kennen. Weliswaar heeft de Kerk der eeuwen elke vorm van homoseksuele praxis afgewezen, maar zetten wij werkelijk onze zaligheid op het spel als wij hierin van de Kerk der eeuwen verschillen?! Ingaan tegen de zienswijze van de Kerk der eeuwen mag arrogant, maar deze arrogantie houdt je toch nog niet buiten de hemel?! Het antwoord moet zijn dat wij met aanvaarding van homoseksuele relaties niet alleen tegen de Kerk der eeuwen maar tegen de levende God Zelf ingaan. Daarbij heeft God uitdrukkelijk bekend gemaakt welke consequenties het heeft hierin tegen Hem in te gaan.
Het feit dat God slechts ten dele kennen, heeft allereerst te maken met het feit dat Hij niet alles van Zichzelf bekend heeft gemaakt in Zijn Woord. Daarnaast geldt dat met de oprechtste bedoelingen de Schrift fout worden begrepen. Niet alle zaken die God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard, zijn even klaar en duidelijk. Dat neemt niet weg dat er ook zaken zijn waarover geen enkele twijfel kan en mag bestaan. Dan moeten we allereerst denken aan het feit dat de levende God de Drie-enig God is en dat niemand tot de Vader kan naderen dan door de Middelaar Jezus Christus. Buiten het geloof in Hem is geen behoud. 
Bij geloof behoort ook bekering. Er zijn concrete zonden die een mens buiten het koninkrijk van God houden, als hij er niet mee breekt. In 1 Kor. 6:9-11 betuigt de Heilige Geest bij monde van Paulus: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaardigen het konin­krijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgoden­die­naars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. Sommigen van u zijn dit wel geweest (cursivering van mij; er staat niet: zijn dit nog altijd); maar u bent afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de Naam van den Heere Jezus en door de Geest van onze God.’ (1 Kor. 6:9-11)
Wie met een beroep op het feit dat wij in 1 Kor. 13:9 lezen dat wij in dit leven slechts ten dele kennen het onderwijs van de Heilige Geest uit 1 Kor. 6:9-11 relativeert, distantieert zich van het feit dat de Schrift zonder enige reserve met Woord van God mag en moet worden gelijk gesteld. Zo wordt ook het fundamentele beginsel door de Reformatie krachtig naar voren gebracht dat de Schrift volkomen genoegzaam is en in zichzelf helder en duidelijk wordt van een vraagteken voorzien. De woorden over het ten dele ken­nen houden in dat meerdere vragen in dit leven onbeantwoord blijven. Het wil echter niet zeggen dat wij een vraagteken mogen zetten bij zaken waarin Gods Woord vol­strekt eenduidig is.

Omkering van het Bijbelse getuigenis
In onze tijd worden de woorden van de Heere Jezus dat een boom aan zijn vruchten wordt gekend, meer dan eens zo verstaan dat het principieel en volledig afwijzen van een homoseksuele relatie strijdig is met het liefdesgebod. Een dergelijke houding zou daarom onverenig­baar zijn met het echte christen-zijn. Zondermeer is waar dat mensen die de brede weg bewan­delen daarop niet liefdeloos, onbewogen en hoog­hartig moe­ten worden gewe­zen. Is dat wel het geval dan moet de vraag rijzen of degene die zo doet, ook niet zelf de brede weg bewandelt.
We moeten echter geen twee vormen van het bewandelen van de brede weg naast elkaar stellen, maar het bewandelen van de brede en de smalle weg. Dan is de Bijbel niet onduidelijk dat zij die een homoseksuele relatie hebben de brede weg bewande­len. Het antwoord op farizeïsme is niet het goed-keuren of relativeren van de zonde maar in bewogenheid oproepen tot geloof en bekering, tot navolging van Christus en zelfverloochening.
Nogmaals: Wij kunnen nooit in Gods liefde delen zonder geloof en bekering. Dan hoeven we maar te verwijzen naar de Bijbeltekst die wel het Evange­lie in het klein wordt genoemd: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet ver­derve, maar het eeuwige leven hebbe.’ (Johannes 3:16). Ik noem ook Lukas 24:27. Daar lezen we dat de Heere Jezus Christus zegt dat in Zijn Naam bekering en verge­ving van zonden aan alle volkeren moet worden verkondigd. We kunnen geen vergeving ontvangen zonder bekering.
God maakt ons in Zijn Woord duidelijk van welke zonden wij ons moeten bekeren. Mensen kunnen wetten veranderen. God verandert Zijn normen niet. Ik verwijs hier naar het indruk­wekkend boek van R. Albert Mohler Jr. We Cannot Be Silent (Wij mogen niet zwijgen) dat in 2015 bij Nelson Books verscheen. Mohler is president van Southern Baptist Theological Seminary. Zonder reserve belijdt hij het Evangelie van Gods genade en weet hij zich gebonden aan de Bijbel als het onfeilbare Woord van God. Vanuit deze gezindheid analyseert hij ont­wik­ke­lingen in de kerk en de samenleving. Voor wie er belangstel­ling voor heeft, ver­wijs ik naar zijn website https://albertmohler.com.
De ondertitel van We Cannot Be Silent is een korte weergave van de inhoud van het boek Speaking truth to a culture redefining sex, marriage, & the very meaning of right and wrong (Het spreken van de waarheid in een cultuur die seksualiteit, huwelijk en de werkelijke betekenis van goed en kwaad herdefinieert). Deze ontwikkelingen zien we wereldwijd. Ik spreek de hoop uit dat een Nederlandse uitgever de moed en durf heeft dit boek van Mohler te vertalen. Een analyse van dit niveau met betrekking tot de genoemde pro­ble­matiek is in de Nederlandse taal tot dusver niet verschenen. Het feit dat de auteur de problematiek vanuit de Amerikaanse context behandeld zal voor de geïnteresseerde lezer geen verhin-dering zijn,

Er is vergeving voor alle zonden en ook voor zondige gevoelens, waartegen wij ons leven lang moeten strijden
Het grote wonder is dat het bloed van Jezus Christus van alle zonden reinigt. Wie daarvan persoonlijk mag weten, heeft zijn zonden leren belijden en nalaten. Belijde­nis van zonden is voor iedereen nodig en daarmee een leven tot eer van God, gedrongen door de liefde van Christus. Dan is ook waar dat een nette kerkganger die nooit zondaar voor God werd, buiten moet blijven staan. Een overspeler of iemand die een relatie had met een persoon van hetzelfde geslacht en die daarmee vastliep en voor God in de schuld kwam, mag binnen gaan.
Met nadruk onderstreept ik nogmaals dat zondige gevoelens als zodanig een mens niet uit de hemel houden. Zijn hele leven moet een christen tegen zijn zondige aard en zondige gevoelens strijden. Het feit dat je dat wilt doen, is weer een bewijs van het ware christen-zijn. 
Er is geen enkele christen die geen zondige gevoelens heeft. Bij zondige gevoelens kunnen we aan gevoelens van hoogmoed en van hebzucht den­ken, aan overspelige gevoelens en ook homoseksuele gevoe­lens. In Christus’ bloed is er ook vergeving voor onze zondige aard en zondige gevoelens, waartegen wij tot onze dood toe moeten strijden. Dat getuigenis mogen wij hen die homos­eksueel geaard zijn steeds voorhouden en zo mogen we en behoren we met hen mee te leven en te worstelen.
De Heere vraagt van ons allen geloof en bekering. Dan geldt wat bij mensen onmo­gelijk is, is moge­lijk bij God. Dat geldt voor hen die homoseksueel geaard zijn. Juist dan kunnen deze woorden een bijzondere klank krijgen. Echt gelukkig worden we niet als zelfontplooiing onze hoogste norm is, maar wel als we Gods wil doen en in verband daarmee onszelf ver­loo­che­nen. Het feit dat wij in dit leven een god hebben aanbeden en gediend die alles toestond wat wij graag wilden en ons aanvaardde zoals wij van nature zijn, zal ons niet baten als wij gedaagd worden voor de rechterstoel van de levende God.
Dan is de vraag of wij door genade in dit leven de levende God zijn gaan verheer­lijken, omdat Hij ons door Christus verloste van de toekomende toorn en ons zo de kracht gaf Hem te dienen. Is dat het geval dan mogen we eeuwig in de nabijheid van de levende God zijn. Is dat niet het geval dan moeten we eeuwig zijn genadige en liefdevolle tegenwoordigheid missen. Dan zullen we tot in alle eeuwigheid ver­gaan onder zijn toorn.

De Naam van Jezus als Heere belijden
Laten wij deze boodschap belijden. Dan zullen we de woorden huwelijk, echtgenoot, schoon­zoon, enz. niet anders willen gebruiken dan de Bijbel doet. Ook hier geldt wat de Heere Jezus zei: ‘Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ (Mat. 10:32-33).
Nooit mag er van vaagheid in deze zaken sprake zijn. Opnieuw citeer ik het onderwijs van onze Heere Jezus Christus: ‘Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit.’ (Mat. 12:30). Dit belijden zal ons in onze samenleving bepaald niet in dank worden afgenomen. Er zullen deuren dichtgaan. Smaad en spot zal ons deel zijn. Jezus Christus is het waard dat wij Hem als Heere belijden. Is dat een zaak van ons hart dan vragen wij telkens weer: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?
Wie echt een belijder is, is tot lijden om Christus’ wil bereid en wie tot lijden om Christus’ wil niet bereid is, is geen echte belijder. Wat wij in onze tijd nodig hebben, zijn echt belijdende christenen. We dienen het zelf te zijn om zonder vrees voor de rechterstoel van Christus te kun­nen verschijnen. Dan gelden nog altijd de woorden van onze Heere Jezus Christus: ‘Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en ver­vol­gen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mij­nentwil. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.’
De botsing tussen het belijden van Christus als Zaligmaker en Heere voltrekt zich in onze tijd niet in de laatste plaats op het punt van het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit. Wie echt een christen is, is bereid op dit punt de confron­tatie met de samenleving aan te gaan. Als christenen hierin nalatig zijn, zijn ze de naam christen feitelijk niet waard. Een kerk die hier gene helder getuigenis geest mogen we niet zien als een zichtbare openbaring van de ene heilige, algemene of katholieke christelijke kerk.
Laten wij niet denken dat wij zelf immuun zijn voor onbijbels denken over homoseksualiteit. Wij ademen allemaal dagelijks een geestelijke lucht in waarin de mens en zijn noden en behoeften centraal staat. Ook op dit terrein geldt dat wij daar niet moeten beginnen, hoe groot de noden ook zijn. We moeten altijd met God beginnen en de menselijk nood in het licht van Zijn Woord zien. Dan weten we dat de mens alleen tot zijn diepste bestemming kom als hij God verheerlijkt (dat houdt ook een hartelijke begeerte in naar al Gods geboden te leven) en zich zo in God verheugt. Die vreugde maakt het ook mogelijk elk kruis te dragen.
In een gemeente waar het Woord van God recht wordt bediend, zal gehoord worden tot geloof een gave Gods is, maar ook dat ongeloof abnormaal. Nooit kan worden goed gepraat dat leden van de gemeente dode leden zijn. Er is bewogenheid met hen die in handel en wandel betonen buiten te staan. Er is medeleven met hen die met zondig gedrag hebben gebroken en medeleven ook opdat degenen die dat deden in godzaligheid volharden.
Een gemeente moet een veilige gemeente zijn, zo horen we nog al eens. Dat is waar, maar de vraag is wel hoe dit wordt ingevuld. Dat betekent dan allereerst dat de boodschap van de twee wegen klinkt. Wie die boodschap ter harte neemt, mag weten dat hij veilig in het nieuwe Jeruzalem aankomt. Waar de sleutels van het koninkrijk der hemelen niet worden bediend is in geestelijke zin niet van een veilige gemeente sprake. Voor iemand die in zonde leeft en onbekeerd is, zal een bijbelse prediking altijd verontrustends zijn. Dat is ook de bedoeling. Het is geen best teken als onbekeerde mensen zich echt thuis voelen in een gemeente. Of zij luisteren dan niet goed naar de prediking of de prediking is zelf onbijbels. De prediking kan trouwens bijbels zijn, terwijl er aan het onderlinge vermaan veel ontbreekt.
Een veilige gemeente is een gemeente met een bijbelse prediking van zonde en genade en met gemeenteleden die zich zondaren weten gereinigd door Christus’ bloed en wedergeboren door Zijn Geest. Heel ontroerend is in dit verband het getui­genis van Rosaria Champagne Butterfield Een onwaarschijnlijke bekering. Hoe zich werd bejegend door een predikant van Reformed Presbyterian Church een ook door zijn gemeente is een voorbeeld van hoe het wel moet. Zonder dat gezwegen werd over haar zondige gedrag werd deze vrouw liefdevol ontvangen. Dat heeft tenslotte tot haar onwaarschijnlijke bekering geleid.
Ik besluit deze bijdrage met woorden die de grote christen-staatsman Groen van Prins­terer in de negentiende eeuw schreef. Groen wilde naar eigen getuigenis niet allereerst een staatsman, maar een belijder van het Evangelie zijn: ‘De belij­denis, waartoe men wordt geroepen, staat tel­kens met den aard der tij­den waarin men leeft, in verband. Het belij­den, waar de kracht des Christelijken ge­loofs zich open­baart, ligt niet altijd in het getrou­welijk opzeggen van al de Artikelen des Ge­loofs; niet altijd in een onvoor­waardelijke onderschrijving van de Symboli­sche Schrift; zelfs niet in eene predi­­king waarin geen enkel woord aange­troffen wordt, dat den meest regtzinnigen keurmees­ter erge­ren zou. Het belij­den is het uitkomen voor de waarheid waar de verde­diging bezwaar­lijk is, waar het belijden met lijden vergezeld is. Ge­lijk de aanval het kritieke punt aanwijst, zoo volgt, uit den aard der ver­looche­ning, de aard der be­lijdenis, welke in ieder tijds­ge­wricht de geloovi­gen voegt.’

zaterdag 26 mei 2018

Kunnen met een beroep op het feit dat in het Oude Testament polygamie geoorloofd was homoseksuele relaties worden getolereerd?


Hoe moeten we beoordelen dat dat met een beroep op het feit dat polygamie onder de oude bedeling wordt goedgekeurd, homoseksuele relaties aanvaardbaar worden geacht? Volgens deze zienswijze kunnen homoseksuele relaties nog wel als zonde worden gezien, maar of deze zonde iemand buiten de hemel houdt, wordt in het midden gelaten. Polygamie is immers ook niet in overeenstemming met Gods scheppings-orde en toch heeft dat Abraham en Jacob niet buiten Gods koninkrijk gehouden.
Zo’n beroep verraadt geestelijke onkunde. Onkunde met betrekking tot de inhoud van de Schrift en het feit dat er een voortgang in openbaring is van de oude naar de nieuwe bedeling. De Schrift is volstrekt duidelijk als het gaat om de ernst van homo­seksueel gedrag. Evenals overspel is het een zonde die een mens buiten Gods koninkrijk als hij die zonde niet voor God belijdt en ermee breekt. 
Ik noem slechts 1 Korinthe 6:9-10: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaar­di­gen het konin­krijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgoden­die­naars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beër­ven. 
Verdediging van homoseksuele relaties met een beroep op polygamie getuigt ook van onkun­de van de kerkgeschiedenis. Al vroeg in de geschiedenis van de kerk in haar nieuwtesta­mentische vorm is de vraag naar polygamie in relatie tot homoseksueel gedrag gesteld en beant­woord.
Vanuit Gods goede schepping is het huwelijk tussen één man en één vrouw norm. We spreken terecht van een scheppings-ordening. Na de zondeval kwam polygamie voor het eerst onder de nakomelingen van Kaïn voor. Echter, ook van de drie aartsvaders Abraham, Izak en Jacob, had alleen Izak een monogaam huwelijk. Daarin liet Izak zien dat hij in dit opzicht in positieve zin geen kind was van zijn tijd zoals zijn vader Abraham en niet alleen zijn zoon Ezau, maar ook zijn zoon Jacob.
Door de HEERE is onder de oude bedeling polygamie getolereerd. Als David overspel heeft gepleegd met Bathseba, een getrouwde vrouw, zegt Nathan zelfs in naam van de HEERE tot hem: ‘Ik heb u het huis van uw heer gegeven (Saul; PdV), en de vrouwen van uw heer erbij in uw schoot. Ja, Ik heb u het huis van Israël en Juda geven. En als dat te weinig was ge-weest, zou Ik u nog wel meer gegeven hebben.' (2 Samuel 12:13).
In het Oude Testament wordt Salomo niet verweten dat hij meer vrouwen had, maar wel dat het getal van vrouwen dat hij genomen had wel heel hoog was. Daarmee overtrad hij de koningswet (Deuteronomium 17:17). Evanuitgaande dat Salomo het boek Prediker op oudere leeftijd schreef hebben trouwens kerkvaders, hervormers en puriteinen als een impliciete schuldbelijdenis over zijn zondige gedrag en wel heel weelderige levensstijl gezien. Daarom zagen zij geen reden aan de zaligheid van Salomo te twijfelen.
Al was onder de oude bedeling polygamie getole­reerd, in de praktijk leefde het overgrote deel van het volk Israël mono-gaam. Al­leen de rijkeren konden zich meer vrouwen permitteren. Ook laat het Oude Testament ons wel telkens de schaduwzijden ervan zien. Denk aan de problemen in de huisgezinnen van geschiedenis van Abraham, Jacob en Elkana.
In de wetten van Mozes kwalijke zijden van polygamie worden ingeperkt. Een man moet de oudste zoon van zijn eerste vrouw het eerstgeboorterecht schenken en niet de oudste zoon van de vrouw van wie hij het meest houdt. (Deuteronomium 21:15-17). Hij mag seksuele gemeenschap ook niet beperken tot de vrouw van zijn voorkeur. Elk van de vrouwen die hij trouwt, heeft recht op seksuele gemeenschap. (Exodus. 21:10).
In het Nieuwe Testament wordt uitdrukkelijk de scheppingsorde norm en ook eis. Onder de nieuw­testamentische bedeling kan in een overgangssituatie polygamie nog altijd getole­reerd worden. In onze tijd kan dat concreet worden gemaakt naar aan een moslim met vier vrouwen die tot bekering komt. Dan is het niet de bedoeling dat hij drie van zijn vier vrouwen wegstuurt. Ook in een overgangssituatie kan echter zo iemand geen ambtsdrager zijn (1 Timotheüs 3:2).
Voor hen die als christen opgroeien of ongetrouwd tot bekering komen, geldt in een samen­leving waar polygamie mogelijk is, de scheppingsorde van het huwelijk tussen één man en één vrouw. Echter, zowel onder de oude als de nieuwe bedeling is homo­seksueel gedrag zondig. Het is zelfs een gruwelijke zonde. Dat wordt om jet Oude Testament niet alle zonden gezegd. Een gruwelijk zonde is een zonde die een mens buiten Gods koninkrijk houdt.
Als het gaat om de verschillen tussen de oude en de nieuwe bedeling sprak reeds de eerste kerkvader Irenaüs sprak al de goddelijke opvoedkunde. Het volk van God was heilshistorisch onder de oude bedeling op weg naar de volwassenheid. Die fase is onder de nieuwe bedeling bereikt.
Uitgaande van dit beginsel verklaart de kerkvader Augustinus waarom onder de oude bede­ling polygamie wel geoorloofd was, maar onder de nieuwe bedeling niet. ‘De recht­vaar­digheid is niet veranderlijk, maar de tijden die de rechtvaardigheid regeert, verlopen niet gelijk.’ (Belijdenissen III, vii, 13). 
Homoseksueel gedrag van welke vorm ook (stabiele homoseksuele relaties niet uitgezon­derd) heeft God in alle tijden afgekeurd. Het is namelijk een zonde die tegen de natuur, dat wil zeggen tegen Gods scheppingsorde is. Deze zonde is strijdig met het gegeven dat seksualiteit een zaak hoort te zijn tussen man en vrouw.
De Schrift zelf is niet onduidelijk over homoseksueel gedrag en homoseksuele relaties. Ook de Vroege Kerk dacht en sprak op dit punt met één stem. Niet anders dan in onze tijd kwam homoseksueel gedrag in de oudheid in allerlei vormen voor. Van pure promis­cuïteit tot stabiele homosek­suele relaties die eindigden als één van de partners. Het argument dat de laatste acceptabel zouden zijn, omdat er sprake is van trouw is vreemd aan de Schrift. Nergens verbindt de Schrift trouw met wat zij uitdrukkelijk zonde noemt. Aan zondig gedrag moet men niet trouw blijven, maar daarmee moet men breken.
Augustinus schrijft: ‘Is het soms ooit of ergens onrechtmatig God lief te hebben met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand en uw naaste als uzelf. Daarom zijn schanddaden die tegen de natuur zijn, overal en altijd verfoeilijk en strafwaardig, zoals die van de inwoners van Sodom. En als alle volken die begingen dan zouden ze in dezelfde staat van beschuldiging worden gesteld door de goddelijke wet die de mensen niet zo heeft gemaakt dat zij op die manier met elkaar omgaan. Immers de gemeenschap zelf die wij met God moeten hebben, wordt geschonden, wanneer de natuur waarvan Hij de Schepper is, door tegen­natuurlijke lusten wordt bezoedeld.’ (Belijdenissen III, viii, 15).
Ook mag nooit met een beroep op neigingen als hoogmoed en hebzucht gedaan worden alsof homo­seksuele gevoelens niet zondig zijn. Van al die gevoelens geldt dat zij strijden met het goede beeld van God waarin en waarnaar wij geschapen zijn. Zulke zondige gevoelens (en dat geldt ook voor homoseksuele gevoelens) houden ons echter niet uit het koninkrijk van God als wij ziende op Christus er door de kracht van Zijn Geest tegen strijden. 
Heel vertroostend is dan dat gedeelte uit antwoord 56 van de Heidelbergse Catechismus waar wordt verwoord dat de vergeving van zonden ook onze zondige aard betreft waar­tegen wij ons leven lang strijden. Het is eerste is waar en het tweede. Vergeving van zonde leidt altijd tot breken met de zonden en strijd tegen onze zondige aard en zondige gevoelens.
Hoe moeten we het zien dat ambtsdragers en opinieleiders met een beroep op de polygamie van Salomo of met een beroep op het feit dat hoogmoed en hebzucht ook zonden zijn, homo­seksuele gevoelens niet als zonde zien en niet duidelijk aangeven dat ook een stabiele homo­seksuele relatie iemand uit het koninkrijk van God houdt? Het antwoord is eenvoudig. 
Hier gel­den de woorden van Paulus en daarmee van de Heilige Geest: ‘En ik roep u ertoe op broe­ders, acht te nemen/op te passen voor hen die onenigheden teweeg brengen en struikel­blokken opwerpen tegen de leer/het onder-wijs dat u van ons hebt geleerd, en keer u van hen af.’ (Romeinen 16:17). Waakt en bidt opdat u niet door wie dan ook in verzoeking wordt gebracht af te wijken van God in Zijn Woord tot ons zegt.
Van levensbelang in de diepste zin van het woord is dat de kerk zonde noemen wat de Schrift zonde noemt en dat waar de Schrift duidelijk zegt dat een concrete zonde iemand buiten Gods koninkrijk houdt, tenzij er sprake is van bekering, de kerk de Schrift ondubbelzinnig naspreekt. Immers hoe zullen mensen de strijd van het geloof gaan strijden als de bazuin van de prediking en van het kerkelijke getuigenis een onhelder geluid geeft (vgl. 1 Kor. 14:8). 
Een kerk is alleen de naam van kerk waar als de sleutels van het koninkrijk van God op de juist wijze worden gebruikt. Dat is een kerk waar de gelovigen horen dat zo dikwijls zo de toevlucht nemen tot Gods beloften al hun zonden hun on Christus’ wil zijn vergeven en aan hen die zich niet van harte bekeren wordt betuigd dat Gods toorn op hen rust, zolang zij in hun onbekeerlijkheid volharden (vgl. antwoord 84 van de Heidelbergse Catechismus).
Een kerk is pas kerk als zij het bijbelse getuigenis getrouw bewaard. Zo alleen ook is een christen werkelijk een christen. Een christen verheft zich niet boven de wereld zoals een farizeeër. Het bewaren van het bijbelse getuigenis is wat anders dan legalisme of moralisme. 
Een christen onderscheidt zich ook van de wereld. Dat komt niet in de laatste plaats in seksuele reinheid naar voren. De houding van Jozef is hier voor iedereen een voorbeeld. Hij bedwong zijn seksuele gevoelens, omdat hij wist dat als hij er zijn omstandigheden aan zijn toegeven hij een groot kwaad zou doen en tegen God zondigen (Gen. 39:9).
De kerk heeft de roeping mee te leven met hen die homo-seksueel georiënteerd zijn. We doen mensen geen recht als wij stellen dat zij daar zelf bewust voor hebben gekozen. Geven zij aan die oriëntatie toe en uiten zij dat in homoseksueel gedrag al is dat in een stabiele relatie dan moet liefdevol en ernstig de boodschap van bekering worden gebracht. 
Evenmin als over­spelers, hebzuchtigen, dronkaard en dieven zijn hen die zich overgeven aan homo­seksueel gedrag buiten het bereik van Gods  vergevende en vernieuwende genade. Dat blijkt duidelijk uit 1 Kor. 6:11: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’
Er zijn voorbeelden van mensen die van hun homoseksuele oriëntatie verlost worden. Gebeurt dat niet dan mogen we als mensen als een arm zondaar tot Christus hebben leren vluchten dat niet aan een gebrek aan geloof wijten. Dit leven blijft ten gevolge van de zondeval altijd gebroken. Zeker is dat elke christen is het niet op het ene terrein dan wel op het andere tegen zondige neigingen moet strijden. Wie dat in Christus’ kracht mag doen, mag weten dat hij ook in de overwinning van Christus mag delen. Die boodschap mogen wij allen voorhouden. Wie deze boodschap van harte gelooft, mag weten dat niets hem van Gods liefde zal scheiden.

vrijdag 27 april 2018

Wat de Bijbel werkelijk leert over homoseksualiteit


In onze samenleving is de visie op huwelijk en seksualiteit een open zenuw. Wie hierin aan het getuigenis van de Schrift wil vasthouden roept tegenspraak op. Dat de aanduiding ‘huwe­lijk’ slechts voor de relatie tussen één man en één vrouw mag wor-den gebruikt, wordt in de brede samenleving anders gezien.
De Nederlandse wetgeving hanteert sinds een aantal jaren op dat gebied namelijk een ander spraakgebruik. Het overgrote deel van onze bevolking heeft daarin niet alleen geen enkele moeite mee, maar vindt ook dat iedereen deze nieuwe definitie van het huwelijk moet accepteren. Dat wij ons zowel binnen als buiten de heiige staat van het huwelijk kuis en ingetogen moe-ten leven, zoals zondag 41 van de Heidelbergse Cate­chismus ons leert, roept bij menigeen buiten de kerk lachlust op als hij dat hoort.
Helaas is datgene wat de belijdenis hier in navolging van de Schrift leert ook binnen de christe­lijke kerk niet onomstreden. Ook al was het gedrag daarmee niet altijd in overeen­stemming de eeuwen door is er het besef geweest dat seksualiteit alleen binnen het huwelijk thuishoort. Dat besef taant ook in kerkelijke kring.
Ook vele kerkelijke jongeren zien het niet als een probleem op het huwelijk vooruit te grijpen. Hoewel in veel mindere mate geldt dat ook voor homosek­suele relaties. Dan is het argument nog al eens: maar mensen hebben er toch niet zelf voor geko-zen homoseksueel geaard te zijn? Kunnen en mogen wij van hen vragen dat zij hun leven lang celibatair leven?
In interview met radio 1 liet Steef de Bruin, hoofdredacteur van het RD, donderdag 28 maart 2018 dat naar aanleiding van commotie over een verspreide flyer dit in het midden. Later twitterde hij dat hij welbewust in dit kader het woord ‘zonde’ niet had gebruikt.
Dit is en van de symptomen dat ook binnen de gereformeerde gezindte de visie op homoseksualiteit en daarachter de visie op het gezag van de Schrift verschuift. Het laat ook zien dat weerkeer tot God en verootmoediging nodig is.
Homoseksualiteit heeft kennelijk gradaties. Er zijn ook mensen die biseksueel zijn. Maar met de gedachte dat iemand die waarlijk gelooft, van zijn of haar homoseksuele gerichtheid wordt verlost, moeten we wel heel voorzichtig zijn. 
Ik zou niet willen zeggen dat het nooit voorkomt, maar dan is het toch meer uitzondering dan regel. Dat maakt de vraag des te brandender of een homoseksuele relatie geoorloofd is. Kunnen wij in onze tijd nog vasthouden aan de bood­schap van zondag 41.
De hoofdredacteur van het RD meent dat de Bijbel op het van of homo­seksualiteit geen uitgesproken standpunt inneemt. Het standpunt van de hoofdredactie  kan ik als volgt verwoorden: wij staan voor het huwelijk, wij willen meeleven met hen die homoseksueel genade zijn in hun worsteling  en wijzen homo-seksuele gedrag af, maar over het laatste is de Bijbel niet heel expliciet en daarover moeten wij met elkaar gesprek blijven.
Op het laatste deel na val ik deze zienswijze. Het zit vast op het laatste  Dat is een  standpunt volstrekt anders dan dat van de kerk der eeuwen. Hierop wees de gods­dienstwetenschap-per Jordan van Klaveren hem trouwens in het interview. Ik ver-moed dat hij afkomstig is uit de Gereformeerde Kerken. Hij merkte op zijn grootouders met de zienswijze zoals de hoofd-redacteur van het RD die ver­woordde, niets hadden gekund.
Wat er ook verschillen wa­ren, hier gaven het rooms-katho­licisme, oosters orthodoxie en protestantisme hetzelfde geluid. Homoseksueel gedrag of een homoseksuele relatie zijn onver-enigbaar met de ingang in het koninkrijk van God. Het gaat hier om meer dan een kwestie louter van de gereformeerde belij-denis zoals een bepaalde zienswijze op de doop of op de vrijheid van de wil.
Ik ga voorbij aan de commotie over de flyer die voor radio 1 reden was de hoofdredacteur van het RD te interviewen. Daar zou het een en ander over te zeggen. Wie moeten niet alleen eer­lijk maar ook wijs zijn. Echter dan nog blijft de vraag:  Als het gaat om mensen die een homoseksuele relatie hebben of als iemand ons vraagt of het geoorloofd is een homoseksuele relatie aan te gaan, gebruiken wij dan het woord ‘zonde’ of laten wij dat welbewust achter­wege? 
Achten wij als iemand in zo’n relatie geen kwaad ziet, bekering nodig of willen wij dat woord hier niet gebruiken? Als we daarin meegaan, hoeven we ook het woord ‘genade’ niet te gebrui-ken, als iemand vraagt of er vergeving nodig is voor feit dat hij of zij een homoseksuele relatie heeft gehad.
De grote vraag is: wat leert de Schrift. Heeft de Kerk der eeu-wen in al haar variëteiten zich op dit punt het getuigenis van de Schrift fout verstaan of is het nieuwe verstaan van de Schrift dat de Bijbel geen uitgesproken standpunt heeft juist? Hier staat veel op het spel. Veel meer dan bij een zaak als de kinderdoop, de exacte visie op het duizendjarige rijk, een vol-komen juist zich op de leer van de verkiezing.
Ik noem de woorden uit 1 Korinthe 6:10: Dwaalt niet; noch hoe-reerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch on-tuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.’ Als de klassieke ziens-wijze op deze tekst juist is, zetten we onze zaligheid op het spel als wij een homoseksuele relaties aangaan en leiden wij anderen naar het eeuwig verderf als wij suggereren dat de Bijbel hier geen uitgesproken standpunt heeft.
Kevin DeYoung, predikant van de University Reformed Church, heeft een boekje geschreven over de  vraag: ‘Is homoseksuele activiteit een zonde waar je berouw van moet hebben, waar je ook van moet wegvluchten, en die je vergeving moet worden, of is er een context mogelijk waarin wij seksuele intimiteit tus-sen mensen van hetzelfde geslacht als een zegen mogen beschouwen die het waard is gevierd en officieel gemaakt te worden?’
Het is een zeer goede zaak dat uitgeverij De Banier, een uit-geverij die overigens nauw aan het RD is gelieerd, dit boekje van Kevin DeYoung heeft vertaald. Het bestaat uit twee delen. In het eerste deel schenkt de auteur aandacht aan de Bijbelse gegevens, terwijl hij in het tweede deel ingaat op tegenwer-pingen. De auteur geeft aan dat zijn boekje een beperkte focus heeft.
Er kan over homoseksualiteit ook vanuit de biologie, de socio-logie, de geschiedenis enz. worden nagedacht. DeYoung ont-kent niet dat er winst uit te behalen, maar voor een christen is de eerste en laatste vraag: wat leert de Schrift? Wat zegt God? 
Hooguit zijdelings gaat hij ook in op de vele praktische vragen op dit gebied, zoals: Hoe vertel ik het mijn ouders? Hoe kan ik mijn kind bijstaan in zijn of haar worsteling? Mag ik naar een huwelijksfeest van mensen van hetzelfde geslacht? Hoe kan ik strijden tegen homoseksuele lustgevoelens?
DeYoung ontkent bepaalt niet het belang van deze vragen. Niet altijd is een simpel antwoord mogelijk en ten allen tijde moet worden meegeleefd. De grote vraag blijft echter: vanuit welk kader doen wij dat?
De auteur komt er meteen ronduit voor uit dat hij uitgaat van de klassieke visie op het huwelijk. Dat betekent dat seksuele inti-miteit tussen mensen van hetzelfde geslacht zonde is. Terecht zegt hij dat de Bijbelse visie ook op een Bijbelse wijze moet worden onderbouwd en gebracht. Daarin wil zijn boekje een handreiking zijn.
Het is niet mogelijk uitvoerig bij alle Bijbelse gegevens stil te zijn. Uiteraard begint DeYoung met de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Hij laat zien dat homoseksualiteit op geen enkele wijze past binnen Gods scheppingsorde.
In Leviticus 18 en 20 worden seksuele gemeenschap tijdens menstruatie, seksuele gemeenschap met de vrouw van een andere man, seksuele gemeenschap met iemand van het-zelfde geslacht en seksuele gemeenschap met een dier afgewezen. Daarbij is er sprake een zich steeds verder weg bewegen van Gods plan. Voor gemeenschap met iemand van hetzelfde geslacht wordt het woord ‘gruwel’. Dat woord wijst in het Oude Testament altijd op een zeer ernstige zonde.
Het Nieuwe Testament doet geen ex­pli­ciete uitspraak over seks tijdens de menstruatie, maar verder wordt de seksuele ethiek van het Oude Testament heel uitdrukkelijk bevestigd. In het Nieuwe Testament vinden we expliciet teksten over homo-seksualiteit in de brieven van Paulus. Evenals overspe-lers kunnen degenen die bij mannen liggen het koninkrijk Gods niet beërven.
In het tweede deel gaat DeYoung in op tegenwerpingen. Een van die tegenwerpingen is dat de Bijbel relatief heel weinig over dit onderwerp zegt. Echter, het Bijbelse getuigenis over homoseksualiteit is helemaal ingebed in het Bijbelse getuigenis over het huwelijk.  
Daarom kunnen we niet zeggen dat de Bijbel geen uitge-sproken en ondubbelzinnig geluid geeft over homoseksualiteit. Trouwens als Jezus de zonde van ‘porneia’ (een woord dat veelal met ‘hoererij’ wordt vertaald) veroordeelt,, gaat het om alle seksualiteit die strijdig is met wat God in de Wet heeft geopenbaard.
Heel kundig weerlegt De Young het argument dat de Bijbel slechts bepaalde vormen van homoseksueel gedrag  veroor-deelt. Er zijn ook in de oudheid voorbeelden van homosek-suele relaties die stand hielden totdat een van de partners overleed. 
Nergens suggereert het Nieuwe Testament ook maar dat der-gelijke relaties geen verhindering zouden zijn het koninkrijk van God in te gaan. Wie hier trouwens breder geïnformeerd wil worden verwijs ik naar de indrukwekkende studie van dr. Ad Prosman Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering.
DeYoung ontkent niet dat in de kerk soms veel te weinig gewaarschuwd en handelend opgetreden wordt, tegen andere zonden dan homoseksueel gedrag. De oplossing is niet homo-seksueel gedrag wordt goedgekeurd, maar dat de kerk veel meer dan nu het geval is op een bijbelse en pastorale wijze over de gehele linie zonde bestraft en tucht uitoefent.
Heel belangrijk is dezer wijze waarop hij ingaat op de tegen-werping dat de kerk een veilige schuilplaats moet zijn voor gebroken mensen. Hij ontkent dat geenszins, maar wijst erop dat dit nooit kan en mag worden losgemaakt van de Bijbelse boodschap van bekering. Als wij denken dat mensen een Zaligmaker kunnen vinden zonder met hun zonden te breken en tegen hun zondige aard te strijden is dat een andere Zaligmaker dan Jezus Christus, zoals de Bijbel Hem ons tekent.
Als het gaat om vergeving wijst DeYoung op1 Korinthe 6:11. Nadat Paulus onder andere  duidlelijk heeft gemaakt dat zij die zich aan homoseksueel gedrag overgeven het koninkrijk niet kunnen binnengaan schrijft hij: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’  
In een bijlage gaat de auteur in op homoseksuele gevoelens. Hij stelt bepaald niet dat die gevoelens als zodanig de toegang tot de zaligheid  versperren en evenmin dat zij verdwijnen als wij door genade in Christus worden ingeplant.
Eigenlijk zegt hij hier in andere woorden wat in een breder kader te lezen valt in antwoord 54 van de Heidelbergse Catec-hismus. Gods vergeving betreft niet alleen concrete zonden maar ook onze zondige aard waartegen we ons leven lang hebben te strijden. Vergeving van zonden is er nooit zonder strijd tegen de zonden. In die strijd mogen wij ons de hemelse Hogepriester nabij weten die in alles verzocht is zoals wij maar zonder zonde.
Ik wens het boek van DeYoung in veler handen. Ik hoop dat mensen het onderwijs daarin ge­geven ter harte nemen. Laten wij persoonlijk en als kerken meeleven met hen die homo­seksueel gericht. Laat dat meeleven echter wel in het Bijbelse kader staan.
Dan noemen we zonde wat God zonde noemt. Dan weten we ook dat we nooit mogen suggereren dat er geen bekering of vergeving mogelijk is. Laten we nooit hoe groot de nood van mensen ook is, die nood als uitganspunt nemen om dan te gaan kijken hoe wij op de een of andere manier God nog ter sprake kunnen brengen.
Wie begint bij de mens en zijn nood, begint fout. We moeten de nood van de mens zien in het licht van de eer van God. Dan mogen we ook weten: Groter dan de Helper is de nood toch niet. Ik hoop dat iedereen maar zeker hen die leiding geven anderen, deze zaken ter harte nemen: ambtsdragers – pre-dikanten in het bijzonder ­ – leraren, onderwijzers, jeugdleiders, politici, journalisten enz. Laten we nooit ook maar suggereren dat de smalle weg er anders uitziet dan de Bijbel ons leert of dat de enge poort minder eng is dan de Bijbel ons vertelt

Kevin DeYoung, Wat de Bijbel werkelijk leert over homo-seksualiteit, vertaling Peter Meeuse (Apeldoorn: De Banier, 2016), paperback 191 pp., €16,85 (ISBN 9789462786356)

vrijdag 20 april 2018

De uniciteit van het huwelijk tussen één man en één vrouw


Flyer
De flyer die door de organisatie Civitas Christiana via het RD werd verspreid heeft veel commotie op­geroepen. Het ging om een protest tegen reclame van Suitsupply waarop twee zoe-nende mannen in innige pose zijn te zien. De inhoud van de poster is dat het huwelijk in gevaar is en roept op een petitie tegen deze advertentie te tekenen. Er kwam een storm van kritiek.
Op de flyer was door de zoenende mannen een rood kruis ge-plaatst. De bedoeling van de flyer is voor een be­lijdend chris-ten duidelijk en hij zal er ook hartelijk mee instemmen. De be-doeling is niet afkeur van de mens die homoseksueel geaard is, maar van homosek­sueel gedrag. Een christen die de Bijbel niet als Gods onfeilbaar Woord erkent en zeker een niet-christen zou het kruis door de zoenenden op de flyer als een oproep tot geweld tegen homoseksuelen kunnen zien.
In het Oude Testament was homoseksueel gedrag – en trou-wens ook overspel – een zonde waarop de doodstraf stond. Nu geeft het Nieuwe Testament, als het gaat om de strafmaat van het Oude Testament, een ander geluid. Niet minder dan onder de oude bedeling is onder de nieuwe bedeling overspel en homoseksueel gedrag zonde, maar de straf dat wie zo leeft of handelt, geen lid kan worden van de christelijke gemeente en als hij het reeds is moet hem de toegang tot het Heilig Avond-maal worden ontzegd, als er geen bekering volgt.
Het is bepaald niet de opdracht van christenen om een over-speler of zij die een homoseksuele relatie hebben in elkaar te slaan. We moeten hen voor Christus winnen. Dat de adver-tentieafdeling van het RD de flyer meezond, zal niet alleen te maken hebben met het feit dat de boodschap van de flyer aansluit bij de oorspronkelijke missie van het RD, maar ook dat geweld tegen homo’s hel­emaal niet speelt in reformatorische kring. Ik heb er nooit ook maar iets van vernomen. Dat maakt dat je snel op dit punt een blinde vlek hebt.
In de brede samenleving is bij alle acceptatie van homo-seksueel gedrag, de roep “homo” nog steeds een scheldwoord. Of mensen die naar de kerk gaan daar nooit aan mee­doen, weet ik niet. In de gemeenten die ik diende heb er nooit iets van gemerkt. De bedoeling is het in ieder geval niet. Als wij van iemand weten dat hij is vreemd gegaan, zijn wij geen zoutend zout als wij hem op straat toeroepen: ‘hé, overspeler!!’ Het-zelfde geldt voor de uitroep ‘homo’.
In liefde moeten wij meeleven met hen die homoseksuele ge-voelens hebben, maar naar bijbelse normen willen leven en daarom geen relatie aangaan, maar celibatair leven. Dan mo-gen en moeten we betuigen dat er vergeving is van zonden, ook van de zondige aard waartegen wij ons leven lang moeten strijden. 
Liefde en bewogenheid moeten wij ook uitstralen naar hen die nog in zonde volharden, maar dan moet liefde altijd verbonden zijn met de boodschap van bekering  Daarbij komt dat wij ook nooit moeten nalaten om te betuigen dat, net zo min als zij die zich overgeven aan homoseksueel gedrag, ook overspelers, dronkaards en geldgierigen het koninkrijk van God niet zullen beërven.


Opkomen voor het bijbelse getuigenis
Toch is met het voorafgaande niet alles over de flyer gezegd. Dat bleek uit een gesprek dat Thijs van de Brink met een aan-tal personen had in een programma dat op radio 1 werd uitge­zonden. Onder andere was er Gert Jan van Leeuwen de voorzitter van de vereniging ContrariO. Deze vereniging draagt het standpunt uit dat een homoseksuele relatie en waarachtig christen-zijn kunnen samengaan. 
Een standpunt dat volstrekt haaks staat op de Bijbel en strijdig is niet alleen met de gereformeerde belijdenis, maar ook met de belijde­nis van de Kerk der eeuwen. Als het hierom gaat, horen we in de geschiedenis bij gereformeerden, luthersen, angli­canen, baptisten, pinkstermensen, rooms-katholieken en oosters-orthodoxen eenzelfde geluid.
Gert Jan van Leeuwen gaf echter aan dat het hem er niet alleen om ging dat de suggestie dat er geweld tegen homo’s mag worden gebruikt, moet worden afgewe­zen, maar hij wil feitelijk geen publieke ruimte voor welke flyer dan ook die stelt dat opkomen voor huwelijk en gezin en afwijzen van homo-seksuele relaties samengaan. Door zo’n publieke uiting voelt hij zich gekwetst. Voor hem kunnen opkomen voor het huwelijk en aanvaarding van homoseksuele relaties samengaan.
Als er in plaats van het rode kruis een zwarte balk gestaan had, was voor menigeen de flyer nauwe­lijks minder aanstoot-gevend geweest. Hier is de diepste kern van de bijbelse bood­schap in het geding. Iemand kan een afwijkende visie op de doop, op de vrijheid van de wil enz. hebben, dat hoeft echter nog bepaald niet te betekenen dat hij geen ware christen kan zijn. Onze vaderen hebben christenen ertoe opgeroepen Rome als de valse kerk te verlaten, maar niet gezegd dat er onder rooms-katholieken geen ware christenen zijn.
Als het gaat om homoseksueel gedrag, is de Bijbel echter volstrekt duidelijk. Wie daaraan schuldig is en zich niet bekeert, kan het koninkrijk van God niet binnengaan. Ik verwijs naar 1 Korinthe 6:10-11. In deze woorden worden de zonden ge-noemd die ons buiten Gods koninkrijk houden, maar we horen ook van genade, vernieuwing en vergeving in en door de kracht van Christus bloed. Met dit getuigenis moeten wij in de samenleving staan.
Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuch­tigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen las­teraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’

Klassieke tolerantie
Uit de woorden van Gert Jan van Leeuwen bleek niet alleen dat hij de Bijbel niet erkent als Gods onfeilbaar Woord, maar eveneens dat hij moeite heeft met het feit dat anderen het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit in de publieke ruimte belijden. Dat laatste is een breed gedragen visie. Ook als op de flyer geen foto had gestaan, maar dat het huwelijk is voor één man en één vrouw, dan was er nog commotie geweest.
Deze visie spoort niet alleen met de Bijbel, maar is ook in strijd met het in onze samenleving geldende beginsel van vrijheid van meningsuiting. Men spreekt ook wel van klas­sieke tole­rantie. Moderne tolerantie betekent dat iedereen het volstrekte gelijk­heids­denken moet aan­hangen. 
Klassieke tolerantie is dat je in het openbaar ruimte geeft voor het uitdragen van opvat­tingen die jezelf niet deelt. Ook klas-sieke tolerantie heeft een grens, maar het wezenlijk verschil met moderne tolerantie is dat er ruimte is voor wezenlijk van elkaar verschillende levens­be­schou­wingen. Bij moderne tole-rantie moet iedereen buigen onder het juk van dat de diepste waarde zelfontplooiing is.
Naast allerlei afkeuring over de flyers in de media, viel mij op dat in de seculiere pers hier en daar het geluid klonk: Waarom mogen christenen hun visie op het huwelijk niet publiek uitdra­gen. Het onbegrip is dus nog altijd niet algemeen. Zelfs al dat zo zou zijn, mogen wij nog niet zwijgen. Al zou de hele samen-leving het teken van het beest uit het boek Openbaring dragen, moeten bij blijven handelen en getuigen als christen en dan hebben wij naast het Woord, in de Heilige Doop een krachtige pleitgrond.

Het geluid van de kerken
Terwijl de Bijbel volstrekt duidelijk is over homoseksuele rela-ties en seksualiteit en intimiteit voor het huwelijk tussen één man en één vrouw reserveert, zijn kerken en gemeenten he-laas hier lang niet altijd meer helder en gaan zij niet in spoor van de Kerk der eeuwen. Bij de vorming van de PKN werd in de kerkorde niet alleen het huwelijk als inzetting van God ge-noemd, maar ook voor het eerst het zegenen van homosek-suele relaties een plaats gegeven in de kerkorde. 
Tegelijkertijd werd verankerd dat een gemeente op dit punt een eigen geluid mag voeren. Het nieuwe ten opzichte van de oude situatie was dat als een kerkenraad van mening is dat een homoseksuele relatie gezegend kan worden, een predikant op grond van de kerkorde nalatigheid in het bedienen van het ambt kan worden vermeden.
Voor mij en anderen was dit één van de belangrijkste, zo niet de allerbelangrijkste reden, om in 2004 niet mee te gaan in de PKN, maar hervormd te blijven. Anderen die zich zonder meer aan Schrift en belijdenis verbonden wisten, zijn wel meege-gaan, in de zienswijze: Zolang wij op plaatselijk vlak vrij blijven in predi­king en beleid, zien we geen reden niet mee te gaan. 
Dan verblijdt het mij dat ook in de PKN meerdere collega’s niet alleen met betrek­king tot deze zaak, maar ook in andere zaken een helder geluid laten horen. Als in een plaatselijke gemeente de Heere Christus als volkomen Zaligmaker wordt gepredikt, is het een openbaring van de ene heilige, algemene christelijke kerk. Zulke gemeenten zijn er gelukkig in de PKN.
Echter in de meerderheid van de gemeenten in de PKN kun-nen homoseksuele relaties worden gezegend en veel groter is dan nog het aantal gemeenten waar een relatie niet gezegend kan worden, maar waar het wel als een noodoplossing wordt aanvaard en niet als een verhindering wordt gezien om tot het Heilig Avondmaal toe te treden. 
Bij de fusie van de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch Lutherse Kerken waren er binnen de Her-vormde Kerk ook een aantal gemeenten uit de kring van de Gereformeerde Bond waarvoor dat gold. Dat aantal is helaas alleen maar gegroeid. Onlangs gaf een predikant die echt niet tot de linker­vleugel van de Gereformeerde Bond wordt gere-kend, aan dat hij op het standpunt staat dat een homoseksuele relatie als noodoplossing aanvaardbaar is.
Binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken ligt de meerder-heid van de gemeenten op die lijn. Bij de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt geldt het ook van een aantal ge­meenten. Bij de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn er naar ik meen zo’n 20 tot 30 ge­meen­ten die op deze lijn zitten. 
De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben een aantal jaren geleden een rapport uitgebracht waarin enerzijds (terecht!) aandacht wordt gevraagd voor gemeenteleden met homo-seksuele gevoelens, maar anderzijds heel nadrukkelijk wordt vastgehouden aan het bijbel­se gegeven dat homoseksueel gedrag en ook een homoseksuele relatie zondig is.
Het overgrote deel van de synode stemde voor dit rapport. Tege-ijkertijd blijft er in de Christelijke Gerefor­meerde Kerken plaats voor ge­meenten met een afwijkende praktijk. Meer­dere prominente christelijke gereformeerde leiders die zelf het synoderapport bij­vallen, geven aan de andere kant wel aan dat de kwestie van homoseksuele relaties geen breekpunt kan en mag zijn in de weg naar kerkelijke eenwording met de Gerefor-meerde Kerken Vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Het zou geen confessionele kwestie zijn, terwijl het in werkelijkheid niet alleen de gereformeerde ethiek, maar zelfs de klassiek christelijke ethiek raakt.
Aan mijn catechisanten heb ik wel gemerkt dat refojongeren die in een klas uitdragen dat homoseksuele relaties zondig zijn, niet op algemene bijval kunnen rekenen. Een aantal jaren geleden volgde ik via uitzending gemist een uitzending Uit de kast van de KRO  (erop gewe­zen door een kennis) waarin een oudgereformeerde jongen van rond de achttien aan zijn broers en zusters van zijn homoseksuele gevoelens vertelde. 
Toen schokte het mij dat veel en veel minder dan de reactie van zijn broers en zussen. Zij keken er niet helemaal van op en hoop-ten dat hij in de toekomst met een vriend gelukkig zou worden.
Zelf maakte ik eens mee dat uit eigen kring de ouders van een jong gezin met een aantal nog kleine kinderen, het gebruik van de HSV als teken van vervlakking zagen. Ik vertelde dat ik daarin niet kon meegaan. Door de verandering in taal is voor meerdere mensen de keuze óf de Bijbel grotendeels ongele-zen laten en zich beperken tot het lezen van bijbelse vertel-lingen en een dagboekje óf een andere vertaling gebruiken. Dan is te midden van de bestaande vertalin­gen de HSV de bes­te keuze. Ik merkte wel dat ik met dit standpunt een heel stuk in hun achting daalde, zo niet helemaal van het voetstuk afviel.
Vervolgens wees ik erop dat er wel belangrijker zaken zijn waarover wij ons echt diep moeten verontrusten en gaf het bovenstaande voorbeeld. Het feit dat ook in de gerefor­meerde gezindte een omslag is in het denken over homoseksualiteit en noemde het voorbeeld dat ik zojuist gaf. 
Wie schetst mijn verbazing en ontsteltenis dat bleek dat – zonder dat het zelfs in eigen familie speelde (dan zie je nogal eens mensen van opvatting verande­ren; gelukkig niet altijd) – deze jonge mensen het standpunt hadden dat homo­seksuele relaties weliswaar zondig zijn, maar als een noodoplossing toch geaccepteerd kunnen worden. 
Dit vanuit de gedachte van Voltaire: ‘Als het er op aan komt, zal het wel loslopen, want vergeven is Gods beroep.’ Ernstig hem ik toen met hen gesproken over de noodzaak van beke-ring in hun denken en hen erop gewezen dat ik niet graag met hun denkwijze voor de rechterstoel van Christus zou komen te staan.
Dat zijn duidelijk bewijzen dat de zienswijze dat een homo-seksuele relatie niet onverenig­baar is met het christelijk geloof, ook in kerkverbanden voorkomt waarvan nog geen enkele gemeen­te praktiserende homoseksuelen tot het Heilig Avond-maal toelaat. Het gevoelen hangt in de lucht, oudere maar meer nog jongere gemeenteleden ademen het dagelijks in. 
Alleen weder­geboorte en een geduri­ge verborgen omgang met God zijn middelen om er niet door besmet te raken. Dat geldt voor oud­gereformeerde jongeren niet minder dan voor jon-geren uit de PKN die op catechisatie en vanaf de kansel horen dat seksualiteit en intimiteit alleen thuis horen in het huwelijk tussen één man en één vrouw.

Passie, ontferming en duidelijkheid
In prediking, pastoraat en getuigenis mag en moet de kerk vol passie en duidelijk zijn. Bewo­gen­heid moet er zijn met hen die worstelen met homoseksuele gevoelens, zoals er ook mee-leven moet zijn met hen die op andere gebieden met zondige gevoelens wor­stelen.
Duidelijk moet blijven dat alleen hij of zij die berouw heeft over zijn zonden en die is gereinigd door Christus’ bloed en daarom tegen zijn zondige aard strijdt, het koninkrijk der hemelen bin-nen­gaat. Dan zijn er homoseksuele gemeenteleden die bij deze dingen wensen te leven en trouw blijven aan de ge-meente waar dit getuigenis klinkt. Daar zijn voorbeelden van te geven.
Helaas gebeurt het ook dat jongeren die op een pastorale wijze door een gemeente zijn opge­vangen, afhaken. Zij willen een relatie aangaan met het argument dat zij niet echt aanvaard worden als gesteld wordt dat dit niet kan. 
Dan gebeurt het dat een jongen of meisje van een behoudende gemeente binnen de PKN overstapt naar een gemeente binnen de PKN waar een homoseksuele relatie geen probleem is. De ander maakt de over­stap van een Hersteld Her­vormde Gemeente naar een Gereformeerd Kerk Vrijge­maakt, een derde wordt van oudgerefor­meerd Nederlands-gereformeerd.
Als een gemeente homoseksuele relaties tolereert, hoe moe-ten we zo’n gemeente dan zien? Het is goed te beseffen dat dit een zaak van totaal andere orde is dan het afwijzen van de kinderdoop of van een visie op de eindtijd die niet spoort met de gereformeerde belijdenis. 
Een gemeente die homoseksuele relaties accepteert en deze stapt maakt, mogen we niet zien  als een deel van de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. Zelfs de resten van deze kerk zijn dan verdwenen.
Een predikant die leert dat homosek­suele relaties geoorloofd zijn, kan ook niet als dienaar van Christus worden gezien. Openlijk presenteert zo’n predikant zich als een misleider van zielen. Terwijl de Bijbel zegt dat zij die bij mannen liggen het koninkrijk Gods niet beërven, stelt zo’n predikant dat dit anders ligt. Hij gelooft niet dat de levende God de God van Abraham, Izak en Jacob is. De God Die is zoals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard.


Prediking, pastoraat en getuigenis met een open Bijbel
De bekendste gelijkenis van de Heere Jezus is ongetwijfeld de gelijkenis van de verloren zoon. Een gelijkenis die de Heere Jezus vertelde naar aanleiding van de kritiek van farizeeërs en Schrift­geleerden dat hij zondaren ontving en met hen at (een teken van acceptatie). Als het samen­gaan van christen-zijn en homoseksualiteit verdedigd wordt, wordt vrijwel altijd de gelij­ke­nis van de verloren zoon ter sprake gebracht. Dat is echter een totaal misplaatst beroep.
In onderscheid met farizeeërs en Schriftgeleerden stelde de Heere Jezus dat geen mens hoe zwaar hij of zij ook heeft gezondigd buiten het bereik is van Gods genade. De bood­schap van verge­ving die hij verkondigde, was echter ook een boodschap van beke­ring. 
De jongste zoon staat model voor hoeren, tollenaren en andere notoire zon­daren. Zoals de jongste zoon niet bij zijn vader wilde blijven, toonden hoeren, tollenaren en andere notoire zondaren in hun gedrag dat zij geen levende band hadden met de God van Abraham, Izak en Jacob. Hij had en heeft een hart voor hoeren, tollenaars en we mogen zeggen ook voor hen die zich overgeven aan homo­seksueel gedrag.
Terwijl farizeeërs en Schriftgeleerden op deze mensen neer-keken, deed Jezus dat niet. Hij vertelde hen dat er ook voor hen vergeving van zonden was en riep hen zo op tot bekering en geloof. In de gelijkenis van de verloren zoon lezen we dan ook niet dat de jongste zoon koos voor de noodop­lossing, maar in het ver gelegen land waarnaar hij was af gereisd te blijven was geen optie meer voor de jongste zoon. Hij keerde terug naar zijn vader en terwijl hij genoegen had geno­men met de plaats van een huurarbeider (die minder zekerheid had dan een slaaf van een goede heer), werd hij weer aangenomen als zoon.
We moeten zonde noemen wat de Bijbel zonde noemt. Zo alleen krijgt genade betekenis en wordt duidelijk wat bekering inhoudt. De centrale van boodschap van het christelijke geloof is dat er door Christus’ bloed voor elke zonde hoe ernstig ook vergeving is en dat wie dat werkelijk gelooft tegelijkertijd een diepe drang heeft naar al Gods geboden te leven. Hij wenst nabij God te zijn. Omdat God de Bron van diepste blijdschap is, heeft hij berouw over zijn zonden en zondige neigingen en gevoelens.

De gelijkenis van de verloren zonen
In de gelijkenis van de verloren komen we twee zonen tegen. De jongste zoon en de oudste. Aan het einde van de gelijkenis is deze jongste zoon geen verloren zoon meer, maar een behouden zoon. Dan komt naar voren dat de oudste zoon niet minder dan de jongste een verloren zoon is.
De oudste zoon staat model voor de farizeeërs en Schrift-geleerden. Aan het einde van de gelijkenis is de jongste zoon binnen, terwijl de oudste niet in de vreugde van de vergeving van zonden geschon­ken aan zijn jongste broer wil delen. Ter-wijl de jongste zoon door genade een behouden zoon is, komt nu naar voren dat zijn oudste broer nog altijd een verloren zoon is, maar dat niet inziet.
Dat is een vraag voor ons allemaal, hoe onbesproken ons gedrag ook is. Weten wij dat  genade en vergeving voor ieder mens nodig is? Weten we dat ieder mens van huis uit onder Gods toorn ligt? Weten we dat er niemand is die geen bekering nodig heeft? 
Als we dat niet leren, zullen zij die hoeren waren, overspelers en overspeelsters waren, zij die zich overgaven aan homo-seksueel gedrag en een homoseksuele relatie hadden enz. ons voorgaan in Gods koninkrijk. Dan moeten we altijd wel eerlijk vermelden dat dit dan zonden zijn waarmee is gebroken en waarover men berouw heeft.
Als zij die homoseksueel gericht zijn deze woorden lezen, hoop ik dat zij die ter harte nemen en mogen weten dat er genade en barmhartigheid is voor iedereen die zijn zonde belijdt en nalaat en ziende op Christus strijdt tegen zondige neigingen. 
Laten wij allen vragen om de inwoning van Gods Geest, opdat we in staat zijn ook publiek in wijsheid, maar ook duidelijk te belijden dat er geen behoud is buiten Jezus Christus en dat wie in Christus is, weet dat alle onkuisheid door God veroor-deeld wordt en dat wij daarom, terwijl we van harte een vijand van onkuisheid zijn, kuis en ingetogen leven zowel in den heiligen huwelijken staat als daarbuiten. (vgl. Heidel­bergse Cate-chismus zondag 41)